Juni
Door de eerste beginselen en verordeningen van het evangelie is het mogelijk om bij God terug te keren
Een lied naar keuze uit Kinderliedjes
‘Wij geloven dat de eerste beginselen en verordeningen van het evangelie zijn: ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus; ten tweede, bekering; ten derde, doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; ten vierde, handoplegging voor de gave van de Heilige Geest’ (Geloofsartikelen 1:4).
Vul de hier genoemde ideeën aan met uw eigen ideeën. Bedenk manieren om de leer te introdu-ceren en ervoor te zorgen dat de kinderen die begrijpen en toepassen. Vraag uzelf af: ‘Wat moeten de kinderen doen om te leren, en hoe kan ik ervoor zorgen dat ze de Geest voelen?’
Week 1: Door ons geloof in Jezus Christus kunnen we Hem liefhebben, vertrouwen en zijn geboden onderhouden.
De leer introduceren en begrip bevorderen: Zet ‘Door ons geloof in Jezus Christus kunnen we Hem liefhebben, vertrouwen en zijn geboden onderhouden’ op het bord. Laat de kinderen wat zaadjes zien. Vraag: ‘Wat kunnen deze zaadjes worden?’ ‘Hoe weten jullie dat deze zaadjes zullen groeien?’ ‘Wat moeten we doen om ze te laten groeien?’ Leg uit dat ons geloof in Jezus Christus, net als een zaadje, kan groeien als wij het verzorgen. Bespreek wat we kunnen doen om ons geloof te versterken, en leg uit dat we daardoor Jezus Christus zullen liefhebben en vertrouwen, en zijn geboden zullen onderhouden. Zing ‘Geloof’ (KL, 60–61). Bedenk eenvoudige handgebaren bij het eerste couplet.
Week 2: Bekering leidt tot vergeving.
De leer introduceren: Laat de kinderen in hun Schriften Leer en Verbonden 58:42–43 lezen. Vraag ze wat er gebeurt als we ons van onze zonden bekeren. (Laat de kinderen zo mogelijk die teksten in hun Schriften markeren.) Vertel de kinderen in het kort over Enos (zie Enos 1:1–4), en laat een kind Enos 1:5–8 voorlezen. Geef uw getuigenis dat het door de verzoening van Jezus Christus mogelijk is om vergeving van onze zonden te ontvangen.
Begrip bevorderen: Leg uit dat mensen die zich hebben bekeerd en vergeving van hun zonden hebben ontvangen, een verlangen hebben om God te dienen. Deel de kinderen op in drie groepen, en geef elke groep een van de volgende afbeeldingen en tekstverwijzingen: Alma doopt in de wateren van Mormon (Mosiah 17:2–4; 18:1–17); Jona (Jona 1–3); de Anti-Nephi-Lehieten begraven hun zwaarden (Alma 23:4–18; 24:6–19). Leg uit dat deze verhalen over mensen gaan die zich van hun zonden bekeerden en de Heer dienden. Laat iedere groep hun teksten bestuderen en een rollenspel voorbereiden en presenteren waaruit blijkt dat deze mensen zich bekeerden en de Heer dienden (door in het evangelie te onderwijzen, zendingswerk te doen en weigeren te vechten).
Week 3: Als ik me laat dopen, sluit ik een verbond met God.
Begrip bevorderen: Laat een kind naar voren komen en zijn of haar handen uitstrekken. Leg een boek in iedere hand. Lees Mosiah 18:7–11. Leg uit dat een van de verbonden die we bij de doop sluiten, luidt dat we ‘elkaars lasten […] dragen, opdat zij licht zullen zijn.’ Vraag het kind dat de boeken vasthoudt of zijn of haar armen al moe worden. Laat twee andere kinderen helpen om zijn of haar handen op te houden. Bespreek enkele lasten die de kinderen kunnen hebben, zoals geplaagd worden, ziek zijn, zich alleen voelen of moeite op school hebben. Vraag de kinderen hoe zij elkaars lasten kunnen verlichten.
Toepassing aanmoedigen: Vertel de kinderen dat de doop de poort is van het pad dat naar het eeuwige leven leidt (zie 2 Nephi 31:17). Hang aan de ene kant van het lokaal een afbeelding van een kind dat gedoopt wordt. Hang aan de andere kant van het lokaal een afbeelding van de Heiland, en leg uit dat deze afbeelding het eeuwige leven voorstelt. Zeg tegen de kinderen dat we op het pad naar het eeuwige leven blijven als we onze doopverbonden naleven. Bespreek in het kort deze verbonden (Christus indachtig zijn, de geboden onderhouden en anderen helpen). Geef ieder kind een vel papier met een KGW-schild erop getekend. Laat de kinderen op hun vel papier een gebod schrijven met behulp waarvan ze hun doopverbond kunnen naleven (ze mogen een tekening maken om het gebod weer te geven). Laat een kind zijn of haar vel papier op de grond leggen, tussen de twee afbeeldingen in. Help de kinderen zo mogelijk met het vinden van het gebod in hun Schriften, en lees het samen. Herhaal totdat de kinderen een pad tussen de afbeeldingen hebben aangelegd.
Week 4: De Heilige Geest troost en leidt me.
Begrip bevorderen: Deel de kinderen op in groepjes en geef elke groep een vel papier met daarop de volgende teksten:
-
‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik zal u van mijn Geest meedelen, die uw verstand zal verlichten, die uw ziel met zal vervullen (LV 11:13).
-
‘Indien gij langs de weg [de doop] binnengaat en de Heilige Geest ontvangt, [zal] Hij u alle dingen die gij behoort te doen’ (2 Nephi 32:5).
-
‘De Trooster, de Heilige Geest, […] zal u in alles en u in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb’ (Johannes 14:26).
-
‘Stel uw vertrouwen in die Geest die u ertoe beweegt — ja, recht te doen, ootmoedig te wandelen, ; en dat is mijn Geest’ (LV 11:12).
-
‘En door de macht van de Heilige Geest kunt gij van alle dingen kennen’ (Moroni 10:5).
Laat de kinderen de teksten opzoeken en de ontbrekende woorden invullen. Laat ze vervolgens bespreken wat ze uit deze teksten kunnen leren over de manier waarop de Heilige Geest ons kan helpen. Laat ze iets over een ervaring vertellen waarbij de Heilige Geest hen hielp.
Toepassing aanmoedigen: Vertel de kinderen dat de Heilige Geest ons op veel manieren helpt. Zing ‘De Heilige Geest’ (KL, 56). Laat de kinderen hun hand opsteken als ze zingen over een manier waarop de Heilige Geest hen kan helpen. Stop het lied en bespreek wat ze over de Heilige Geest hebben geleerd. Zing verder en bespreek verder. Vertel over een moment waarop de Heilige Geest u heeft getroost of geleid.