Liahona
Goddelijke kastijding: bewijs dat God ons liefheeft
September 2024


Digitaal thema-artikel

Goddelijke kastijding: bewijs dat God ons liefheeft

Het hoeft ons niet te verbazen dat onze liefdevolle Vader ons uitnodigt om vooruitgang te maken door ons momenten van goddelijke discipline te laten meemaken.

een vader leest met zijn zoon

Wij hebben zes onstuimige jongens. De afgelopen 17 jaar hebben we gezien dat de Geest vaak onze eigen ervaringen als ouders gebruikt om ons te leren hoe onze hemelse Vader met zijn kinderen omgaat.

Enkele jaren geleden hoorde Jessica onze jongens boven spelen. Toen ze haar oren spitste, hoorde ze duidelijk dat er iemand op de muur aan het krabbelen was.

Ze riep: ‘Jongens, is er iemand op de muur aan het kleuren?’

Drie seconden later riep de dader terug: ‘Nee hoor.’ Ze vroeg hem om het schrijfgerei naar beneden te brengen.

‘Oké, mama’, zei hij, terwijl hij naar haar toe huppelde en haar gewillig, zelfs blij, een potlood gaf.

Hij hield zijn andere hand, waarmee hij een stift vasthield, achter zijn rug, hoewel Jess die makkelijk kon zien.

Ze ging naast ons zoontje zitten, luisterde naar hem, wees hem terecht en probeerde hem te helpen, waarna ze deze duidelijke ingeving kreeg:

‘Waarom probeer ik soms mijn zonden en tekortkomingen voor mijn alwetende, liefhebbende hemelse Vader te verbergen?’

Drie doeleinden van goddelijke kastijding

In het ouderschap is er een fundamenteel verschil tussen straf en discipline. President James E. Faust (1920–2007) heeft gezegd: ‘De woorden discipel en discipline komen beide van hetzelfde Latijnse woord: discipulus.’ In ons streven om toegewijdere discipelen van Jezus Christus te worden, hoeft het ons niet te verbazen dat onze liefdevolle Vader ons uitnodigt om op het pad van discipelschap voorwaarts te gaan door ons die momenten van goddelijke discipline te laten meemaken.

Ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Goddelijke kastijding heeft ten minste drie doelen: (1) ons ertoe te brengen ons te bekeren; (2) ons te zuiveren en heiligen; en (3) soms ook om onze levenskoers aan te passen naar wat God weet dat een beter pad is.’

De Heer gebood Samuel de Lamaniet circa 6 v.C. om tot de Nephieten te prediken. In zijn prediking zette hij de drie doeleinden van goddelijke kastijding die ouderling Christofferson noemde meesterlijk uiteen. Misschien nog belangrijker was dat Samuel de Nephieten, die het moeilijk hadden, probeerde te leren dat hun kastijding niet betekende dat God niet om hen gaf. Integendeel, Hij kastijdde hen juist omdat Hij van hen hield.

Samuel verduidelijkte dit als volgt: ‘Hij heeft het volk van Nephi liefgehad, en Hij heeft hen ook gekastijd; ja, in de dagen van hun ongerechtigheden heeft Hij hen gekastijd omdat Hij hen liefheeft’ (Helaman 15:3). Want zoals de Heer heeft gezegd: ‘Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik’ (Openbaring 3:19).

Ons ertoe brengen ons te bekeren

Het eerste doel van goddelijke kastijding dat ouderling Christofferson noemde, is ons ertoe brengen ons te bekeren. In zijn openingszin maakte Samuel duidelijk dat niets de goddeloze Nephieten kon redden ‘behalve bekering en geloof in de Heer Jezus Christus’ (Helaman 13:6). Die boodschap van bekering was volgens hem de reden waarom hij naar hen werd gestuurd: ‘Opdat u blijde tijdingen zult hebben’ (Helaman 13:7).

Let op het verband dat Samuel legt tussen bekering en blijde tijdingen. Ouderling Neil L. Andersen heeft gezegd: ‘De uitnodiging tot bekering [is] een liefdevolle oproep tot een ommekeer om zich weer tot God te wenden [zie Helaman 7:17]. Een liefdevolle Vader en zijn eniggeboren Zoon wenken ons om meer te zijn dan we zijn, op een hoger plan te leven, te veranderen en de vreugde van het onderhouden van de geboden te ervaren.’

Samuel verklaarde consequent het doel van zijn prediking: ‘Met die bedoeling ben ik op de muur van deze stad geklommen, […] dat u de voorwaarden van bekering zult kennen’ (Helaman 14:11). Hij profeteerde over Christus ‘zodat u in zijn naam zult geloven. En indien u in zijn naam gelooft, zult u zich bekeren van al uw zonden’ (Helaman 14:12–13).

Samuels boodschap is duidelijk: bekeer u en keer terug tot de Heer, uw God (zie Helaman 13:11).

Ons zuiveren en heiligen

Een belangrijk doel van bekering is ons hart te zuiveren en te veranderen. In zijn uitnodiging tot bekering concentreert Samuel zich op de toestand van het hart van het volk. Hij spreekt over ‘de verstoktheid van het hart van het volk van de Nephieten’ (Helaman 13:8). Hij waarschuwt ze hun hart niet op hun rijkdommen te zetten (zie vers 20). Hij zegt dat hun hart niet naar de Heer uitgaat (zie vers 22) en dat ze naar de hoogmoed van hun eigen hart wandelen (zie vers 27).

Goddelijke kastijding laat ons inzien dat ons hart aan het afdwalen is en brengt door geloof en bekering teweeg wat Samuel ‘een verandering van hart’ noemt (Helaman 15:7). Die verandering maakt ons volgens Samuel ‘onwrikbaar en standvastig in het geloof’ (vers 8) en verbindt ons afdwalende hart met de Heiland Jezus Christus.

Onze levenskoers aanpassen

Ouderling Neal A. Maxwell heeft die momenten van kastijding ‘goddelijke ontevredenheid’ genoemd. Zuster Michelle D. Craig heeft dit als volgt uitgelegd: ‘Goddelijke ontevredenheid ontstaat als we “wat we zijn, vergelijken met wat we kunnen worden”. Ieder van ons beseft, als we eerlijk zijn, dat er een kloof is tussen waar en wie we zijn, en waar en wie we willen worden. We snakken ernaar om meer aan te kunnen. […] Die gevoelens worden door God ingegeven en dringen aan tot handelen.’

Samuel sprak over dit derde en laatste doel van goddelijke kastijding en nodigde de Nephieten met aandrang uit om hun keuzevrijheid te gebruiken en ervoor te kiezen ‘het pad van hun plicht’ te volgen (Helaman 15:5) of, zoals ouderling Christofferson het uitdrukte: ‘wat God weet dat een beter pad is’.

‘U bent vrij’, zei Samuel. ‘Het wordt u toegestaan zelfstandig te handelen; want zie, God heeft u kennis gegeven en u vrijgemaakt’ (Helaman 14:30). Hij liet ze inzien dat ze weliswaar vrij zijn om te handelen, maar niet om de gevolgen van hun daden te kiezen. Hij waarschuwde: ‘U hebt alle dagen van uw leven gezocht naar hetgeen u niet kon verkrijgen; en u hebt het geluk gezocht in het bedrijven van ongerechtigheid, wat in strijd is met de aard van die gerechtigheid’ (Helaman 13:38).

Het goede leven – het overvloedige leven, het gelukkige leven – is te vinden in wat Samuel ‘behoedzaam voor het aangezicht van God’ wandelen noemt, ‘nauwgezet zijn geboden en zijn inzettingen en zijn gerichten’ onderhouden en ‘met onvermoeide ijver [ernaar] streven’ anderen te helpen dat ook te doen (Helaman 15:5–6).

Worden wie de Heer wil dat we worden

John Newton was 6 jaar toen zijn moeder overleed. Ze had hem in het geloof opgevoed door samen met hem in de Schriften te lezen en eruit te onderwijzen. Toen hij 11 jaar was, nam zijn vader, een zeeman, hem mee op zee. Omringd door gevloek, godslastering en losbandigheid duurde het niet lang voordat John van zijn geloof afdwaalde. Hij zei daarover: ‘Ik heb arrogant gezondigd en heb mijn uiterste best gedaan om anderen te verleiden.’

Op een van die reizen stak er plotseling een storm op. Zijn bemanning begon God aan te roepen om hen te redden. Eerst bespotte hij hen en schold hen uit, maar toen duidelijk werd dat hun laatste uur geslagen had, riep John de God aan over wie zijn moeder hem had geleerd.

Hij bad zoiets als: ‘God, als U er bent, red ons dan alstublieft. En als U dat doet, zal ik U de rest van mijn leven dienen.’ De storm ging liggen, de golven bedaarden en ze overleefden het. John hield zich aan zijn woord en diende de Heer de rest van zijn leven. Hij werd predikant en schreef gedichten als onderdeel van zijn bediening. Veel van die gedichten liggen aan de basis van lofzangen, zoals het beroemde lied ‘Amazing Grace’:

Geweldige genade! (Hoe zoet is het geluid!)

Die een zondaar als ik heeft gered.

Eens was ik verloren, maar nu ben ik terecht.

Ik was blind, maar nu zie ik pas echt.

Deze lofzang is het verhaal van John Newton, maar het is ook ons verhaal, en het is waarschijnlijk ook jouw verhaal. Onze alwetende Heer ziet ieder van ons, op onze eigen manier en op onze eigen moeilijke momenten, en grijpt precies op het juiste moment in. Hij kastijdt ons. Hij redt ons. Hij verandert ons. En Hij schept in ons een onverzadigbaar verlangen om te leven wat Nephi eens ‘dat leven dat in Christus is’ noemde (2 Nephi 25:27).

Als we vertrouwen op de goddelijke discipline van de Heer, worden we wie Hij zo graag wil dat we worden: christelijke mannen en vrouwen en discipelen van Jezus Christus.