Verhalen uit de Schriften
Mozes op de berg Sinaï


‘Mozes op de berg Sinaï’, Verhalen uit het Oude Testament (2022)

‘Mozes op de berg Sinaï’, Verhalen uit het Oude Testament

Exodus 19–2024; 31–34; Deuteronomium 4–7

Mozes op de berg Sinaï

De mensen aan de Heer herinneren

berg Sinaï

Mozes en de Israëlieten reisden door de woestijn. Ze kwamen bij de berg Sinaï.

Exodus 19:1

Mozes bidt

Mozes ging de berg op om met de Heer te spreken. De Heer zei tegen Mozes dat Hij rechtstreeks tot de Israëlieten wilde spreken.

Exodus 19:3, 9–11

wolk omringt berg

De Israëlieten kwamen naar de voet van de berg Sinaï. De Heer veroorzaakte een rookwolk die de berg omhulde. De Heer was in de wolk. Hij sprak tot de Israëlieten en gaf ze geboden. De berg beefde terwijl Hij sprak.

Exodus 19:16–19; 20:1–17; Deuteronomium 4:12–13, 33; 5:4–5

bange Israëlieten

De Israëlieten waren bang. Ze vroegen Mozes om met de Heer te spreken, zodat hij ze kon vertellen wat de Heer wilde.

Exodus 20:18–19

Israëlitische ouderlingen op de berg

Mozes nam Aäron en zeventig Israëlitische ouderlingen mee de berg op voor meer instructies van de Heer. De Heer verscheen aan hen.

Exodus 24:1, 9–11

de Heer schrijft op stenen tafelen voor Mozes

Toen zei de Heer dat Mozes de ouderlingen moest achterlaten en nog hoger de berg op moest gaan. Mozes gehoorzaamde. De Heer schreef zijn wet en geboden met zijn vinger op stenen tafelen. Hij onderwees Mozes veertig dagen lang.

Exodus 24:12–18; 31:18

Israëlieten maken gouden kalf

Terwijl Mozes op de berg Sinaï was, werden de Israëlieten het beu om op hem wachten. Ze wilden dat Aäron afgodsbeelden voor ze maakte zoals ze in Egypte hadden gehad. Aäron bracht al hun goud bijeen en maakte een beeld, een gouden kalf.

Exodus 32:1–4

Israëlieten aanbidden gouden kalf

De Israëlieten aanbaden het gouden kalf en brachten offers. Ze zeiden dat het gouden kalf, niet de Heer, ze uit Egypte had bevrijd.

Exodus 32:4–6, 21–24

Mozes daalt van berg af

De Heer wist dat de Israëlieten een afgod aanbaden en Hem waren vergeten. Hij gebood Mozes terug te gaan en het volk tot bekering te roepen.

Exodus 32:7–10

Mozes praat met Israëlieten, gouden kalf vernietigd

Mozes daalde van de berg Sinaï af en zag de Israëlieten het gouden kalf aanbidden. Hij was erg teleurgesteld. De mensen waren niet klaar om de wet en geboden te gehoorzamen die de Heer had opgeschreven. Mozes sloeg de stenen tafelen en het gouden kalf aan stukken. Hij hielp de Israëlieten zich te bekeren en aan hun ware God te denken.

Exodus 32:15–20, 25–29

Mozes bidt

Mozes vroeg de Heer om de Israëlieten te vergeven en weer beloften met hen aan te gaan. Mozes beloofde dat hij ze zou leiden en onderwijzen.

Exodus 32:30–34

Mozes met de tien geboden

De Heer liet Mozes nieuwe stenen tafelen maken en naar de berg Sinaï terugkeren. De Heer ging een nieuwe belofte met de Israëlieten aan en gaf ze zijn tien geboden.

Exodus 20:2–17; 34:1–17, 28; Deuteronomium 6:24–25; 7:12–13