Hoofdstuk 6
Volmaakt voor de Heer staan: ‘elke dag een beetje beter’
‘Verwacht niet dat u in één keer volmaakt wordt. Als u dat wel doet, raakt u teleurgesteld. Zorg dat u vandaag beter bent dan gisteren en morgen beter dan vandaag.’
Uit het leven van Lorenzo Snow
President Lorenzo Snow woonde eens een priesterschapsbijeenkomst bij waarin een afgevaardigde van elk ouderlingenquorum opstond en verslag deed van het werk dat zijn quorum had gedaan. President Snow moest onder het luisteren naar deze jonge mannen terugdenken aan zijn eigen jonge jaren. Toen hij opstond om te spreken, zei hij:
‘Ik wil iets zeggen wat jullie hopelijk nooit zullen vergeten, en wat denk ik wel gepast is om hier te vertellen.
‘Ik merk, wat ik meestal merk wanneer jonge ouderlingen bijeenkomen, en trouwens ook wanneer ouderlingen van middelbare leeftijd bijeenkomen, een zekere schroom om een groep toe te spreken. Ik merk dat hier deze ochtend bij de jonge mannen die opstonden om de aanwezigen te informeren over het werk dat ze hebben verricht.
‘Ik denk dat ik er goed aan doe om jullie iets over mijn ervaring te vertellen toen ik in het openbaar begon te spreken, zelfs nog vóór ik ouderling was. Ik weet nog de eerste keer dat ik in het openbaar mijn getuigenis moest geven. (…) Ik zag er als een berg tegenop, terwijl ik het ook als mijn plicht beschouwde om op te staan, maar ik bleef almaar wachten. De een na de ander gaf zijn getuigenis, tot we bijna klaar waren. Maar ik durfde nog steeds niet. Ik had nog nooit een groep mensen toegesproken. (…) Ik besloot [uiteindelijk] dat het tijd werd om op te staan. Dat deed ik ook. Nou, hoe lang denk je dat ik heb gesproken? Ik schat een halve minuut — in elk geval hooguit een minuut. Dat was mijn eerste poging, en de tweede keer ging ongeveer net zo geloof ik. Ik was verlegen, (…) maar nam me stellig voor dat ik altijd zou doen wat in dit opzicht, of in een ander opzicht, van me gevraagd werd, wat de gevolgen ook mochten zijn. Ik ben mede door dat fundament geslaagd in mijn taken als ouderling in Israël.’
President Snow vertelde de jonge mannen dat hij vrij snel na deze gebeurtenis zijn eerste bijeenkomst als voltijdzendeling hield. ‘Ik had nog nooit eerder ergens zo tegen opgezien als die bijeenkomst’, vertelde hij. ‘Ik bad de hele dag en riep de Heer op een stil plekje aan. Ik had nog nooit eerder [in het openbaar] gesproken, behalve in die getuigenisdiensten. Ik had het Spaans benauwd. Ik kan me niet voorstellen dat iemand meer in de rats zat dan ik op dat moment. De bijeenkomst ving aan en de zaal was nagenoeg vol. (…) Ik begon te spreken en heb denk ik wel zo’n drie kwartier doorgepraat.”1 Bij een andere gelegenheid meldde hij over diezelfde bijeenkomst: ‘Toen ik voor die menigte stond, had ik geen idee wat ik zou zeggen. Maar zodra ik mijn mond opendeed, werd de Heilige Geest op mij uitgestort en werd mijn verstand met licht, ideeën en de juiste woorden vervuld. De mensen stonden versteld en verzochten om nog een bijeenkomst.’2
President Snow wilde de jonge mannen iets leren aan de hand van wat hij zelf had meegemaakt: ‘Mijn jonge vrienden, de kans is aan jullie om ver te komen — zo ver je maar wilt. In het begin van je leven heb je misschien een doel voor ogen dat erg moeilijk te bereiken valt, maar wel voor je is weggelegd. Je eerste pogingen om je doel te verwezenlijken mogen dan wel mislukken en ook je verdere inspanningen leveren misschien niet echt het gewenste resultaat op, toch zul je er baat bij hebben en ervaring opdoen als je oprecht je best hebt gedaan en je verlangens rechtschapen waren terwijl je je doel nastreefde en daarbij eventuele fouten hebt gemaakt.’3
Dit was een van de lievelingsthema’s van president Snow. Hij hield de heiligen vaak het gebod van de Heer voor om volmaakt te zijn en beklemtoonde dat ze dat gebod door hun eigen inzet en met de hulp van de Heer konden gehoorzamen. Hij predikte: ‘We dienen in ons hart te voelen dat God onze Vader is, en dat we met onze fouten en zwakheden toch zo volmaakt mogelijk kunnen leven en dat zo alles in orde met ons komt.’4
Leringen van Lorenzo Snow
Met ijver, geduld en goddelijke hulp kunnen we het gebod van de Heer gehoorzamen om volmaakt te zijn.
‘Toen Abram negenennegentig jaar oud was, verscheen de Here aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht, en wees onberispelijk.’ [Genesis 17:1.]
In verband hiermee haal ik enkele woorden van de Heiland uit de bergrede aan, opgetekend in het laatste vers van Matteüs hoofdstuk 5:
‘Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.’ [Matteüs 5:48.] (…)
We lezen dat de Heer aan Abraham verscheen en hem grote beloften deed. Voordat die beloften in vervulling konden gaan, moest hij [Abraham] volgens de gestelde eis onberispelijk voor het aangezicht van de Heer worden. De Heiland stelde diezelfde eis aan zijn discipelen, dat zij volmaakt dienden te zijn, zoals Hij en zijn Vader in de hemel volmaakt zijn. In mijn beleving gaat dit onderwerp de heiligen der laatste dagen aan en ik wil graag iets opperen ter overweging van de betrokkenen.
De Heer is van plan de heiligen der laatste dagen de hoogste zegeningen te schenken; we moeten ons er net als Abraham echter wel op voorbereiden. Daartoe heeft de Heer ons dezelfde wet als destijds aan hem gegeven om na te komen. We zullen volgens de gestelde eis ook een staat van volmaaktheid voor het aangezicht van de Heer moeten bereiken, en de Heer stelt nooit enige eis waaraan niet kan worden beantwoord. Hij verschaft de heiligen der laatste dagen juist de middelen waardoor ze aan zijn heilige orde kunnen voldoen. Toen de Heer deze eis aan Abraham stelde, voorzag Hij hem van de middelen waardoor hij zich kon kwalificeren en die wet kon gehoorzamen en zo volledig aan de eis kon voldoen. Hij genoot het voorrecht van de Heilige Geest, want het evangelie was immers aan Abraham gepredikt. Door dat evangelie maakte hij aanspraak op die goddelijke hulp waardoor hij de dingen van God kon begrijpen, wat zonder die hulp voor geen mens mogelijk is; zonder die hulp kan geen mens een staat van volmaaktheid voor het aangezicht van de Heer bereiken.
Dat geldt ook voor de heiligen der laatste dagen; alleen met bovennatuurlijke [hemelse] hulp en bijstand kunnen ze de vereiste morele en geestelijke norm bereiken, anders niet. We verwachten ook niet dat de heiligen der laatste dagen ineens onder alle omstandigheden aan deze wet zullen of kunnen voldoen. Daar is tijd voor nodig; daar moeten we geduldig en gedisciplineerd met ons verstand en hart aan werken om dit gebod te leren gehoorzamen. En hoewel onze pogingen aanvankelijk geen succes opleveren, moeten de heiligen der laatste dagen er niet ontmoedigd door raken om met de nodige wilskracht aan de grote eis te leren voldoen. Abraham mag dan wel het geloof hebben gehad om volgens deze goddelijke wet voor het aangezicht van de Heer te wandelen, toch werd zijn geloof bij tijd en wijle zwaar op de proef gesteld. Desondanks liet hij zich niet ontmoedigen, omdat hij vastbesloten was de wil van God te doen.
We denken misschien dat naleving van de volmaakte wet niet binnen ons bereik is, dat naar volmaaktheid streven gewoonweg te moeilijk is. Dat kan deels wel zo zijn, maar toch is het een gebod van de Almachtige waar we niet aan voorbij kunnen gaan. Op momenten van beproeving mogen we aanspraak maken op het bijzondere voorrecht om de Heer aan te roepen om kracht en inzicht, wijsheid en genade waardoor we in staat zijn de zwakheid van het vlees te overwinnen waartegen we voortdurend strijd moeten leveren.5 [Zie suggesties 1 en 2 op p. 106.]
Wanneer we aan een vereiste van de Heer voldoen, zijn we in dat opzicht volmaakt.
God riep Abraham op om zijn verwanten en vaderland te verlaten [zie Abraham 2:1–6]. Als hij niet aan die vereiste had voldaan, zou de Heer hem niet hebben aanvaard. Maar hij voldeed er wel aan en wandelde door zijn woonplaats te verlaten ongetwijfeld in gehoorzaamheid aan deze goddelijke wet van volmaking. Als hij hieraan niet had voldaan, had hij de vereisten van de Almachtige zeker niet gehoorzaamd. Zijn vertrek uit zijn vaders woonplaats en het ondergaan van zijn beproeving hielden in dat hij deed waarin zijn geweten en de Geest van God hem rechtvaardigden. Niemand had dat beter kunnen doen, voor zover hij niets verkeerds deed.
Toen de heiligen der laatste dagen het evangelie in verre landen ontvingen en de stem van de Almachtige hun gebood het land van hun vaderen te verlaten, hun verwanten te verlaten zoals Abraham dat deed, wandelden ze voor zover ze aan deze eis voldeden in gehoorzaamheid aan deze wet en waren ze in dat opzicht zo volmaakt als een mens maar kan zijn onder die omstandigheden. Niet dat ze volmaakt waren in kennis of macht enz., maar wel wat hun gevoelens, hun integriteit, hun motieven en vastberadenheid betrof. En terwijl ze de oceaan overstaken en voor zover ze niet morden of klaagden, maar gehoor gaven aan de raadgevingen die ze ontvingen en zich in ieder opzicht naar behoren gedroegen, waren ze zo volmaakt als God dat van hen verwachtte.
De Heer is van plan om ons in het celestiale koninkrijk op te nemen. Hij heeft ons door rechtstreekse openbaring bekendgemaakt dat wij zijn kinderen zijn, geboren in de eeuwige werelden, dat wij naar deze aarde zijn gekomen met het bijzondere doel om ons voor te bereiden om een volheid van onze Vaders heerlijkheid te ontvangen wanneer we in zijn tegenwoordigheid terugkeren. We moeten dan ook het vermogen ontwikkelen om ons aan deze wet te houden en onze motieven, verlangens, gevoelens en voorkeuren te heiligen zodat ze zuiver en heilig zijn. Ook moeten we leren onze wil in alles aan de wil van God te onderwerpen en de onze volkomen met die van de Vader in overeenstemming te brengen. Iemand die dat doet, is in dat opzicht volmaakt en maakt in alles wat hij doet en overal waar hij gaat aanspraak op de zegen van God.
Maar we zijn vatbaar voor dwaasheden en voor de zwakheden van het vlees. We zijn min of meer onwetend en vervallen gemakkelijk tot fouten. Zeker, maar dat is geen reden ons verlangen om dit gebod van God te gehoorzamen te laten varen, vooral niet nu we weten dat hij ons de middelen aangereikt heeft om dit werk te volbrengen. Dat versta ik onder de woorden volmaakt en onberispelijk zoals onze Heiland en Heer ze aan Abraham bezigde.
Iemand kan volmaakt zijn in sommige dingen en in andere dingen nog niet. Iemand die zich trouw aan het woord van wijsheid houdt, is wat die wet betreft volmaakt. Toen we ons van onze zonden bekeerden en tot vergeving ervan lieten dopen, waren we wat dat betreft volmaakt.6 [Zie suggestie 3 op p. 106.]
We hoeven niet ontmoedigd te raken wanneer we een fout begaan, maar we kunnen ons bekeren en God om kracht vragen om het beter te doen.
De apostel Joannes vertelt ons: ‘Nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij, Christus, rein is.’ [Zie 1 Johannes 3:2–3.] De heiligen der laatste dagen verwachten deze staat van volmaaktheid te bereiken; we verwachten als onze Vader en God te worden, als zijn kinderen die geschikt en waardig bevonden worden om bij Hem te wonen. We verwachten dat we bij de verschijning van de Zoon van God een vernieuwd en verheerlijkt lichaam zullen krijgen en dat ‘ons vernederd lichaam veranderen zal en aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt’. [Zie Filippenzen 3:21.]
Dat zijn onze verwachtingen. Stel uzelf nu deze vraag: Zijn onze verwachtingen wel gegrond? Met andere woorden, zijn we bezig onszelf te reinigen? Hoe kan een heilige der laatste dagen zichzelf rechtvaardigen tenzij hij zich wil reinigen zoals God rein is, tenzij hij zijn geweten iedere dag rein wil houden van overtredingen tegen God en zijn medemensen? Velen van ons wandelen ongetwijfeld van dag tot dag, van week tot week en van maand tot maand voor het aangezicht van God zonder gevoelens van veroordeling. We gedragen ons naar behoren en zoeken in alle oprechtheid en nederigheid naar de Geest van God als leidraad in onze dagelijkse levenswandel. Toch komen we in de loop van ons leven wel eens voor grote beproevingen of verleidingen te staan en kunnen we soms geen weerstand bieden. Maar ook al is dat het geval, dan is er geen reden om het niet opnieuw te proberen, en wel met dubbele energie en vastberadenheid om ons doel te verwezenlijken.7
De Heer wil Zich graag soepel opstellen jegens zijn kinderen op aarde, maar verlangt van hen oprechte bekering wanneer ze overtreden of hun plichten verzaken. Hij verwacht dat ze gehoorzaamheid tonen en zich van alle zonden proberen te ontdoen, zichzelf reinigen en werkelijk zijn volk, zijn heiligen worden, zodat zij voorbereid zijn om in zijn tegenwoordigheid te komen, aan Hem gelijk gemaakt te worden in alle dingen en met Hem in zijn heerlijkheid te regeren. Dat valt alleen te bereiken als zij het rechte smalle pad bewandelen, een beter mens worden en hun leven zinvoller maken, vol zijn van geloof en naastenliefde, ofwel de reine liefde van Christus, en trouw elke plicht in het evangelie nakomen. 8
Als wij meer over het leven van Abraham zouden weten, of over het leven van andere grote en heilige mannen, zouden we ongetwijfeld merken dat hun streven naar rechtschapenheid niet altijd succes had. Daarom mogen we niet ontmoedigd raken als we in een zwak moment iets verkeerds doen. Dan moeten we ons juist bekeren van de fout of overtreding die we hebben begaan, de schade zo mogelijk herstellen en God om hernieuwde kracht vragen om door te gaan en beter ons best te doen.
Abraham was in staat dag na dag onberispelijk voor het aangezicht van God te wandelen nadat hij zijn vaders woonplaats had verlaten. Hij gaf ook blijk van een ontwikkelde en gedisciplineerde geest door de oplossing die hij voor het conflict tussen zijn herders en die van zijn neef Lot aandroeg [zie Genesis 13:1–9]. Abraham maakte echter een onvoorstelbaar moeilijk moment in zijn leven mee toen de Heer hem opdroeg om zijn geliefde en enige zoon te offeren, ja, de zoon door wie hij de grote belofte die de Heer aan hem had gedaan in vervulling dacht te zien gaan. Maar door de juiste gezindheid wist hij de beproeving te doorstaan en toonde hij God zijn geloof en integriteit [zie Genesis 22:1–14]. We kunnen gerust stellen dat Abraham die gezindheid niet van zijn afgodische ouders had meegekregen. Integendeel, hij heeft die met de zegen van God weten te verkrijgen nadat hij net zo’n strijd tegen het vlees had moeten leveren als wij dat moeten doen. Daarbij zal hij ongetwijfeld meer dan eens het onderspit hebben gedolven en toch weer hebben overwonnen tot hij een dergelijke zware proef kon doorstaan.
‘Laat die gezindheid bij u zijn,’ zegt de apostel Paulus, ‘welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht.’ [Filippenzen 2:5–6.] Ieder mens met dit doel voor ogen zal zich reinigen zoals God rein is en onberispelijk voor zijn aangezicht proberen te wandelen. We hebben allemaal zo onze dwaasheden en zwakheden, die we zo gauw mogelijk moeten zien te overwinnen. Laten we dat gevoel ook in het hart van onze kinderen planten, opdat ze de vreze Gods van jongs af aan bij zich hebben en onder alle omstandigheden onberispelijk voor zijn aangezicht leren wandelen.
Als een man één dag zonder ruzie met zijn vrouw kan doorbrengen, of zonder iemand onvriendelijk te behandelen of zonder de Geest van God in welk opzicht dan ook te bedroeven, dan is dat goed, dan is hij in zoverre volmaakt. Laat hem proberen de volgende dag weer zo te zijn. Maar stel dat het hem de volgende dag niet lukt, dan heeft hij nog steeds de kans om er de dag daarop wel weer in te slagen. (…)
De heiligen der laatste dagen moeten deze ambitie voortdurend ontwikkelen, zoals de apostelen vanouds zo duidelijk uiteen hebben gezet. We moeten iedere dag proberen zo te leven dat ons geweten ten opzichte van andere mensen zuiver is. En God heeft ons in de kerk bepaalde hulpmiddelen gegeven, namelijk apostelen, profeten, evangelisten enz., ‘tot de volmaking der heiligen’ enz. [Zie Efeziërs 4:11–12, SV] Hij heeft ons eveneens zijn Heilige Geest verleend, die ons als onfeilbare gids en als een engel van God terzijde staat, ons vertelt wat we moeten doen en ons de kracht en hulp biedt wanneer we met moeilijkheden kampen. We moeten ons niet laten ontmoedigen wanneer onze zwakheid aan het licht komt. De hedendaagse profeten en die van weleer lieten zich ook niet of nauwelijks door de duivel ontmoedigen. Daarmee zijn ze een stralend voorbeeld voor ons, omdat ze voortdurend probeerden te overwinnen, om zo de prijs te behalen en zich op een volheid van heerlijkheid voor te bereiden.9 [Zie suggestie 4 op p. 106.]
Met goddelijke hulp kunnen we boven de dwaasheden en ijdelheden van de wereld uitstijgen.
Wanneer we ervan doordrongen raken dat we door het evangelie over de innerlijke kracht beschikken om onze hartstochten en onze begeerten te beteugelen en onze wil in alle dingen aan de wil van onze hemelse Vader onderwerpen, en wanneer we niet degenen zijn die ongenoegen zaaien in onze familiekring en bij anderen met wie we omgaan, maar juist bijdragen aan een stukje hemel op aarde, dan is de strijd al half gewonnen. We zijn maar al te vaak geneigd om het grote doel van het leven uit het oog te verliezen, de reden waarom onze hemelse Vader ons hier de sterfelijkheid laat ondergaan, alsook de heilige roeping waartoe we zijn geroepen. Daardoor laten we ons te vaak meeslepen in onbeduidende zaken van voorbijgaande, tijdelijke aard zoals de wereld dat doet, zonder de goddelijke hulp in te roepen die God heeft ingesteld en waarmee we ze alleen dan kunnen overwinnen. We zijn geen haar beter dan de rest van de wereld als we niet blijven streven naar volmaaktheid, zoals onze Vader in de hemel volmaakt is.
Deze aansporing gaf de Heiland aan de heiligen vanouds, mensen met dezelfde hartstochten en vatbaar voor dezelfde verleidingen als wij. Hij wist of de mensen er wel of niet aan konden voldoen: de Heer zal immers nooit iets van zijn kinderen vragen wat ze onmogelijk kunnen volbrengen. De ouderlingen van Israël die voornemens zijn de wereld in te trekken om het evangelie te prediken te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, onder verdorven en goddeloze mensen, dienen deze geest in het bijzonder te ontwikkelen. En niet alleen zij, maar iedereen, iedere jongeman en iedere jongevrouw die tot deze kerk behoort en met recht een heilige genoemd kan worden, dient dit verlangen aan te kweken om aan deze vereiste te voldoen, opdat hun geweten rein is voor het aangezicht van God. Het is prachtig als jong en oud dit voor ogen houden. Het is vooral heel fijn om te zien dat onze jonge mensen zo leven dat hun gelaat het licht en de intelligentie van God kan weerspiegelen, dat ze een juist begrip hebben van het leven en in staat zijn om boven de dwaasheden en ijdelheden van de wereld en de fouten en verdorvenheden van de mens uit te stijgen.10
Heiligen der laatste dagen hoeven zich geen zorgen te maken over de dingen van deze wereld. Die zijn allemaal van voorbijgaande aard. Ons hart moet op de dingen van omhoog zijn gericht; om te streven naar die volmaaktheid die in Christus Jezus te vinden was, die in alle dingen volmaakt gehoorzaam was aan de Vader en aldus zijn heerlijke verhoging verkreeg en een voorbeeld voor zijn broeders werd. Waarom zouden we ons zorgen maken en inzitten over deze tijdelijke zaken terwijl onze bestemming zo grandioos en heerlijk is? Als we de Heer aankleven, zijn geboden naleven, zijn volmaaktheid nastreven en de eeuwige werkelijkheid van zijn hemelse koninkrijk voor ogen houden, komt het helemaal goed met ons en zullen we uiteindelijk zegevieren en de overwinning behalen.11
U moet zich in uw hele doen en laten altijd bewust zijn dat u een leven leidt dat in de eeuwigheid zal worden voortgezet. Volg geen beginselen die u niet in de hemel zou naleven. Gebruik voor een beoogd doel geen middelen die door een celestiaal verlicht geweten zouden worden afgekeurd. Hoewel gevoelens en hartstochten u tot handelen drijven, laten zuivere, eerzame, heilige en deugdzame beginselen bij u toch altijd de overhand hebben.12
We kunnen niet in één keer volmaakt worden, maar we kunnen wel elke dag een beetje beter worden.
Het kind groeit gestaag op tot jongeman, en van jongeman tot volwassen man, zonder dat hij precies kan vertellen hoe of wanneer de groei plaatsvindt. Hij heeft niet echt in de gaten dat hij groeit, maar als hij gezond en verstandig leeft, wordt hij uiteindelijk volwassen. Bij ons als heiligen der laatste dagen gaat dat net zo. We groeien en maken vooruitgang. Dat gaat vrijwel ongemerkt, maar na een jaar of zo beseffen we dat we als het ware al een aardig eindje op weg zijn naar de top van de berg. We realiseren ons dat we geloof in de Heer hebben; dat zijn voorzienigheid altijd gunstig uitpakt; dat we ons verbonden met Hem voelen; dat Hij echt onze Vader is en dat Hij ons in dit leven voort leidt.13
Verwacht niet dat u in één keer volmaakt wordt. Als u dat wel doet, raakt u teleurgesteld. Zorg dat u vandaag beter bent dan gisteren en morgen beter dan vandaag. Laten we morgen minder vatbaar zijn voor de verleidingen waaraan we vandaag wellicht deels toegeven. Werk er zo aan om elke dag een beetje vooruitgang te maken en laat de kansen om goed te doen aan anderen en aan onszelf niet voorbijgaan.14
Elke afgelopen dag of elke afgelopen week behoort de beste te zijn die we ooit hebben meegemaakt. Dat wil zeggen: we dienen dagelijks enige vooruitgang te maken, in kennis en wijsheid, en in ons vermogen om iets goeds tot stand te brengen. Iedere dag worden we niet alleen een dagje ouder, maar streven we er ook naar om dichter bij de Heer te leven.15 [Zie suggestie 5 op p. 106.]
Suggesties voor studie en onderwijs
Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
President Snow erkende dat het gebod om volmaakt te zijn sommige heiligen der laatste dagen zorgen baart (pp. 97–99). Let bij uw studie van dit hoofdstuk op raadgevingen die iemand gerust kunnen stellen die moeite lijkt te hebben met het gebod om volmaakt te zijn.
-
In de paragraaf die op p. 97 begint, verwijst de uitdrukking ‘goddelijke hulp’ naar hulp van de Heer. Op welke manieren helpt de Heer ons om volmaakt te worden?
-
Bestudeer op p. 99 de opmerkingen van president Snow over Abraham en de eerste pioniers van de kerk. Wat denkt u dat het betekent om ‘in [een bepaald] opzicht’ volmaakt te zijn? Overweeg wat u kunt doen om volmaakter te worden wat uw ‘gevoelens, (…) integriteit, motieven en vastberadenheid’ betreft.
-
President Snow zei: ‘We moeten ons niet laten ontmoedigen wanneer onze zwakheid aan het licht komt’ (p. 103). Hoe kunnen we boven gevoelens van ontmoediging uitstijgen? (Zie pp. 100–103 voor enkele voorbeelden.)
-
Wat hebt u aan de kennis dat u niet moet verwachten ‘dat u in één keer volmaakt wordt’? (Zie p. 105.) Denk na hoe u de raad van president Snow om ‘elke dag een beetje beter’ te worden specifiek kunt opvolgen.
-
Zoek naar een of twee uitspraken in dit hoofdstuk die u in het bijzonder inspireren. Wat spreekt u in die uitspraken aan?
Relevante teksten: 1 Nephi 3:7; 3 Nephi 12:48; Ether 12:27; Moroni 10:32–33; LV 64:32–34; 67:13; 76:69–70