‘Abraham en Izak’, Verhalen uit het Oude Testament (2022)
‘Abraham en Izak’, Verhalen uit het Oude Testament
Genesis 17; 21–22
Abraham en Izak
Vader, zoon en offer
Abraham en Sara kregen een zoontje, zoals de Heer beloofd had. Ze noemden hem Izak.
Ze hielden van Izak. Ze leerden hem het goede te kiezen en op de Heer te vertrouwen.
De Heer beloofde Abraham en Sara door Izak een grote familie, die de hele aarde zou zegenen. Maar op een dag zei de Heer dat Abraham Izak moest meenemen naar de berg Moria. Daar moest hij Izak offeren.
Onderweg naar de berg vroeg Izak waar het lam voor het offer was. Abraham zei dat de Heer ervoor zou zorgen.
Abraham bouwde een altaar op de berg Moria en legde er hout op.
Abraham vroeg Izak op het altaar te gaan liggen. De Heer had dat geboden. Izak vertrouwde op Abraham, net zoals de Heiland Jezus Christus op zijn Vader vertrouwde.
Net toen Abraham Izak wilde offeren, hield een engel van de Heer hem tegen. Abraham toonde zijn geloof in de Heer. Abraham wist dat hij de Heer altijd zou volgen.
Abraham keek op en zag een ram verstrikt in het struikgewas. De Heer voorzag in dat ram voor het offer.
Abraham en Izak kwamen te weten dat onze hemelse Vader zijn Zoon Jezus Christus zou offeren. De Heer Jezus Christus vertrouwde Abraham, omdat hij gehoorzaamde. Abraham vertrouwde op de belofte van de Heer dat zijn familie talrijker zou worden dan de sterren aan de hemel.