Lesboeken jeugdwerk en participatieperiode
Januari: De Schriften zijn het woord van God


Januari

De Schriften zijn het woord van God

Lied: ‘Als ik luister met mijn hart’

(pagina 28 in dit boekje)

‘Vergast u aan de woorden van Christus; want zie, de woorden van Christus zullen u alle dingen zeggen die gij behoort te doen’ (2 Nephi 32:3).

Vul de hier genoemde ideeën aan met uw eigen ideeën. Bedenk manieren om de leer te introdu-ceren en ervoor te zorgen dat de kinderen die begrijpen en toepassen. Vraag uzelf af: ‘Wat moeten de kinderen doen om te leren, en hoe kan ik ervoor zorgen dat ze de Geest voelen?’

Week 1: De Schriften zijn het woord van God.

De leer introduceren: Breng verschillende boeken (zoals een kookboek, een verhalenboek en een schoolboek) mee naar het jeugdwerk. Vraag enkele kinderen om deze boeken en de Schriften aan het jeugdwerk te laten zien. Laat de kinderen de overeenkomsten en verschillen tussen de boeken en de schrijvers bespreken. Bespreek dat de Schriften uniek zijn omdat ze door profeten van God zijn geschreven en het woord van God bevatten.

Begrip bevorderen: Vertel de kinderen dat we in de kerk vier boeken met Schriftuur gebruiken: de Bijbel, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde. Leg uit dat we ze de ‘standaardwerken’ noemen. Vertel de kinderen iets over ieder boek. Vertel ook enkele verhalen of leringen uit ieder boek. Speel een memoryspel (zie OGGR, 160) met de namen van de standaardwerken en afbeeldingen die een verhaal of lering uit ieder boek voorstellen.

Toepassing aanmoedigen: Laat enkele kinderen vertellen wat hun lievelingstekst of lievelingsverhaal is. Moedig ze aan om te vertellen wat ze van het lezen in de Schriften geleerd hebben. Geef uw getuigenis van de Schriften.

Week 2: Wij moeten ons aan de woorden van Christus vergasten.

Begrip bevorderen en toepassing aanmoedigen: Leg uit dat de Heer actiewoorden gebruikt om te beschrijven hoe we de Schriften moeten bestuderen. Hang de volgende woorden en zinsneden op posters in het lokaal: vergasten (zie 2 Nephi 32:3); verzamelen (zie LV 84:85); zorgvuldig onderzoeken (zie Mosiah 1:7); vasthouden (zie 1 Nephi 15:24). Bedenk creatieve manieren om deze ideeën aan de kinderen uit te leggen. U kunt de kinderen bijvoorbeeld vragen om het verschil te laten zien tussen peuzelen en vergasten. Laat ze vervolgens bespreken wat dat met Schriftstudie te maken heeft. U kunt de kinderen ook vragen waarom ze de hand van een ouder ‘vasthouden’ op een drukke marktplaats. Laat ze vervolgens uitleggen hoe ze zich aan de Schriften kunnen vasthouden en waarom dat net zo belangrijk is als het vasthouden van de hand van een ouder.

Toepassing aanmoedigen: Moedig de kinderen en leerkrachten aan om gewoontegetrouw de Schriften te bestuderen. Leg uit dat kinderen die in de Schriften hebben gelezen hun naam op een papiertje mogen schrijven dat aan een papieren ketting wordt toegevoegd. Vertel ze dat als de ketting langer wordt, ook hun kennis van de Schriften toeneemt. U kunt de ketting in een ‘schatkist’ bewaren (die doos kan ook gebruikt worden om te bespreken wat ‘verzamelen’ in de bovenstaande activiteit betekent). Moedig de kinderen aan om te vertellen wat voor doel ze gesteld hebben om met het gezin de Schriften te bestuderen.

Afbeelding
2016 Outline for Sharing Time/Children's Sacrament Meeting Program

Deze ketting kan een visuele herinnering zijn aan de groei die we doormaken als we de Schriften bestuderen.

Nathan

Ann

John

Andrew

Week 3: De woorden van Christus zullen ons alle dingen zeggen die wij behoren te doen.

Begrip bevorderen: Blinddoek een kind. Laat een ander kind ergens in het jeugdwerklokaal een afbeelding van Jezus Christus omhooghouden. Laat het geblinddoekte kind proberen om zonder hulp de afbeelding te vinden. Herhaal de activiteit, maar laat deze keer twee kinderen een stok, touw of koord vasthouden om de roede van ijzer voor te stellen, die het geblinddoekte kind naar de afbeelding van Christus leidt. Laat het kind de roede naar de afbeelding volgen. Vraag: ‘Hoe is het vasthouden van de roede met het bestuderen van de Schriften te vergelijken?’ (Zie 1 Nephi 15:23–25.) Vertel over enkele voorvallen in uw leven waarbij u door de Schriften wist wat u moest doen. Leg uit hoe u door gehoorzaamheid aan de leringen in de Schriften dichter bij de Heiland bent gekomen.

Afbeelding
A blindfolded boy following a string towards a girl holding a picture of Jesus.

Met behulp van aanschouwelijk onderwijs kunnen de kinderen op een eenvoudige, vertrouwde manier beginselen gaan begrijpen. (Zie OGGR, 177–178.)

Uitdaging

Week 4: Ik kan te weten komen dat de Schriften waar zijn.

Begrip bevorderen: Neem één of twee voorwerpen mee om de kinderen iets te leren over het gebruik van hun vijf zintuigen. U kunt bijvoorbeeld een vrucht of een bloem meenemen, of u kunt wat muziek laten horen. Geef enkele kinderen de kans om te zien, te ruiken, aan te raken, te proeven of te horen. (U kunt deze activiteit in kleine groepen doen zodat ieder kind de kans krijgt om mee te doen. Laat zien dat we de Schriften ook kunnen zien, aanraken, ruiken en horen, maar om er een getuigenis van te krijgen, moeten we van de Geest een bevestiging krijgen. Zing met de kinderen ‘Lees, denk en bid’ (KL, 66). Laat ze tijdens het zingen luisteren of ze drie dingen horen die we kunnen doen om de Geest uit te nodigen te getuigen dat de Schriften waar zijn. Laat de kinderen handgebaren bedenken voor de woorden lees, denk en bid. Herhaal het lied, en gebruik de handgebaren in plaats van de woorden.

Toepassing aanmoedigen: Laat een afbeelding van Moroni zien en lees Moroni 10:4–5 voor. Laat enkele kinderen iets vertellen over hun gevoelens voor de Schriften. Ze kunnen ook vertellen wat ze hebben gedaan om thuis in de Schriften te lezen. (Vraag van tevoren enkele kinderen zodat ze tijd hebben om zich voor te bereiden.) Moedig de kinderen aan om thuis aan hun ouders hun getuigenis van de Schriften te geven.

Afdrukken