Verhalen uit de Schriften
Ammon


‘Ammon’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)

Alma 17–18

Ammon

Een nederige dienstknecht

Ammon en zijn broers zwaaien elkaar uit

Ammon en zijn broers wilden de Lamanieten over de Heer vertellen. Ze gingen naar het land waar de Lamanieten woonden. Onderweg vastten en baden ze om hulp van de Heer. De Heer troostte hen. Hij zei dat ze geduld moesten hebben en het goede voorbeeld moesten geven. Ze gingen elk naar een andere plek om te onderwijzen.

Mosiah 28:1–2; Alma 17:6–13

Ammon knielt voor koning en koningin neer

Ammon ging naar een plek die Ismaël werd genoemd. De mensen daar bonden hem vast en brachten hem naar koning Lamoni. Ammon zei tegen Lamoni dat hij bij de Lamanieten wilde wonen. Lamoni vond Ammon aardig en liet hem los. Hij wilde dat Ammon met een van zijn dochters zou trouwen, maar Ammon koos ervoor om Lamoni’s dienstknecht te zijn.

Alma 17:20–25

Ammon kijkt over zijn schouder naar schapen

Lamoni zei dat Ammon voor zijn dieren moest zorgen. Op een dag namen Ammon en een paar andere dienstknechten de dieren mee om ze water te geven. Terwijl de dieren aan het drinken waren, kwamen er rovers die hen wegjoegen. De andere dienstknechten waren bang dat ze zouden worden gestraft, omdat ze Lamoni’s dieren waren verloren.

Alma 17:25–28; Alma 18:7

Ammon

Ammon wist dat hij nu de macht van de Heer kon tonen. Hij zei tegen de andere dienstknechten dat ze zich geen zorgen moesten maken en hielp hen om de verloren dieren te vinden.

Alma 17:29–32

Ammon houdt leren slinger vast en wijst naar rovers

De rovers kwamen terug om de dieren weer weg te jagen. Maar deze keer zei Ammon tegen de andere dienstknechten dat ze de dieren goed moesten bewaken.

Alma 17:33

Ammon staat voor rovers

Ammon ging op de rovers af zodat ze de schapen niet meer bang zouden maken. De rovers waren niet bang voor Ammon. Ze dachten dat ze sterker waren dan hij. Maar ze wisten niet dat de Heer Ammon hielp.

Alma 17:34–35

Ammon slingert steen naar rovers

Ammon gooide met zijn slinger stenen naar de rovers. Hij doodde er een paar. Dat maakte de andere rovers boos en ze wilden Ammon doden. Ze waren verbaasd omdat ze Ammon niet met hun eigen stenen konden raken. Ze hadden niet gedacht dat hij zo sterk was.

Alma 17:36

Ammon pakt zijn zwaard terwijl rovers met knuppels naar hem uithalen

De rovers probeerden Ammon met hun knuppels te slaan. Maar bij elke poging sloeg Ammon hun armen met zijn zwaard af, zodat ze niet meer konden vechten. Al gauw waren ze zo bang dat ze niet meer wilden vechten en vluchtten ze weg.

Alma 17:37–39

Twee dienstknechten leggen koning Lamoni uit wat er is gebeurd

De dienstknechten vertelden Lamoni dat Ammon de dieren had gered. Lamoni was verbaasd. Hij dacht dat Ammon de Grote Geest was, die veel macht had en alles wist.

Alma 18:1–5, 18

Koning Lamoni kijkt bezorgd

Lamoni wilde met Ammon praten, maar maakte zich ook zorgen.

Alma 18:8–11

Ammon knielt voor koning Lamoni

Ammon ging naar Lamoni, maar Lamoni wist niet wat hij moest zeggen. De Heer liet Ammon weten wat Lamoni dacht. Ammon zei dat hij niet de Grote Geest was. Hij vertelde Lamoni dat de Grote Geest God is. Lamoni wilde meer over God weten.

Alma 18:12–28

Ammon spreekt tot koning Lamoni

Ammon zei dat God de wereld en alle mensen heeft gemaakt. Toen zei Ammon tegen Lamoni dat God een heilsplan heeft. Als onderdeel van dat plan zou Jezus Christus komen. Lamoni geloofde in de woorden van Ammon. Lamoni bad en vroeg God om barmhartig te zijn voor hem en zijn volk.

Alma 18:24–36, 39–42