‘Een jong leger’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)
Een jong leger
Zonen die op God vertrouwden
Er was oorlog tussen de Nephieten en de Lamanieten, en de Nephieten hadden hulp nodig. De Anti-Nephi-Lehieten wilden helpen. Maar ze hadden de Heer beloofd dat ze niet zouden vechten. Tweeduizend van hun jonge zonen hadden dat niet beloofd. In plaats daarvan beloofden de zonen te vechten om hun familie te beschermen. Die zonen werden de jonge strijders genoemd.
De jonge soldaten kozen de profeet Helaman als hun aanvoerder. Vergeleken met het grote Lamanitische leger waren ze een kleine groep. Maar Helaman wist dat de jonge soldaten eerlijk, moedig en trouw waren. Met Helaman als hun aanvoerder gingen ze de Nephieten helpen.
Alma 53:19–22; 56:9–10, 17, 19
De Nephitische soldaten waren moe. Maar de Nephieten waren blij toen de jonge soldaten kwamen. Het jonge leger gaf hun hoop en kracht. Samen bereidden ze zich op de strijd tegen de Lamanieten voor. De ouders van de jonge soldaten hielpen ook mee door eten en benodigdheden te komen brengen.
De Lamanieten hadden veel steden ingenomen en hun legers waren daar gebleven. De Nephitische leiders wilden dat de Lamanieten uit een van de steden zouden vertrekken. Ze bedachten een plan en vroegen de jonge soldaten om hulp.
De jonge soldaten deden alsof ze eten gingen brengen naar Nephieten in een stad in de buurt. Toen de Lamanieten de kleine groep zagen, trokken ze uit hun stad en achtervolgden ze de jonge soldaten. De Lamanieten dachten dat ze hen makkelijk gevangen konden nemen.
De jonge soldaten vluchtten voor de Lamanieten. Toen begon een Nephitisch leger de Lamanieten te achtervolgen. De Lamanieten wilden de jonge soldaten gevangennemen voordat de Nephieten hen inhaalden. De Nephieten zagen dat de jonge soldaten in gevaar waren en marcheerden wat sneller om hen te kunnen helpen.
Na een tijdje zagen de jonge soldaten de Lamanieten niet meer. Ze vroegen zich af of de Nephieten de Lamanieten hadden ingehaald en aan het vechten waren.
Helaman maakte zich zorgen. Hij dacht dat de Lamanieten hen misschien in de val wilden lokken. Hij vroeg zijn jonge soldaten of ze tegen de Lamanieten wilden vechten.
De jonge soldaten wisten wat hun moeders hun hadden geleerd. Hun moeders hadden hun geleerd om op God te vertrouwen en niet te twijfelen, omdat Hij ze zou beschermen. Deze zonen geloofden in God en wilden zich aan hun belofte houden om hun familie te beschermen. Ze vertelden Helaman dat ze klaar waren voor de strijd.
Helaman stond verbaasd van hun moed. Hij ging met hen terug om tegen de Lamanieten te vechten.
De jonge soldaten zagen de Lamanieten en Nephieten vechten. De Nephieten waren moe. Ze stonden op het punt te verliezen toen de jonge soldaten kwamen.
De jonge soldaten vochten met de kracht van God. De Lamanieten waren bang voor hen en hielden op met vechten. De jonge soldaten hadden de strijd gewonnen!
Veel Nephieten en Lamanieten waren in de strijd omgekomen. Helaman was bang dat er ook jonge soldaten waren omgekomen. Maar na de strijd telde Helaman ze. Hij was blij dat geen enkele jonge soldaat was gedood. God had hen beschermd.
Er sloten zich meer zonen bij de jonge soldaten aan. Ze bleven de Nephieten helpen in de strijd. Tijdens deze andere veldslagen raakten alle jonge soldaten gewond, maar stierf er geen van hen. Ze wisten wat hun moeders hun hadden geleerd. Ze vertrouwden op God en Hij beschermde hen.