Verhalen uit de Schriften
Een jong leger


‘Een jong leger’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)

Alma 53; 56–57

Een jong leger

Zonen die op God vertrouwden

jonge soldaten houden schilden, speren en zwaarden vast

Er was oorlog tussen de Nephieten en de Lamanieten, en de Nephieten hadden hulp nodig. De Anti-Nephi-Lehieten wilden helpen. Maar ze hadden de Heer beloofd dat ze niet zouden vechten. Tweeduizend van hun jonge zonen hadden dat niet beloofd. In plaats daarvan beloofden de zonen te vechten om hun familie te beschermen. Die zonen werden de jonge strijders genoemd.

Alma 53:8, 13–18, 22; 56:1–8

Helaman leidt jonge soldaten naar een stad

De jonge soldaten kozen de profeet Helaman als hun aanvoerder. Vergeleken met het grote Lamanitische leger waren ze een kleine groep. Maar Helaman wist dat de jonge soldaten eerlijk, moedig en trouw waren. Met Helaman als hun aanvoerder gingen ze de Nephieten helpen.

Alma 53:19–22; 56:9–10, 17, 19

jonge soldaten bouwen een fort met Nephitische soldaten, ouders komen voedsel brengen

De Nephitische soldaten waren moe. Maar de Nephieten waren blij toen de jonge soldaten kwamen. Het jonge leger gaf hun hoop en kracht. Samen bereidden ze zich op de strijd tegen de Lamanieten voor. De ouders van de jonge soldaten hielpen ook mee door eten en benodigdheden te komen brengen.

Alma 56:16–17, 19–20, 22, 27

Nephitische leiders en jonge soldaten komen in een tent bij elkaar

De Lamanieten hadden veel steden ingenomen en hun legers waren daar gebleven. De Nephitische leiders wilden dat de Lamanieten uit een van de steden zouden vertrekken. Ze bedachten een plan en vroegen de jonge soldaten om hulp.

Alma 56:18–30

Lamanitisch leger rent met wapens op jonge soldaten af

De jonge soldaten deden alsof ze eten gingen brengen naar Nephieten in een stad in de buurt. Toen de Lamanieten de kleine groep zagen, trokken ze uit hun stad en achtervolgden ze de jonge soldaten. De Lamanieten dachten dat ze hen makkelijk gevangen konden nemen.

Alma 56:30–36

jonge soldaten marcheren in een lange rechte lijn, een Lamanitisch leger achtervolgt hen en een Nephitisch leger volgt het Lamanitische leger

De jonge soldaten vluchtten voor de Lamanieten. Toen begon een Nephitisch leger de Lamanieten te achtervolgen. De Lamanieten wilden de jonge soldaten gevangennemen voordat de Nephieten hen inhaalden. De Nephieten zagen dat de jonge soldaten in gevaar waren en marcheerden wat sneller om hen te kunnen helpen.

Alma 56:36–41

een jonge soldaat staat op de uitkijk en kijkt bezorgd

Na een tijdje zagen de jonge soldaten de Lamanieten niet meer. Ze vroegen zich af of de Nephieten de Lamanieten hadden ingehaald en aan het vechten waren.

Alma 56:42–43

Helaman houdt zijn zwaard omhoog

Helaman maakte zich zorgen. Hij dacht dat de Lamanieten hen misschien in de val wilden lokken. Hij vroeg zijn jonge soldaten of ze tegen de Lamanieten wilden vechten.

Alma 56:43–44

jonge soldaten heffen hun zwaard op

De jonge soldaten wisten wat hun moeders hun hadden geleerd. Hun moeders hadden hun geleerd om op God te vertrouwen en niet te twijfelen, omdat Hij ze zou beschermen. Deze zonen geloofden in God en wilden zich aan hun belofte houden om hun familie te beschermen. Ze vertelden Helaman dat ze klaar waren voor de strijd.

Alma 56:46–48

Helaman marcheert met jonge soldaten

Helaman stond verbaasd van hun moed. Hij ging met hen terug om tegen de Lamanieten te vechten.

Alma 56:45, 49

Helaman en jonge soldaten staan met wapens op een heuvel

De jonge soldaten zagen de Lamanieten en Nephieten vechten. De Nephieten waren moe. Ze stonden op het punt te verliezen toen de jonge soldaten kwamen.

Alma 56:49–52

Lamanitische soldaten zijn bang

De jonge soldaten vochten met de kracht van God. De Lamanieten waren bang voor hen en hielden op met vechten. De jonge soldaten hadden de strijd gewonnen!

Alma 56:52–54, 56

Helaman strekt zijn hand uit naar de jonge soldaten

Veel Nephieten en Lamanieten waren in de strijd omgekomen. Helaman was bang dat er ook jonge soldaten waren omgekomen. Maar na de strijd telde Helaman ze. Hij was blij dat geen enkele jonge soldaat was gedood. God had hen beschermd.

Alma 56:55–56

jonge soldaten zijn gewond en staan naast elkaar

Er sloten zich meer zonen bij de jonge soldaten aan. Ze bleven de Nephieten helpen in de strijd. Tijdens deze andere veldslagen raakten alle jonge soldaten gewond, maar stierf er geen van hen. Ze wisten wat hun moeders hun hadden geleerd. Ze vertrouwden op God en Hij beschermde hen.

Alma 57:6, 19–27; 58:39–40