‘De profeet Mormon’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)
Woorden van Mormon 1; Mormon 1–8
De profeet Mormon
Het Boek van Mormon schrijven
Mormon was een Nephiet die in Jezus Christus geloofde. Hij groeide op in een tijd waarin veel mensen de geboden van God niet gehoorzaamden. De mensen beroofden en vermoordden elkaar voor geld en macht. Er waren veel oorlogen.
3 Nephi 5:12–13; 4 Nephi 1:27–49; Mormon 1:1–3, 15, 18–19
Toen Mormon 10 jaar was, kwam er een man naar hem toe die Ammaron heette. Ammaron zorgde voor de kronieken van de Nephitische geschiedenis. Ammaron vertrouwde Mormon en vertelde hem dat de kronieken waren verborgen in een heuvel. Ammaron zei dat als Mormon 24 jaar was, hij moest opschrijven wat er met het volk was gebeurd en dat hij dat aan de kronieken moest toevoegen.
Toen Mormon ouder werd, herinnerde hij zich wat Ammaron hem had gevraagd. Toen Mormon 15 jaar was, werd hij door de Heer bezocht. Mormon leerde over de goedheid van Jezus.
Hoewel Mormon nog jong was, was hij sterk. De Nephieten kozen hem als aanvoerder van hun legers. Mormon hield met heel zijn hart van de mensen. Hij wilde dat ze God gehoorzaamden en gelukkig waren.
Mormon 2:1–2, 12, 15, 19; 3:12
Mormon probeerde de mensen te helpen. Hij bad elke dag voor hen. De mensen wisten dat ze slechte dingen deden, maar ze wilden zich niet bekeren. Ze hadden Gods macht niet meer om hen te helpen. Omdat ze geen geloof meer hadden, waren de wonderen gestopt. Ze bleven vechten en velen van hen stierven. Mormon was verdrietig.
Mormon 1:13–14, 16–19; 2:23–27; 3:1–12; 4:5, 9–12; 5:1–7
Toen Mormon ongeveer 24 jaar was, ging hij naar de heuvel waar de kronieken verborgen lagen. Hij begon de verhalen en leringen van het volk op metalen platen te schrijven. God liet hem weten wat hij moest schrijven. Mormon werkte jarenlang aan de kroniek. Nu wordt die kroniek het Boek van Mormon genoemd.
Woorden van Mormon 1:3–9; Mormon 1:3–4; 2:17–18
Na vele oorlogen hadden de Lamanieten bijna alle Nephieten gedood. Mormon wist dat er binnenkort niemand van zijn volk zou overblijven. Hij was verdrietig, omdat ze zich niet hadden bekeerd en God niet om hulp hadden gevraagd. Maar hij bad en vroeg God om de platen te beschermen. Hij wist dat de platen veilig zouden zijn, omdat Gods woorden erop stonden.
Woorden van Mormon 1:11; Mormon 5:11; 6:6, 16–22
Mormon wilde dat het volk in Jezus zou geloven. Hij hoopte dat veel mensen het boek in de toekomst zouden lezen. Hij wilde vooral dat de families van de Lamanieten het op een dag zouden lezen. Als ze dat deden, zouden ze over Jezus leren. Voordat Mormon stierf, gaf hij de kroniek aan zijn zoon Moroni in bewaring.
Woorden van Mormon 1:1–2; Mormon 3:17–22; 5:8–24; 6:6; 7; 8:1