Verhalen uit de Schriften
De profeet Nephi


‘De profeet Nephi’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)

Helaman 6–11

De profeet Nephi

Grote macht van de Heer ontvangen

Nephieten in mooie kleding stelen van mensen en lachen hen uit

In de stad Zarahemla hadden de rovers van Gadianton het voor het zeggen. Ze beloofden elkaar te helpen om slechte dingen te doen. Ze beroofden mensen en deden ze pijn om geld en macht te krijgen. De meeste mensen sloten zich bij de rovers aan. Ze wilden rijk worden.

Helaman 6:15–24, 38–39; 7:4–5

Nephi knielt neer in zijn toren en bidt, en een Nephiet kijkt naar hem

De profeet Nephi woonde in Zarahemla. Nephi bad tot God, omdat hij verdrietig was dat de mensen Gods geboden niet gehoorzaamden. Nephi vroeg het volk om te denken aan alles wat God voor hen had gedaan. Veel mensen luisterden niet. Ze vonden geld en macht belangrijker dan het gehoorzamen van God.

Helaman 7:1–22

Nephi praat vanaf de toren tot een menigte Nephieten en het volk schreeuwt tegen hem

Nephi waarschuwde het volk voor de rovers. Hij zei dat ze zich moesten bekeren. Sommige Nephitische rechters hadden zich bij de rovers aangesloten. Ze waren boos op Nephi en zeiden dat hij loog. Ze wilden dat de mensen ook boos op Nephi zouden zijn.

Helaman 7:22–29; 8:1–7

Nephi praat en gebaart met zijn hand

Nephi zei dat God zijn profeten vele dingen vertelt. Nephi zei dat alle profeten over de komst van Jezus Christus hadden gesproken. Hij zei dat de profeten de mensen hadden gewaarschuwd dat Jeruzalem verwoest zou worden als ze zich niet bekeerden. Hij herinnerde hen eraan dat Jeruzalem was verwoest.

Helaman 8:11–25

Nephi spreekt tot een menigte Nephieten en het volk luistert

De volgende dag stelden de rechters Nephi vragen om hem in de val te lokken. Nephi zei dat ze slechte dingen deden. Sommige mensen geloofden Nephi en wisten dat hij een profeet was.

Helaman 9:19–41

Nephi is alleen en ziet er verdrietig uit

Anderen geloofden hem niet. Iedereen maakte ruzie en ging weg. Nephi dacht na over wat de Heer hem had geleerd. Hij was verdrietig, omdat de mensen zo slecht waren.

Helaman 10:1–3

Nephi knielt neer en bidt, en er schijnt licht op hem

De Heer sprak tot Nephi. Hij was blij dat Nephi het volk had onderwezen. Omdat Nephi zo gehoorzaam was, gaf de Heer hem bijzondere macht over dingen op aarde en in de hemel. De Heer wist dat Nephi die macht alleen zou gebruiken om mensen tot bekering te roepen.

Helaman 10:3–12

Nephi praat met een menigte Nephieten en het volk negeert hem of kijkt hem aan

De Heer zei tegen Nephi dat hij naar het volk moest terugkeren om te vertellen dat ze zich moesten bekeren. Nephi ging meteen. Maar de mensen waren boos op hem en luisterden niet.

Helaman 10:11–15

wachters zoeken Nephi en Nephi loopt van hen weg

Ze probeerden Nephi in de gevangenis te gooien. Maar de Geest van God hielp Nephi te ontsnappen.

Helaman 10:15–17

Nephi kijkt naar een brandende stad

Nephi bleef het woord van God verkondigen. De mensen luisterden nog steeds niet. Ze kregen ruzie en begonnen met elkaar te vechten. De rovers maakten de gevechten erger. Al gauw braken er oorlogen uit in alle steden. Veel mensen raakten gewond of werden gedood. Nephi was erg verdrietig. Hij wilde niet dat het volk door oorlogen zou worden vernietigd.

Helaman 10:17–18; 11:1–4

het land is dor, er groeit niets en er is geen water, en de Nephieten kijken verdrietig en helpen elkaar

Nephi vroeg God om een grote hongersnood te veroorzaken, zodat de mensen weer aan de Heer zouden denken en zich zouden bekeren. Jarenlang viel er geen regen. De grond was dor en de gewassen konden niet groeien. De mensen hadden honger. Ze hielden op met vechten en begonnen aan de Heer te denken. Het volk bekeerde zich en ze versloegen de rovers.

Helaman 11:3–7, 9–10

Nephi bidt, het regent, en de Nephieten glimlachen en danken God

De mensen vroegen Nephi om tot de Heer te bidden. Nephi zag dat ze zich hadden bekeerd en dat de rovers weg waren. Hij vroeg de Heer om regen. De Heer verhoorde het gebed van Nephi. Het regende en de gewassen begonnen te groeien. De mensen dankten God. Ze wisten dat Nephi een profeet was en dat hij grote macht van God had.

Helaman 11:8–18