2018
Toen antimormoonse publicaties mijn geloof aan het wankelen brachten
September 2018


Uitsluitend digitaal

Toen antimormoonse publicaties mijn geloof aan het wankelen brachten

Ik probeerde mijn twijfels uit mijn hoofd te zetten. Toen dat niet lukte, bekroop mij een sterk gevoel van onbehagen. Kon ik wel op zending als ik vraagtekens bij het evangelie plaatste?

jonge vrouw leest in de Schriften

Een paar maanden voordat ik op zending zou gaan, kreeg ik een paar antimormoonse artikelen onder ogen. In die artikelen stonden ongegronde interpretaties van de kerkgeschiedenis en het leven van Joseph Smith. Ik probeerde mijn twijfels uit mijn hoofd te zetten. Toen dat niet lukte, bekroop mij een sterk gevoel van onbehagen. Er bleven vragen door mijn hoofd spelen. Kon ik wel op zending als ik vraagtekens bij het evangelie plaatste? Was het beter als ik ervan af zag? Ik bad vurig tot de Heer om meer geloof en een antwoord op mijn vragen. Maar ik kreeg niet meteen antwoord.

Op een gegeven moment kwam het verhaal van Joseph Smith die het Aäronisch priesterschap ontving in mijn gedachte, een verhaal dat mij altijd had gefascineerd. Toen Joseph het Boek van Mormon aan het vertalen was, las hij in de kroniek over de doop. Hij wilde meer over het onderwerp weten. Vandaar dat hij met Oliver Cowdery, zijn schrijver, het bos inging om te bidden en onze Vader in de hemel naar de doop te vragen. Onze Vader in de hemel beantwoordde hun gebed door de hemelse boodschapper, Johannes de Doper, te sturen. Hij verleende hun het Aäronisch priesterschap, zodat ze het gezag hadden om elkaar en anderen te dopen.

Dit verhaal leert ons een belangrijk beginsel, een beginsel dat je vaak in de Schriften en de kerkgeschiedenis zult tegenkomen: de Schriften lezen en overdenken kan tot meer openbaring en hernieuwd geloof leiden. De Schriften versterken ons getuigenis. De evangeliebeginselen die voor ons van belang zijn, komen vaak ‘regel op regel’ (2 Nephi 28:30) tot ons, als we er klaar voor zijn.

Het drong tot mij door dat ik mijn antwoord in de Schriften zou vinden, en dat dat mijn geloof zou hernieuwen. Ik begon in het Boek van Mormon te lezen, op zoek naar teksten die mij tot de openbaring konden leiden die ik zo hard nodig had. En toen las ik een vers in 1 Nephi, waarin Nephi reageert op een vraag van een engel. Hij zegt: ‘Ik weet dat Hij [God] zijn kinderen liefheeft; toch ken ik niet de betekenis van alle dingen’ (1 Nephi 11:17).

Toen ik dat vers las, besefte ik dat ik niet ‘de betekenis van alle dingen’ hoefde te weten. En tevens dat niet al mijn vragen in dit leven zouden worden beantwoord. Net als Nephi zich vasthield aan zijn getuigenis toen hij geconfronteerd werd met een abstract begrip dat hij niet begreep, kon ik ook vertrouwen op wat ik wel wist, en in geloof verdergaan.

Sindsdien zijn de woorden van president Henry B. Eyring, tweede raadgever in het Eerste Presidium een richtsnoer voor me: ‘We vinden alle antwoorden in de Schriften’ (‘Een bespreking van schriftstudie’, Liahona, juli 2005, 24). Ik vertrouw altijd op die waarheid als ik iets niet begrijp. Net zoals de Schriften voor Joseph en Oliver als springplank dienden om de eerste verordening in de herstelde kerk te kunnen ontvangen, leiden ze mij voortdurend op het pad naar meer openbaring en licht.