Verhalen uit de Schriften
Het vrijheidsvaandel


‘Het vrijheidsvaandel’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)

Alma 46–50

Het vrijheidsvaandel

Het recht verdedigen om in God te geloven

Amalickiah strekt zijn armen uit voor zijn volk dat juicht

Amalickiah was een grote, sterke Nephiet. Hij wilde koning zijn. Hij beloofde dat hij macht zou geven aan de mensen die hem hielpen. Veel mensen mochten hem graag en probeerden anderen te overhalen om hem te volgen. Amalickiah zorgde ervoor dat mensen slechte dingen deden. Hij en zijn volgelingen wilden de mensen doden die over Jezus Christus vertelden.

Alma 45:23–24; 46:1–10

Opperbevelhebber Moroni loopt van Amalickiah en zijn volk weg

Opperbevelhebber Moroni, de leider van het Nephitische leger, geloofde in Jezus. Hij wist dat de Nephieten gezegend werden omdat ze Gods geboden onderhielden. Hij was erg boos omdat Amalickiah mensen van God wegleidde, koning probeerde te worden en mensen kwaad wilde doen.

Alma 46:9–11, 13–15, 18

Opperbevelhebber Moroni houdt het vrijheidsvaandel vast

Moroni scheurde een stuk van zijn mantel. Hij schreef erop dat mensen aan hun God, hun vrijheid en hun gezin moesten denken. Toen maakte hij de vlag aan een stok vast en noemde die het vrijheidsvaandel. Moroni bad om Gods zegen. Hij toonde de Nephieten het vrijheidsvaandel en vroeg ze om samen met hem tegen Amalickiah te vechten.

Alma 46:12–20, 23–24, 28

Opperbevelhebber Moroni staat voor zijn leger en gezinnen

De mensen trokken hun wapenrusting aan en renden naar Moroni. Ze waren klaar om voor God, hun huis, gezin en vrijheid te vechten. Ze sloten een verbond met God, of deden Hem een bijzondere belofte, dat ze Hem altijd zouden volgen. Toen bereidden ze zich voor om tegen Amalickiah te vechten.

Alma 46:21–22, 28

Amalickiah en een paar soldaten vluchten

Moroni had een groot leger. Amalickiah was bang. Hij probeerde met zijn volgelingen te vluchten. Maar veel mensen waren bang dat Amalickiah om de verkeerde redenen vocht. Velen wilden hem niet meer volgen. Het leger van Moroni hield de volgelingen van Amalickiah tegen, maar Amalickiah en een paar anderen wisten te ontsnappen.

Alma 46:29–33

Amalickiah praat met de Lamanieten

Amalickiah ging naar het land van de Lamanieten. Hij wilde dat de Lamanieten samen met hem tegen de Nephieten zouden vechten. Dan zou hij een groter en sterker leger hebben. Hij zorgde ervoor dat veel Lamanieten boos op de Nephieten werden. De koning van de Lamanieten gaf alle Lamanieten het bevel zich op een strijd tegen de Nephieten voor te bereiden.

Alma 47:1

Amalickiah knielt voor de Lamanitische koning met een kroon neer

De koning mocht Amalickiah graag. Hij stelde Amalickiah als leider van een Lamanitisch leger aan. Maar Amalickiah wilde meer macht.

Alma 47:1–3

Amalickiah draagt kroon

Amalickiah bedacht een plan om over de Lamanieten te heersen. Hij nam het hele leger van de Lamanieten over. Toen gaf hij zijn dienstknechten het bevel de koning te doden en te liegen over wie dat had gedaan.

Alma 47:4–26

Amalickiah balt zijn vuist voor juichende Lamanitische soldaten

Amalickiah deed alsof de dood van de koning hem boos maakte. De Lamanieten mochten Amalickiah graag. Hij trouwde met de koningin en werd de nieuwe koning. Hij wilde ook over de Nephieten heersen. Hij zei slechte dingen over de Nephieten zodat de Lamanieten boos op hen zouden worden. Al gauw wilden veel Lamanieten tegen hen vechten.

Alma 47:25–35; 48:1–4

Opperbevelhebber Moroni en zijn soldaten bouwen muren

Terwijl Amalickiah macht kreeg door zijn leugens, bereidde Moroni de Nephieten voor om op God te vertrouwen. Hij zette ter herinnering aan hun belofte het vrijheidsvaandel op elke toren in het land. De legers van Moroni bereidden de Nephitische steden ook op oorlog voor. Ze bouwden muren en groeven geulen om de steden te beschermen en versterken.

Alma 46:36; 48:7–18

Amalickiahs soldaten schieten pijlen naar Nephitische stad

Toen de Lamanieten kwamen vechten, lukte het hen niet om de Nephitische steden binnen te vallen. De muren en geulen die door de legers van Moroni waren gebouwd en gegraven, hielden hen tegen. Veel Lamanieten stierven toen ze de Nephieten aanvielen. Amalickiah was ontzettend kwaad. Hij zwoer Moroni te doden.

Alma 49:1–27

Opperbevelhebber Moroni spreekt na de strijd tot Nephieten

De Nephieten dankten God dat Hij hen had geholpen en beschermd. Ze zorgden ervoor dat hun steden nog veiliger werden en bouwden meer steden. Ze bleven in oorlog met de Lamanieten, maar God hielp Moroni en zijn legers om de Nephieten te beschermen. De Nephieten waren gelukkig. Ze gehoorzaamden God en bleven Hem trouw.

Alma 49:28–30; 50:1–24