‘Jakob en Ezau’, Verhalen uit het Oude Testament (2022)
‘Jakob en Ezau’, Verhalen uit het Oude Testament
Genesis 25–27
Jakob en Ezau
Twee broers en één eerstgeboorterecht
Izak en Rebekka hadden een tweeling: Jakob en Ezau. Ezau was een ervaren jager. Jakob leidde een eenvoudig leven en volgde de Heer.
Ezau werd als eerste geboren. De oudste ontving gewoonlijk de eerstgeboortezegen van zijn vader. Het eerstgeboorterecht hield in dat hij de familie zou leiden. Hij kreeg ook meer land en dieren om voor de familie te zorgen. Maar Ezau dacht meer aan zichzelf dan aan zijn familie, en hij was ook zijn ouders en de Heer ongehoorzaam.
Op een dag kwam Ezau van de jacht terug. Hij had honger en smeekte Jakob om eten. De Heer wilde dat Jakob de eerstgeboortezegen kreeg, omdat Ezau die niet waardig was. Jakob wilde het eerstgeboorterecht van Ezau wel ruilen voor wat eten. Ezau stemde toe en verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jakob.
Genesis 25:23, 29–34; Hebreeën 11:20
Rebekka en Izak wilden het beste voor hun kinderen. Ze waren verdrietig dat Ezau zijn eigen zin bleef doen en niet deed wat de Heer wilde.
Izak werd oud en blind. Voordat hij stierf, vroeg hij Ezau om op jacht te gaan. Hij moest het dier dan als lekkernij voor hem bereiden.
Rebekka wist dat Izak nu de eerstgeboortezegen moest geven.
Rebekka vroeg Jakob om haar twee dieren te brengen. Zij wilde de maaltijd bereiden voordat Ezau terug was. Jakob zou dan de zegen ontvangen.
Jakob verkleedde zich als Ezau en bracht de maaltijd naar zijn vader. Izak gaf Jakob de eerstgeboortezegen. Toen Ezau terugkwam, was hij heel boos op Jakob. Maar het eerstgeboorterecht ging naar Jakob, omdat hij zich aan de geboden van de Heer hield en Ezau niet.