Gezag, verordeningen en voorbereiding
De verordeningen van heil en verhoging zijn fundamenteel in Gods plan voor, en de voorbereiding van, zijn kinderen.
De Schriften bevatten veel verwijzingen naar de wederkomst, een gebeurtenis waar de rechtvaardigen reikhalzend naar uitkijken, en die door de goddelozen wordt gevreesd of ontkend. ‘Laat de roep uitgaan onder alle mensen’, waarschuwde de Heer aan het begin van de herstelling. ‘Zie, ja, zie, de Bruidegom komt. […] Bereid u voor op de grote dag van de Heer’ (Leer en Verbonden 133:10; zie ook 34:6).
Voorbereiding om God te ontmoeten
Wij leven in de tijd waarvan is geprofeteerd dat ‘vrede van de aarde zal worden weggenomen’ (Leer en Verbonden 1:35), wanneer ‘alle dingen in beroering [zullen] zijn; en het hart van de mensen het [zal] begeven’ (Leer en Verbonden 88:91). Vanuit alle richtingen komen er problemen op ons af, maar met geloof in God vertrouwen we op de zegeningen die Hij heeft beloofd aan wie zijn geboden gehoorzamen en zich voorbereiden.
Als onderdeel van onze voorbereiding om Hem te ontmoeten, heeft de Heer geboden: ‘Sta op heilige plaatsen en word niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag van de Heer komt; want zie, die komt spoedig’ (Leer en Verbonden 87:8). Wat zijn die ‘heilige plaatsen’? Hiertoe behoort zeker de tempel, bezocht door mensen die hun verbonden getrouw nakomen. Hiertoe behoren ook zeker de plaatsen waar getrouwe zendelingen en anderen dienen, nadat ze door priesterschapsgezag zijn geroepen. Wanneer wij op heilige plaatsen staan, zijn we onderworpen aan priesterschapsgezag en oefenen we het uit, en we streven naar de verordeningen die nodig zijn voor verhoging en eeuwig leven.
Priesterschapsgezag in de herstelde kerk
Dertig jaar geleden had ik een ervaring die laat zien hoe priesterschapsgezag in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen verschilt van andere soorten gezag. De vrouw van een vooraanstaande protestantse dominee kwam naar mijn kantoor. Haar man en zij hadden de Heer jarenlang ijverig gediend in een christelijke gemeenschap. Nu wilde ze graag lid worden van de herstelde kerk, maar ze twijfelde nog ergens over.
Ze kwam mij vragen waarom ze gedoopt moest worden, terwijl ze al als christen gedoopt was door haar man, die veel mensen in zijn kerkgemeente had gedoopt. Ze vroeg: ‘Wilt u zeggen dat mijn man geen enkel gezag had om al die mensen te dopen?’
De Geest schoot mij te hulp, zoals we bidden in dergelijke situaties.
‘Nee, uw man had zeker gezag om te dopen’, antwoordde ik. ‘Hij had al het gezag dat zijn kerk, zijn gemeente en de wetten van het land hem konden geven. Hij gebruikte dat gezag om te dopen, huwelijken te voltrekken, mensen in te huren om zijn kerkgebouw te onderhouden, en mensen aan te wijzen om deel te nemen aan de erediensten. We betwisten dat gezag niet, maar er is een ander soort gezag: de macht die God overdraagt aan stervelingen.’
Ik legde haar uit dat de doop nodig is voor personen die zich bekeren tot de herstelde kerk van Jezus Christus, vanwege de noodzaak van doop door het goddelijk gezag dat Jezus aan Petrus en de andere apostelen gaf. Met dat gezag, vertelde Hij ze, zou wat ze bonden op de aarde, in de hemel gebonden zijn (zie Mattheüs 16:19; 18:18). Met andere woorden, het zou geldig en van kracht zijn voorbij de sluier van de dood om aan de voorwaarden van de hemel te voldoen. Ik getuigde tot haar dat dit gezag is hersteld, en dat het nu alleen te vinden is in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Enige tijd later werden deze vrouw en haar man allebei gedoopt. Ze zijn al vele jaren getrouwe leden.
Het belang van gezag wordt aangetoond in talloze passages in de Schriften over de aardse bediening van de Heiland. We lezen dat de mensen die Hij onderwees ‘versteld stond[en] van Zijn onderricht, want Hij onderwees hen als gezaghebbende en niet zoals de schriftgeleerden’ (Mattheüs 7:28–29; zie ook Markus 1:22; Lukas 4:32). In de synagoge waren ze ‘verbaasd’ dat ‘Hij ook de onreine geesten met gezag bevel geeft en zij Hem gehoorzaam zijn’ (Markus 1:27; zie ook Lukas 4:36). Jezus zei tegen de twistende Schriftgeleerden ‘dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde zonden te vergeven’ (Markus 2:10; zie ook Lukas 5:24).
Later vroegen de overpriesters en de oudsten Hem met welke bevoegdheid Hij deze dingen deed (zie Mattheüs 21:23–27; Markus 11:27–33). Zij voldeden niet aan zijn voorwaarden om een antwoord te geven. Maar uit wat Hij later zei en deed, bleek zijn antwoord. Toen Hij zijn apostelen riep, werden zij door Hem ‘uitverkoren’ (Johannes 15:16). Hij ‘stelde [hen] aan […] om hen uit te zenden om te prediken, en macht te hebben om de ziekten te genezen en de demonen uit te drijven’ (Markus 3:14–15; zie ook Mattheüs 10:1; Lukas 9:1;; Handelingen 8:18–19). Toen hij de Zeventig riep, gaf Hij hen ‘macht’ (Lukas 10:19).
De Heiland had goddelijke macht en gezag, en Hij liet anderen erin delen. Zoals Johannes de Doper zei, heeft de Vader ‘alle dingen in Zijn hand gegeven’ (Johannes 3:35).
De rol van verordeningen
De bekendste voorbeelden van de uitoefening van priesterschapsgezag betreffen verordeningen. Verordeningen en het priesterschap zijn onafscheidelijk. Een verordening is een heilige handeling met eeuwige betekenis, die met priesterschapsgezag wordt verricht. Het gaat samen met het sluiten van verbonden en de belofte van zegeningen. Verordeningen in de herstelde kerk van Jezus Christus zijn de doop, deelname aan het avondmaal (de vaakst voorkomende verordening in de kerk), en de tempelverordeningen, waaronder het huwelijk voor tijd en alle eeuwigheid, en de gave die we de begiftiging noemen, die bestaat uit kennis, verbonden en beloofde zegeningen.
De vereiste van verordeningen is door God gegeven en heeft eeuwige gevolgen. ‘Er is een wet vóór de grondlegging van deze wereld onherroepelijk in de hemel afgekondigd, waarop alle zegeningen zijn gegrond’ (Leer en Verbonden 130:20). En ‘allen die uit [de] hand [van de Heer] een zegen willen verkrijgen, moeten zich houden aan de wet die voor die zegen werd gesteld, en aan de voorwaarden ervan, zoals die vóór de grondlegging van de wereld werden vastgesteld’ (Leer en Verbonden 132:5).
De verordeningen van heil en verhoging zijn fundamenteel in Gods grote plan voor zijn kinderen. Jezus onderwees dat zaligmaking in het koninkrijk van God komt door ‘geboren word[en] uit water en Geest’ (Johannes 3:5). Verhoging (eeuwig leven, ‘de soort en kwaliteit van leven van onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon’1) komt door de hogere verbonden en verordeningen van de tempel (zie Leer en Verbonden 14:7; 84:38; 88:107; 132:16–17, 20–21). Onze profeet, president Russell M. Nelson, heeft gezegd: ‘Dit leven is de tijd om ons voor te bereiden op zaligheid en verhoging. In Gods eeuwige plan is heil een individuele aangelegenheid, terwijl verhoging een familieaangelegenheid is.’2
Voorbereiding om de Heer te ontmoeten
Hij keert terug om te regeren en heersen, Mary Sauer
In hedendaagse openbaring wordt ons verteld dat wie de Heer vreest, ‘uitziet naar de komende grote dag van de Heer, ja, naar de tekenen van de komst van de Zoon des Mensen’ (Leer en Verbonden 45:39). Vlak voor het einde van zijn aardse bediening sprak Jezus over zijn wederkomst. Hij omschreef de beproevingen die eerst zouden komen en het belang van ‘bereid’ zijn, ondanks die beproevingen (Mattheüs 24:44). Toen zei Hij: ‘Zalig die slaaf die door zijn heer bij zijn komst zo handelend aangetroffen zal worden’ (Mattheüs 24:46; zie ook Lukas 12:37, 43).
President Nelson heeft onderwezen: ‘We werken nog naar het hoogtepunt van deze laatste bedeling toe – wanneer de wederkomst van de Heiland werkelijkheid wordt.’3 Tekenen van de wederkomst zijn overal om ons heen en lijken in aantal en intensiteit toe te nemen. We horen over aardbevingen, hongersnoden, tyfoons, overstromingen, epidemieën en gewapende strijd over de hele wereld, of maken deze zelf mee. Maar niet alle tekenen zijn gevaarlijk. Een positief teken des tijds is de geprofeteerde vergadering van Israël, waarvan president Nelson heeft verkondigd dat dit ‘het belangrijkste wat er nu op aarde gebeurt’ is.4
Terwijl deze vergadering vordert, vestigen wij ringen als ‘een bescherming […] en een toevlucht voor de storm en voor de verbolgenheid, wanneer die onversneden wordt uitgestort op de gehele aarde’ (Leer en Verbonden 115:6). We versnellen ook de bouw van tempels, waar de getrouwen in hun eigen land kunnen vergaderen om de verbonden te sluiten waardoor ze voor het eeuwig leven in aanmerking komen (zie Leer en Verbonden 84:19–22; 131:1–3).
In het Boek van Mormon lezen we: ‘Dit leven is de tijd voor de mens om zich erop voor te bereiden God te ontmoeten’ (Alma 34:32). Zijn we ons aan het voorbereiden?
Stel dat morgen de dag van zijn wederkomst is. Als we wisten dat we de Heer morgen zouden ontmoeten – door onze dood of door zijn wederkomst – wat zouden we dan vandaag doen? Welke bekentenissen zouden we doen? Met welke gewoonten zouden we ophouden? Wie zouden we vergiffenis schenken? Welke verordeningen zouden we nastreven? Wat zouden we nog meer doen om onze verbonden na te komen? Als we die dingen dan zouden doen, waarom dan niet nu? Als onze lampen van voorbereiding leeg zijn, laten we dan onmiddellijk beginnen ze te vullen.