Zendeling die bij aanslag op vliegveld Zaventem zwaar gewond raakte, bezoekt drie jaar later zijn redders
Richard Norby hoorde op 22 maart 2016 bij de honderden gewonden na de terroristische aanslagen op het vliegveld Zaventem nabij Brussel. Afgelopen juni bracht hij samen met zijn vrouw een bezoek aan het ziekenhuis in Vilvoorde waar hij na de aanslag werd verpleegd. Dit maakte heel wat emoties los en bracht herinneringen naar boven, niet alleen voor hem maar ook voor verpleegkundigen en artsen.
‘Hij was maar 24 uur bij ons maar dat heeft diepe indruk gemaakt’, vertellen de verpleegkundigen van de afdeling Intensieve Zorgen. ‘Hij was vooral zwaargewond aan de benen en had tweede- en derdegraadsbrandwonden. Het is fantastisch dat we hem nu in deze staat kunnen terugzien. Het is een wonder dat hij hier staat en gewoon rondwandelt, zelfs zonder stok.
‘Het idee om terug te keren als ik voldoende hersteld was, groeide al snel vanuit mijn kinderen’, vertelt hij. ‘Drie jaar later was een mooie aanleiding. Ik herinner me niemand van de dokters of verpleegkundigen, enkel van wat mijn kinderen me over hen hebben verteld. Het is dan ook enorm emotioneel om hier vandaag met hen te praten. Ik ken hen niet maar het lijkt wel of we een onzichtbare band hebben. Het is een mooie reünie geworden en ook de afsluiting van een immens zware periode.’
Een van de verpleegkundigen van de OK-afdeling was praktisch de hele dag met hem bezig geweest. ‘Toen hij even bij bewustzijn was, heb ik hem heel even gesproken en daaruit bleek dat hij veel pijn had. Via zijn portefeuille hebben we kunnen nagaan wie zijn vrouw was. Pas na 10 uur hebben we hen kunnen herenigen.’
Hij kan zich best nog veel van die dag herinneren. ‘Nadat de eerste bom was afgegaan, probeerde ik ondanks de opgelopen verwondingen net als zoveel mensen nog naar de uitgang te lopen. Negen seconden later ging de tweede bom af en ik viel op mijn gezicht. Mijn been voelde meteen aan alsof het gebroken was. Er zaten meer dan duizend stukken metaal en plastic in mijn lichaam, wat voor 70% was verbrand. Ik herinner me nog dat ze mijn kleren hebben opengesneden in het ziekenhuis. Daarna ben ik in coma gegaan.’
Vandaag heeft broeder Norby naar eigen zeggen nog maar relatief weinig last van de aanslag. ‘Het gaat emotioneel en fysiek veel beter met mij. Ik denk er niet aan en droom er niet meer van. Ik heb fysiek wat beperkingen, zoals iedereen. Trappen zijn nog een uitdaging, maar ravotten met mijn kleinkinderen lukt wel, net als fietsen. Daar ben ik alle dagen dankbaar voor. Ik geniet nog steeds van alles waar ik vroeger van kon genieten, maar op een iets trager ritme.’
Haat, bitterheid of wraak is hem ondanks al wat hem is aangedaan vreemd. ‘Die gevoelens heb ik niet. Ik heb beslist om door te gaan met mijn leven.’ En de rechtszaak? ‘We zullen er zijn maar het is niet dat we er speciaal naar uitkijken. Het gerechtelijk apparaat zal zijn werk doen.’ Ook vergiffenis naar de daders toe is geen taboe voor broeder Norby. ‘Er moet ruimte zijn voor vergiffenis, anders ben je pas echt slachtoffer.’