1 Samuel 1–2

Hanna

De Heer verhoort het gebed van een gelovige vrouw

Hanna en haar man reisden ieder jaar naar het huis des Heren, de tempel. Hanna had geen kinderen, en dat maakte haar erg verdrietig. Ze vastte en bad om een zoontje. Hanna deed de Heer een belofte. Als ze een zoon kreeg, zou ze hem in dienst van God laten opgroeien.

1 Samuel 1:1–11

Een priester, Eli, zag Hanna huilen. Hij zei dat de Heer haar gebed zou verhoren. Hanna vertrouwde op de Heer en koesterde hoop.

1 Samuel 1:12, 17–18

Hanna kreeg dat jaar een jongetje. Ze noemde hem Samuel.

1 Samuel 1:20–23

Hanna kwam haar belofte aan de Heer na. Toen Samuel oud genoeg was, bracht ze hem naar het huis des Heren om daar te dienen. Hij was in dienst bij Eli, de priester. Hanna bleef Samuel bezoeken. Ze bracht kleren mee die ze voor hem gemaakt had. De Heer zegende Hanna met nog vijf kinderen.

1 Samuel 1:24–28; 2:21