‘De profeet Jona’, Verhalen uit het Oude Testament (2021)
‘De profeet Jona’, Verhalen uit het Oude Testament
Jona 1–4
De profeet Jona
Leren vertrouwen op de barmhartigheid van de Heer
Jona was een profeet. De Heer zei dat hij de mensen in Ninevé moest waarschuwen. Als ze zich niet bekeerden, zou hun stad vernietigd worden.
Maar de mensen in Ninevé waren vijanden van de Israëlieten. Jona wilde niet tot ze prediken. Dus nam hij een boot die juist weg van Ninevé voer.
Toen Jona op het schip was, kwam er een hevige storm. De mannen op het schip vreesden voor hun leven. Ze vroegen Jona tot de Heer te bidden om ze te redden.
Jona wist dat de Heer de storm had veroorzaakt omdat hij niet deed wat de Heer van hem vroeg. Jona wilde de mensen op het schip redden. Hij zei dat ze hem overboord moesten gooien. Dan zou de storm ophouden.
De mannen wilden Jona niet overboord gooien. Ze probeerden naar de kust te roeien, maar de storm was te hevig. Uiteindelijk gooiden ze Jona toch in zee.
De storm hield op. Maar toen werd Jona door een grote vis opgeslokt.
Jona was drie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis. In die tijd bad Jona en bekeerde hij zich. Hij wilde het goede doen en naar de Heer luisteren. De Heer hoorde Jona’s gebeden en Hij liet de vis Jona op droog land uitspugen.
De Heer droeg Jona weer op om tot het volk van Ninevé te prediken. Deze keer gehoorzaamde Jona. Hij ging naar Ninevé en zei dat de mensen zich moesten bekeren. Anders zou de Heer hun stad vernietigen. De koning en zijn volk bekeerden zich. De Heer vergaf ze en spaarde Ninevé.
Maar Jona was teleurgesteld dat de mensen niet vernietigd waren. Hij vond niet dat ze vergeving verdienden.
De Heer wilde Jona iets leren. Hij liet een plant groeien die Jona schaduw tegen de zon gaf. Toen ging de plant dood. Jona had medelijden met de plant.
De Heer leerde Jona een les over Gods kinderen. Jona leerde dat hij verdrietig moest zijn als mensen zich niet bekeren. En dat hij blij moest zijn als ze dat wel doen.