‘Ismaël en zijn gezin’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)
Ismaël en zijn gezin
Mee op reis naar het beloofde land
Het gezin van Lehi en Sariah woonde alleen in de wildernis. Op een dag zei de Heer dat Lehi zijn zonen, Laman, Lemuel, Sam en Nephi, naar Jeruzalem moest sturen. Ze moesten Ismaël en zijn gezin vragen om met hen mee te gaan. Hun families konden in het beloofde land samen kinderen grootbrengen.
Ismaël en zijn gezin wilden de Heer volgen. Ze geloofden dat de Heer wilde dat ze met het gezin van Lehi en Sariah meegingen. Ze besloten Jeruzalem te verlaten en naar Lehi in de wildernis te gaan.
Onderweg wilden sommige mensen niet meer gehoorzaam zijn. Ze wilden terug naar huis gaan. Nephi vroeg ze geloof in de Heer te hebben.
Nephi zei dat de Heer alles kon doen als ze geloof hadden. Maar Laman en Lemuel waren boos. Ze bonden Nephi vast en wilden hem in de wildernis achterlaten.
Nephi bad om hulp. De knopen kwamen los en Nephi stond op. Maar Laman en Lemuel wilden hem nog steeds iets aandoen. Een van Ismaëls dochters verdedigde Nephi. Haar moeder en een van haar broers verdedigden hem ook. Laman en Lemuel luisterden naar hen en probeerden Nephi niet meer kwaad te doen.
Laman en Lemuel hadden spijt van wat ze hadden gedaan. Ze vroegen Nephi om vergeving. Nephi vergaf zijn broers. Toen baden Laman en Lemuel en vroegen de Heer hen te vergeven.
Ze vervolgden hun reis en kwamen bij de tent van Lehi en Sariah aan. Eindelijk waren de twee gezinnen samen. Ze dankten de Heer en aanbaden Hem.