Hoofdstuk 10
‘Ga naar de tempel’
‘De vooruitzichten die God ons heeft ontvouwd, zijn onvoorstelbaar heerlijk en groots. ‘Ga naar de tempel, dan zult u ze zien.’
Uit het leven van Lorenzo Snow
Lorenzo Snow begon al snel na zijn doop en bevestiging bijeenkomsten in de Kirtlandtempel bij te wonen. Daar ontving hij samen met de profeet Joseph Smith en andere kerkleiders grote geestelijke zegeningen. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Daar hadden we de gave van profetie, de gave van talen, de uitlegging van talen. We zagen visioenen en wonderbaarlijke dromen. We hoorden hemelse koren en waren getuige van heerlijke manifestaties van de genezende kracht van het priesterschap die de ouderlingen uitoefenden. Vele zieken werden genezen, de doven konden weer horen, de blinden zien en de kreupelen lopen. De heilige en goddelijke invloed, de geestelijke sfeer die in dat heilige gebouw heerste, was duidelijk merkbaar.’1
Lorenzo Snow hield van de Kirtlandtempel in het besef dat ‘de glorierijke Zoon van God die plek met zijn koninklijke aanwezigheid geëerd had’. Hij was dan ook met ontzag vervuld toen hij daar voor het eerst op een spreekgestoelte stond om onderricht te geven. ‘Mijn gevoelens zijn niet in woorden uit te drukken’, zei hij, ‘toen ik voor het eerst opstond en vanaf een van die spreekgestoeltes de aanwezigen mocht toespreken — een spreekgestoelte waar op de balustrade ervan slechts enige tijd daarvoor die heilige Persoon stond, zijn haar zo wit als zuivere sneeuw, zijn ogen als een vurige vlam, en waar ook Mozes, Elias en Elia verschenen en de sleutels van hun bedeling aan Joseph Smith overdroegen.’ [Zie LV 110.]2
Vele jaren later, op 6 april 1892, stond president Lorenzo Snow voor een andere menigte, ditmaal voor de Salt Laketempel, die bijna gereed was. Circa veertigduizend heiligen der laatste dagen dromden bijeen op en rondom Temple Square, en nog eens tienduizend heiligen ‘begaven zich op de daken van nabijgelegen huizen en plekken van waaruit ze voldoende zicht hadden’.3 De menigte was bijeengekomen voor een ceremonie waarbij de deksteen op de hoogste toren van de tempel werd geplaatst. Later die dag zou het beeld van de engel Moroni op de deksteen worden geplaatst. Op aanwijzing van het Eerste Presidium liet president Snow, die toen president van het Quorum der Twaalf Apostelen was, de heiligen onder zijn leiding de hosannakreet aanheffen. Hij legde de hosannakreet aan de aanwezigen uit en gaf daarbij uiting aan zijn liefde en enthousiasme voor tempelwerk.
Hij zei: ‘De woorden van de kreet Hosanna! die we vandaag bij of na het plaatsen van de deksteen zullen aanheffen, werden door president Joseph Smith in de Kirtlandtempel geïntroduceerd en daar gebruikt in een plechtige samenkomst waar de macht van God kenbaar gemaakt werd en het visioen van de Almachtige voor de leidende broeders werd geopend. Dit is geen alledaagse gang van zaken, maar het is — en we drukken dat iedereen op het hart — een heilige kreet, die alleen wordt geuit bij bijzondere gelegenheden zoals we die nu meemaken. We drukken alle broeders en zusters ook op het hart dat ze de woorden niet alleen uitspreken, maar dat hun hart vol dankbaarheid jegens de God des hemels zal zijn, die dit grote en uitzonderlijke werk door onze inspanningen tot stand heeft gebracht. Vandaag 39 jaar geleden werd de eerste steen — de hoeksteen — van deze tempel gelegd. Nu we stilstaan bij de geweldige zegeningen die God over ons, zijn volk, heeft uitgestort in al die jaren die sindsdien zijn verstreken, roepen we de heiligen op om deze kreet vanuit hun hart aan te heffen. Laat uw hart met dankbaarheid vervuld zijn.’ Hij deed de hosannakreet voor en zei: ‘Nu we deze kreet voor de tempel gaan aanheffen, verzoeken wij alle mannen en vrouwen de woorden met hun luidste stem te laten weerklinken, zodat ieder huis in deze stad zal schudden, ieder mens in deze stad ze zal horen, en ze tot in de eeuwige werelden zullen doordringen.’4
Het volgende verslag van de deksteenceremonie illustreert de eerbied en opwinding onder de heiligen bij die gelegenheid:
‘President Wilford Woodruff stapte precies op het middaguur naar voren op het podium, goed zichtbaar voor de bijeengekomen menigte, waaronder een plechtige stilte heerste. Het hart van de aanwezigen sprong op toen hij begon te spreken:
‘“Let op, gij allen die van het huis Israëls zijt, en alle natiën der aarde! Wij plaatsen nu de deksteen op de tempel van onze God, waarvan het fundament werd gelegd en ingewijd door de profeet, ziener en openbaarder Brigham Young.”
‘Toen drukte president Woodruff op een knop, waarna de deksteen keurig op zijn plaats op de tempel werd gelegd. Wat er daarna gebeurde, is met geen pen te beschrijven. De achtenswaardige president van de Twaalf, apostel Lorenzo Snow, trad naar voren en liet onder zijn leiding veertigduizend heiligen gelijktijdig aanheffen:
‘“Hosanna, hosanna, hosanna, God en het Lam! Amen, amen en amen!
‘“Hosanna, hosanna, hosanna, God en het Lam! Amen, amen en amen!
‘“Hosanna, hosanna, hosanna, God en het Lam! Amen, amen en amen!”
‘Iedere kreet ging vergezeld van het zwaaien met zakdoeken. (…) Tranen welden op in de ogen van duizenden omdat ze grote vreugde ervoeren. De grond leek te beven door het geluid van de klanken die zich als een echo in de omliggende heuvels verspreidden. Er is geen grootser en indrukwekkender schouwspel dan deze deksteenceremonie voor de tempel in de geschiedenisboeken te vinden. De hosanna’s waren amper weggestorven of de voltallige menigte zette de glorieuze, inspirerende lofzang “Gods Geest brandt in ’t harte” in.’5
President Woodruff wijdde de Salt Laketempel precies een jaar later in, op 6 april 1893, nadat de heiligen veertig jaar lang aan de voltooiing ervan hadden gewerkt. President Lorenzo Snow werd geroepen als eerste president van die tempel, en vervulde die roeping tot hij in september 1898 president van de kerk werd. Tegenwoordig hangt er nog een portret van president Snow in de Salt Laketempel, als aandenken aan zijn toewijding aan wat hij noemde het ‘machtige werk dat we verrichten’ in het huis van de Heer.6 [Zie suggestie 1 op p. 148.]
Leringen van Lorenzo Snow
In tempels leren we omtrent de geweldige zegeningen die God voor de getrouwen heeft bereid.
De vooruitzichten die God ons heeft ontvouwd, zijn onvoorstelbaar heerlijk en groots. Ga naar de tempel, dan zult u ze zien. Ik neem aan dat velen van u er zijn geweest en de geweldige zaken hebben gehoord die God heeft bereid voor wie Hem liefhebben en tot het einde toe getrouw blijven. (…)
(…) Hij heeft voor de heiligen der laatste dagen alles bereid wat ze zich maar kunnen wensen of voorstellen, met het oog op hun eeuwigdurende en volmaakte geluk.7 [Zie suggestie 2 op p. 148.]
Door tempelverordeningen vormen we heilige banden die familieleden voor tijd en eeuwigheid aan elkaar verzegelen.
Denk aan de beloften die u krijgt tijdens de prachtige ceremonie die gebruikt wordt om uw huwelijk in de tempel te verzegelen. Als het huwelijk van twee heiligen der laatste dagen verzegeld wordt, krijgen zij beloften over hun nakomelingen die van eeuwigheid tot eeuwigheid reiken.8
We hebben veel wijsheid en kennis ontvangen aangaande zaken die de wereld verbazen wanneer we erover spreken. We hebben geleerd dat we in tempels banden kunnen scheppen die bij de dood niet ophouden te bestaan, maar die tot in de eeuwigheid reiken — heilige banden die familieleden voor tijd en eeuwigheid aan elkaar verzegelen.9 [Zie suggestie 3 op p. 148.]
In tempels ontvangen we de verordeningen van de verhoging ten behoeve van onze overleden verwanten.
Iedere zoon en dochter van God krijgt de kans op verhoging en heerlijkheid aangeboden. (…) Er is maar één weg om verhoging en heerlijkheid te verwerven. We moeten ons laten dopen tot vergeving van onze zonden en de handen opgelegd krijgen om de Heilige Geest te ontvangen. Deze en andere verordeningen zijn absoluut noodzakelijk voor onze verhoging en heerlijkheid; en voor mensen die hebben geleefd zonder van het evangelie te horen, kan het werk door vrienden worden gedaan. We zijn nu op de aarde om deze dingen te doen — dat is in elk geval een van de belangrijkste redenen waarom we hier zijn. We kunnen het belang van dit werk niet genoeg beklemtonen.10
We zijn niet bij toeval naar deze wereld gekomen. We zijn met een bijzonder doel gekomen, en het heeft ongetwijfeld met het leven hiervóór te maken dat we nu op aarde zijn. Welnu, in de tempel volbrengen we een groot werk ten behoeve van onze overleden verwanten. Van tijd tot tijd laat God zijn goedkeuring op onmiskenbare wijze blijken wat het werk betreft dat we in de tempel verrichten. Personen die voor hun voorouders werken, maken soms de meest uitzonderlijke manifestaties mee. Het is een machtig werk dat we doen. Duizenden mensen hebben zich al voor hun overleden familieleden in de tempel laten dopen. (…)
Nadat mensen hun geslachtslijn hebben getraceerd, hoe ver terug dan ook, laten we ze in de tempel toe om zich voor hun overleden vader, grootvader, overgrootvader enzovoort te laten dopen, zo ver terug als ze maar gegevens over hun voorouders kunnen traceren. Vervolgens kunnen ze de echtgenotes in hun geslachtslijn aan hun echtgenoten verzegelen, zo ver terug als ze maar kunnen traceren. Neem het geval van een deugdzame jonge man die leefde voordat het evangelie aan de mensenkinderen werd gebracht. (…) Hij trouwde en bracht samen met zijn vrouw kinderen groot, maar had nooit het voorrecht om het evangelie te ontvangen, zoals u en ik. Toch bracht hij zijn gezin morele beginselen bij en behandelde hij zijn vrouw en kinderen liefdevol en vriendelijk. Wat had hij nog meer kunnen doen? Hij verdient geen veroordeling omdat hij het evangelie niet had ontvangen; er was immers geen evangelie om te ontvangen. Hij verdient het niet om zijn vrouw te verliezen omdat hij haar bij hun huwelijk niet voor tijd en eeuwigheid in een tempel aan hem kon laten verzegelen. Hij leefde naar beste weten, en zij was tot de dood met hem gehuwd, volgens de gebruiken van het land. We erkennen dat huwelijk, voltrokken volgens de wetten van zijn land. (…) We verzegelen kinderen aan hun ouders en echtgenotes aan hun echtgenoten, allemaal volgens de geslachtslijn.11
De Heiland heeft ooit gezegd: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen’, waarna Hij de volgende opmerkelijke woorden sprak: ‘en die haar horen, zullen leven.’ [Johannes 5:25.] Ik denk dat er maar weinigen zijn die de waarheid niet zullen ontvangen. Zij zullen de stem van de Zoon van God horen; zij zullen de stem van het priesterschap van de Zoon van God horen, en zij zullen de waarheid ontvangen en leven. Deze broeders en zusters die zo ijverig in de tempel werken, zullen het voorrecht smaken om, als het ware, heilanden te zijn voor hun overleden verwanten en vrienden voor wie ze deze verordeningen hebben verricht.12 [Zie suggestie 4 op p. 148.]
We behoren met tempelwerk en familiegeschiedenis bezig te zijn, ook al vergt dat offers van ons.
Welnu, iedere man en vrouw dient zich op de tempel te richten en dit werk te doen. Het is een groot en belangrijk werk. Wanneer we het hiernamaals betreden en onze overleden vrienden daar aantreffen zonder het noodzakelijke werk voor hun verhoging en heerlijkheid te hebben verricht, zullen we niet erg blij zijn en zal het weerzien niet zo plezierig zijn.
We moeten niet altijd wachten tot het ons goed uitkomt, maar we dienen zo te leven dat we dit werk kunnen verrichten, ook al vergt het enige offers van ons. (…) We zien graag dat onze broeders en zusters dit belangrijke werk niet veronachtzamen. Weet u wat het belangrijkste werk zal zijn in de duizend jaar van vrede en rust [het millennium]? Het werk waartoe we de heiligen der laatste nu aansporen om te verrichten. Het land zal bezaait zijn met tempels, waarin de broeders en zusters misschien wel dag en nacht zullen arbeiden om het werk te bespoedigen en al het nodige te volbrengen voordat de Zoon des Mensen zijn koninkrijk aan zijn Vader kan aanbieden. Dit werk moet volbracht zijn voordat de Zoon des Mensen kan komen en zijn koninkrijk kan ontvangen en het aan zijn Vader aanbieden.13 [Zie suggestie 5 op p. 148.]
Wanneer we de tempel met een zuiver hart betreden, geeft de Heer ons zegeningen die Hij het beste voor ons acht.
We voelen en genieten de Geest van de Heer in deze tempels meer dan op welke andere plek dan ook. Het zijn gebouwen van de Heer, en zijn belangrijkste werk vindt binnen de muren ervan plaats. (…)
(…) Ik weet zeker dat mensen die de tempel betreden er niet [weggaan] zonder een beter gevoel en met een vaster voornemen om beter hun best te doen dan daarvoor. Dat gevoel willen we bij de heiligen opwekken. (…)
(…) Wees trouw, broeders en zusters, en zet door. Ga naar de tempel en ga daar aan het werk, dan zult u een fijne tijd beleven en beter bestand zijn tegen de vervelende dingen van de wereld.14
Wie [de] tempel betreden met een zuiver hart en een verslagen geest, gaan er niet vandaan zonder bepaalde zegeningen te ontvangen, ook al zijn die soms, of misschien wel vaak, anders dan sommigen verwachten. (…) Sommige heiligen kijken misschien uit naar de verschijning van dienende engelen (…) of verwachten het aangezicht van God te aanschouwen. Wellicht zou u geen baat hebben bij dergelijke manifestaties. De Heer weet wat voor ieder individu het beste is en stemt zijn gaven af op de ontvangers ervan om ze optimaal voor hen tot zegen te laten zijn. Iedere getrouwe heilige die dat huis binnengaat, mag rekenen op een zegen die de ontvanger ervan veel voldoening zal schenken. Voordat bezoekers de tempel weer [verlaten], [zal] er iets in hun hart en hun gedachten opkomen wat in hun verdere leven nuttig [zal] blijken. Daar mogen zij, als ware heiligen der laatste dagen, aanspraak op maken.15 [Zie suggestie 6 op p. 145.]
Suggesties voor studie en onderwijs
Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
Lees het relaas over de deksteenceremonie voor de Salt Laketempel (pp. 139, 141–143). Als u wel eens een tempelinwijding hebt meegemaakt, denk dan terug aan de gevoelens die u toen had. Wat geven we de Heer met het aanheffen van de hosannakreet te kennen?
-
Neem de uitnodiging van president Snow om ‘naar de tempel’ te gaan door (p. 143). Overweeg hoe u op deze uitnodiging kunt ingaan en de uitnodiging aan familieleden en vrienden kunt doorgeven.
-
Denk bij uw studie van de tweede paragraaf op p. 143 aan de zegeningen die uit de tempelverordeningen en tempelverbonden kunnen voortvloeien. Hoe zijn die zegeningen op u en uw gezin van invloed?
-
Lees de paragraaf die onderaan p. 143 begint. In welke opzichten zijn we ‘heilanden (… ) voor [onze] overleden verwanten en vrienden’ wanneer we dit werk doen? Welke hulpmiddelen verschaft de kerk ons op dat gebied?
-
Hoe kunnen we tempelwerk en familiegeschiedenis de benodigde tijd en aandacht geven? (Neem de paragraaf door die halverwege p. 146 begint.)
-
Welke geestelijke zegeningen kunnen we zoal ontvangen wanneer we aan tempelwerk deelnemen? (Zie pp. 146–147 voor enkele voorbeelden.)
Relevante teksten: LV 97:15–17; 109:1–23; 128:15–18; 132:19; 138:57–59