Blijmoedig geven
Velen van ons betalen een volledige tiende en een vastengave. Wij besteden ook vele uren aan dienstbetoon en bediening. En dat doen wij al jaren! Velen hebben jaren van hun leven gewijd aan voltijds dienen van de Heer. Velen van ons hebben meer dan één roeping. Velen hebben dezelfde roeping meer dan eens vervuld. U geeft van uw tijd, geld en liefde. Dit wordt opgemerkt en gewaardeerd. Het doet er echt toe. U verspreidt de liefde van Jezus Christus en u verspreidt zijn evangelie.
Ik zie de prachtige dingen die u geeft en dat geldt ook voor Jezus Christus. Maar Hij ziet nog meer: uw hart. Paulus leerde de Korinthiërs belangrijke lessen over geven: ‘En dit zeg ik: Wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie zegenrijk zaait, zal ook zegenrijk oogsten. Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.’ Onze houding kan van het geven een geweldige, levensveranderende ervaring voor ons (en voor de ontvanger) maken. Maar onze houding kan van het geven ook een frustrerende ervaring maken die zelfs wrok kan oproepen.
Gulle vastengave in tijden van crisis
Ik wil graag een verhaal delen uit de Liahona (juli 2016) van twee blijmoedige gevers: Felipe en Petra Chou. Het is wat lang, maar ik denk dat het de moeite waard is: ‘Veel gezinnen over de hele wereld hebben financiële problemen, vooral tijdens een economische crisis. Enkele jaren geleden ondervonden we in onze wijk de gevolgen van zo’n crisis. Verscheidene gezinnen hadden hulp nodig. Aan het begin van dat jaar deed onze bisschop namens onze ringpresident de oproep om een gulle vastengave te schenken voor hulp aan behoeftigen. Onze leiders vroegen ons om onze eigen situatie te bekijken en te overwegen of we in staat waren om een gullere vastengave te geven, maar zeiden niet hoeveel we moesten geven. De Geest herinnerde ons echter aan de raad die president Marion G. Romney (1897–1988), eerste raadgever in het Eerste Presidium, jaren geleden gegeven heeft. Hij zei toen: “Ik ben ervan overtuigd dat het onmogelijk is om aan de kerk en de opbouw van Gods koninkrijk bij te dragen en daardoor armer te worden. […] Iemand kan de Heer geen korst geven zonder zelf een brood terug te krijgen. Althans, dat is mijn ervaring. Als de leden van de kerk hun vastengave verdubbelden, zou de geestelijke instelling in de kerk twee keer zo groot zijn. We moeten dat in gedachten houden en gul in onze bijdragen zijn.” We wisten dat het voor ons gezin een offer zou zijn om een gullere vastengave te betalen, maar we overwogen de raad en belofte van president Romney zorgvuldig. We waren als gezin rijkelijk gezegend en hadden een groot verlangen om een gullere vastengave te geven. We wilden bovendien als gezin de neiging tot zelfzucht overwinnen. Aangezien de samenleving zo gericht is op het vergaren van materiële zaken en het bevredigen van verlangens, maakten we ons zorgen dat onze kinderen zelfzuchtig zouden worden. Maar we putten hoop uit de woorden van president Spencer W. Kimball (1895–1985): “Als we de wet van vasten naleven, vinden we een bron van kracht om genotzucht en zelfzucht te overwinnen.”
‘We hadden nog geen drie maanden een gullere vastengave betaald toen we al veel zegeningen begonnen te zien. We waren in staat om minder aan boodschappen uit te geven en we leken langer met een volle benzinetank te doen. Onze kinderen vroegen om minder, en zelfzucht was bijna volledig uit ons gezin verdwenen. Toen we bijvoorbeeld aan de plaatselijke voedselinzameling deelnamen, spoorden onze kinderen ons aan om meer te geven. Bij de jaarlijkse inventarisatie van onze voedselvoorraad ontdekten we dat we eigenlijk genoeg voedsel voor twee jaar hadden. […] De macht van de Heer waarmee Hij vijf broden en twee vissen vermenigvuldigde om een menigte van vijfduizend mannen, de vrouwen en kinderen niet meegeteld, te eten te geven, waarbij er nog twaalf manden overschot was (zie Mattheüs 14:16–21), is dezelfde macht die de pot van de weduwe in Zarfath vulde en onze voedselvoorraad vermenigvuldigde. Onze grootste zegening was echter niet het vermenigvuldigde voedsel, maar de afname van zelfzucht en de toename van geestelijkheid in ons gezin. We getuigen dat als we een gulle bijdrage aan het vastengavenfonds van de kerk leveren, ook als we beperkte middelen hebben, de Heer onze inspanningen kracht zal bijzetten en ons boven ons begrip zal zegenen.’
Christus was het voorbeeld van blijmoedig geven
Zoals in alles heeft Jezus Christus het perfecte voorbeeld gegeven. Hij heeft het ons blijmoedig gegeven. Toen zijn discipelen tegen de ouders en kleine kinderen zeiden dat ze hun meester niet moesten lastigvallen, was Hij blij hen te genezen en zegenen. Toen zijn neef en vriend Johannes de Doper werd vermoord, ging hij weg van de menigte. Maar zelfs toen een grote menigte Hem volgde, voedde Hij hen nog steeds graag door het brood en de vis te vermenigvuldigen. Vanaf het kruis vroeg Hij de Vader om zijn beulen te vergeven en dacht Hij aan zijn lieve moeder. De grote menigte in het land Overvloed begon te huilen toen Hij zei dat Hij slechts voor één nacht zou vertrekken en de volgende dag zou terugkomen. Hij bleef blijmoedig langer omdat Hij medelijden met hen had. Hij heeft beloofd dat Hij ons nooit zal verlaten of vergeten. Tot slot wil ik ingaan op de leugens die de tegenstander ons vertelt over geven. Hij zal u vertellen dat u niet genoeg meer hebt om te geven. Hij zal u vertellen dat u al genoeg hebt gedaan. Hij zal u vertellen dat meer geven geen verschil zal maken. Laten we die leugens niet geloven. Ouderling Ardern sprak de waarheid tijdens onze meest recente algemene conferentie. Hij sprak over zijn recente humanitaire bezoek aan Oeganda: ‘Ik wou dat u op die hete en stoffige dag hun gebeden van lof en dankbaarheid tot God had kunnen horen. Ze zouden willen dat ik in hun moedertaal, Karamojong, tegen u zei: “Alakara.” Dank u. […] Ondanks al onze inspanningen zullen u en ik niet iedereen genezen, maar iedereen kan wel iets goeds doen voor iemand. Het was maar één kleine jongen die de vijf broden en twee vissen gaf waarmee vijfduizend mensen werden gevoed. We vragen ons over onze offergave misschien hetzelfde af als de discipel Andreas over de broden en vissen: “Wat betekenen die voor zovelen?” (Johannes 6:9.) Ik kan u verzekeren dat het volstaat om te geven of doen wat u kunt, zodat Christus uw inspanning kan vergroten.’
Voor sommigen kan blijmoedig geven een uitdaging zijn. Uit ervaring weet ik dat dit iets is waar we beter in kunnen worden. Terwijl we zelfs geven zonder de meeste vrolijkheid in ons hart, heb ik gezien dat God nog steeds onze gebeden voor meer naastenliefde zal beantwoorden. Hij wil dat wij zoals Hij worden. Ieder van ons kan blijmoedig geven. Laten we bidden om ogen die kunnen zien zoals Hij ziet. Laten we bidden dat de liefde en blijmoedigheid van Jezus Christus ons hart mogen vervullen.