Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 20: Het koninkrijk van God gaat voorwaarts


Hoofdstuk 20

Het koninkrijk van God gaat voorwaarts

‘Zij die beweren bij [Gods] werk betrokken te zijn, moeten voortgaan en voorwaarts gaan. (…) Zolang er nog een stap vooruit te zetten valt, dient die stap gezet te worden.’

Uit het leven van Lorenzo Snow

In 1844 was Lorenzo Snow voor de kerk in het oosten van de Verenigde Staten toen hij bericht kreeg dat de profeet Joseph Smith en diens broer Hyrum vermoord waren. Hij zei: ‘Het nieuws over dit treurige voorval kwam uiteraard geheel onverwacht. Ik was diep geschokt en verdrietig, zozeer zelfs dat er geen woorden voor zijn.’ Op aanwijzing van het Quorum der Twaalf Apostelen trof hij voorbereidingen om naar zijn huis in Nauvoo (Illinois) terug te keren.1

Later zei hij daarover: ‘Sommigen in de tijd van Joseph dachten dat deze kerk alleen onder zijn leiding kon gedijen en haar bestemming bereiken. Toen het moment was aangebroken dat hij als martelaar van deze wereld naar de geestenwereld overging, waren de heiligen in het hele koninkrijk van God bijzonder verontrust. Het kwam als een verrassing. Ze wisten niet echt wat er vervolgens ging gebeuren. De verantwoordelijkheid [om de kerk te leiden] kwam toen bij het Quorum der Twaalf Apostelen te liggen. Door de zegeningen van God en de geest van inspiratie in hun boezem ging het koninkrijk onder leiding van de Almachtige voort.’2

De tweede president van de kerk, Brigham Young, overleed in 1877 na de kerk 33 jaar lang geleid te hebben. Ouderling Lorenzo Snow maakte toen als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen wederom een verandering in de leiding van de kerk mee. Hij zei later dat president Young ‘behoorlijk onverwacht overleed. De heiligen waren er nauwelijks op voorbereid. Toch ging het koninkrijk van God voorwaarts.’3

Toen John Taylor, de derde president van de kerk, in 1887 overleed, stelde ouderling Snow de heiligen als volgt gerust: ‘De Heer heeft het goed geacht om onze geliefde broeder, president Taylor, weg te nemen uit dit martelende en lijdende strijdtoneel, en toch gaat de kerk nog steeds voorwaarts.’4

In 1898, ongeveer elf jaar nadat hij de heiligen bij de uitvaart van president Taylor bemoedigend had toegesproken, had Lorenzo Snow die bemoediging zelf nodig. Hij was op dat moment als president van het Quorum der Twaalf Apostelen werkzaam. President Wilford Woodruff was president van de kerk en ging lichamelijk sterk achteruit. President Snow wist dat hij naar de vastgestelde wijze van opvolging de kerk zou presideren als hij langer zou leven dan president Woodruff. Op een avond drukte die mogelijkheid bijzonder zwaar op zijn gemoed. Hij achtte zichzelf niet bekwaam genoeg om de leiding van de kerk op zich te nemen en ging alleen naar een kamer in de Salt Laketempel om te bidden. Hij vroeg God het leven van president Woodruff te sparen, maar beloofde ook dat hij elke taak zou verrichten die God van hem eiste.

President Woodruff overleed op 2 september 1898, niet lang na president Snows vurige gebed in de tempel. President Snow was op het moment dat hij het nieuws hoorde in Brigham City, ongeveer honderd kilometer ten noorden van Salt Lake City. Hij regelde dat hij diezelfde avond nog per trein naar Salt Lake City terugreisde. Bij aankomst trok hij zich nogmaals terug in een kamer in de tempel om te bidden. Hij erkende dat hij zich onbekwaam voelde, maar uitte ook zijn bereidheid om de wil van de Heer te doen. Hij vroeg om leiding en wachtte op een antwoord, dat echter uitbleef. Dus verliet hij de kamer.

Toen hij een lange gang betrad, kreeg hij het antwoord — en de geruststelling — die hij zocht. Vóór hem stond de herrezen Heiland, die hem vertelde wat hij moest doen. President Snow vertelde zijn kleindochter Alice Pond later over die ervaring. Alice schreef het gesprek dat ze met haar grootvader in de Salt Laketempel had op:

‘Toen we (…) door de lange gang liepen die naar de celestiale zaal leidt, liep ik enkele stappen vooruit. Opa bleef staan en zei: “Wacht even Allie, ik wil je iets vertellen. Op deze plek is de Heer Jezus Christus aan me verschenen toen president Woodruff was overleden. Hij zei dat ik het Eerste Presidium van de kerk meteen moest reorganiseren, en niet hoefde te wachten zoals voorheen gebruikelijk was toen de voorgaande presidenten overleden. Hij zei dat ik president Woodruff zou opvolgen.”

‘Toen kwam opa dichter bij me staan. Hij strekte zijn linkerhand uit en zei: “Hij stond hier, ongeveer een meter boven de grond. Het leek wel of Hij op een massief gouden plaat stond.”

‘Opa vertelde me wat een glorierijke persoon de Heiland is, en beschreef zijn handen, voeten, gelaatsuitdrukking en zijn prachtige witte gewaad. Alles was zo wit en helder dat hij er nauwelijks naar kon kijken.

‘Toen kwam [opa] nog een stap dichter bij me staan. Hij legde zijn rechterhand op mijn hoofd en zei: “Kleindochter, ik wil dat je dit getuigenis van je opa onthoudt, dat hij je persoonlijk heeft verteld dat hij hier in de tempel de Heiland heeft gezien en van aangezicht tot aangezicht met Hem heeft gesproken.”’5

President Snows ontmoeting met de Heiland was een heilige bevestiging van een waarheid die hij al vele jaren kende — dat Jezus Christus het hoofd van de kerk is. Deze waarheid inspireerde president Snow en hij getuigde vaak dat de kerk ondanks tegenstand vooruitgang zou blijven maken. Hij uitte zijn dankbaarheid voor het voorrecht om het werk van de Heer in de laatste dagen te mogen helpen voortstuwen. Op de algemene oktoberconferentie van 1898, waarop hij als president van de kerk werd gesteund, zei hij: ‘Laten we dit in ons hart voornemen, laten we innerlijk tot de Heer getuigen dat we op de volgende conferentie betere mensen en eensgezinder als volk zullen zijn dan we nu zijn. Iedere man en vrouw in deze plechtige samenkomst zou dat gevoel en voornemen moeten hebben. Ik voel in mijn hart het voornemen om me meer dan ooit aan de opbouw van het koninkrijk van God toe te wijden en zijn doeleinden te verwezenlijken.’6 [Zie suggestie 1 op p. 251.]

Leringen van Lorenzo Snow

De Heer heeft de geprofeteerde herstelling van zijn kerk op aarde tot stand gebracht.

Als dienstknecht van God getuig ik van de openbaring van zijn wil in de negentiende eeuw. Die kwam door zijn eigen stem uit de hemel, door de manifestatie van zijn Zoon en door de bediening van heilige engelen. Hij gebiedt alle mensen overal dat ze zich moeten bekeren, zich van hun verkeerde praktijken en onrechtvaardige verlangens moeten afkeren en zich moeten laten dopen tot vergeving van hun zonden, opdat zij de Heilige Geest mogen ontvangen en met Hem communiceren. Hij is het verlossende werk begonnen waarvan alle heilige profeten, wijzen en zieners uit alle tijden en alle delen van de wereld hebben gesproken.7

Het mormonisme, een bijnaam voor de ware godsdienst van de heiligen der laatste dagen, beweert niet iets nieuws te zijn, behalve voor deze generatie. Het maakt het oorspronkelijke heilsplan bekend, dat vóór de schepping van de wereld in de hemel werd opgesteld en dat God aan mensen in verschillende tijdperken heeft geopenbaard. Als volk geloven wij werkelijk dat Adam, Henoch, Noach, Abraham, Mozes en andere groten van weleer achtereenvolgens, in een reeks bedelingen, over deze godsdienst beschikten. (…) Kortom, het mormonisme is een herstelling van het vroegchristelijke geloof, het aloude evangelie dat weer op aarde is gebracht — ditmaal om de laatste bedeling in te luiden, het millennium te laten beginnen en het verlossingswerk voor deze planeet te voltooien.8

We zien de hand van de Almachtige in de oprichting van een koninkrijk waar de profeet Daniël lang geleden al over sprak — een koninkrijk dat zal groeien en zich zal uitbreiden tot het de hele aarde bedekt [zie Daniël 2:44], wanneer licht en intelligente zo algemeen te vinden zijn, dat niemand meer tot zijn naaste hoeft te zeggen: ‘Kent de Here, want zij allen zullen [Hem] kennen, van de kleinste tot de grootste’ [zie Jeremia 31:34], wanneer de Geest van de Heer in grote mate zal wordt uitgestort op al wat leeft, zodat hun zoons en dochters zullen profeteren, hun ouden dromen dromen en hun jongelingen gezichten zien [zie Joël 2:28], en wanneer men geen kwaad zal doen noch verderf stichten op gans de heilige berg des Heren [zie Jesaja 11:9].9 [Zie suggestie 2 op p. 251.]

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is op een vast fundament gebouwd en zal ondanks tegenstand voorwaarts blijven gaan.

Broeders en zusters, God heeft zijn kerk en koninkrijk op aarde gevestigd om het mensdom tot nut en zegen te zijn, om ze op de weg van de waarheid te leiden, om ze voor te bereiden op hun verhoging in zijn tegenwoordigheid en op zijn glorierijke komst en koninkrijk op aarde. Zijn doeleinden zullen verwezenlijkt worden, ondanks de tegenstand die ze van kwaadwillende mensen en de machten der duisternis mogen ondervinden. Alles wat dit werk verhindert, zal worden weggenomen. Niets kan zijn macht weerstaan, maar alles wat Hij heeft besloten zal volledig en volkomen tot stand gebracht worden. De liefde van God voor zijn volk is blijvend en bestendig, en zij zullen overwinnen door zijn macht.10

Wie zegt dat dit koninkrijk ten onder gaat! (…) Hoezo, u kunt net zo goed proberen de sterren uit de hemel te plukken of de maan of de zon uit hun baan te verdrijven! Dat is gewoonweg onmogelijk, want zij zijn het werk van de Almachtige.11

Het koninkrijk van God gaat met kracht en macht en met groot en glorierijk succes voorwaarts.12

Dit werk is op een vast fundament gevestigd, ja, gevestigd op de rots der eeuwen. (…) Ongeacht wie er onderweg verloren gaan en hun geloof overboord zetten: de kerk gaat voorwaarts.13

Deze kerk zal standhouden, want zij heeft een vaste grondslag. Zij is niet van een mens afkomstig. Zij is niet gebaseerd op een studie van het Nieuwe Testament of het Oude Testament. Zij is niet het resultaat van de geleerdheid die we aan universiteiten of opleidingsinstituten voor een geestelijk ambt opdoen. Nee, zij is rechtstreeks van God gekomen. De Heer heeft haar door het openbarende beginsel van de Heilige Geest van licht aan ons getoond, en ieder mens kan diezelfde Geest ontvangen.

(…) Hij geeft ons kennis inzake wat we moeten doen, voor zover wij ons leven willen opofferen en niet tegen die kennis ingaan. Hij ontsluit voor ons de geheimenissen van het celestiale koninkrijk en maakt ons voortdurend dingen bekend die we nog niet wisten. Die kennis en intelligentie breiden zich gestaag uit.

(…) We hebben te veel kennis ontvangen om onze doeleinden nog te kunnen dwarsbomen. Wie het mormonisme willen vervolgen en ten val brengen, moeten hun gang maar gaan. (…) Wij hebben als taak in de kennis van God toe te nemen, de geboden van God te onderhouden, trouw te zijn en vooruitgang te blijven maken en steeds volmaakter te worden naarmate de jaren verstrijken.14 [Zie suggestie 3 op p. 251.]

Wij zijn het volk van God en Hij zal ons beschermen als we voorwaarts gaan en alles doen wat Hij van ons verwacht.

Menigmaal (…) wanneer de vernietiging van het volk van God op handen was en er geen uitweg leek te zijn, (…) kwam er plotseling iets tevoorschijn wat voor hun heil was bereid om de naderende ondergang af te wenden. Dat was onder meer het geval bij de Israëlieten die door Mozes werden geleid. Toen ze bij de Rode Zee aankwamen en het Egyptische leger achter hen dreigde met vernietiging, leek er geen uitweg te zijn. Maar juist op het moment dat redding nodig was, zie, daar diende die zich aan en werden ze gered [zie Exodus 14:10–25].

Zo is het altijd gegaan, en zo zal het bij ons altijd blijven gaan. Ook al lijken onze moeilijkheden wel eens onoverkomelijk, toch zal er in een reddingsmiddel worden voorzien als wij zelf doen wat we als kinderen van God behoren te doen. Maar het kan in de toekomst wel eens nodig zijn — en dat probeer ik duidelijk te maken — dat sommige heiligen net als Ester, de koningin, bereid moeten zijn alles op te offeren wat er ook van hun wordt gevraagd om de redding van de heiligen der laatste dagen te bewerkstelligen.

We dienen eerst te erkennen dat we het volk van God zijn. (…) Het is aan ons om naar voren te treden zoals Ester dat deed, en bereid te zijn alles in de waagschaal te stellen om het volk te redden. Bij haar actie zei Ester: ‘Kom ik om, dan kom ik om.’ [Zie Ester 4:3–16.] (…) Maar het volk van God zal niet omkomen. Er zal altijd een ram ter bevrijding in het struikgewas voor hen voorhanden zijn [zie Genesis 22:13]. (…)

(…) ‘Ik heb in mijn hart besloten, zegt de Heer, dat Ik u in alle dingen zal beproeven, of u trouw zult blijven aan mijn verbond, ja, tot in de dood, opdat u het waardig zult worden bevonden. Want indien gij mijn verbond niet trouw blijft, zijt gij Mij niet waardig.’ [Zie LV 98:14–15.] We hebben iets om voor te leven; we hebben iets om voor te sterven. Maar er is hierbij geen sprake van de dood. Er is sprake van heil en van leven als het volk van God — wie zich naar de naam van de Heer Jezus Christus noemen — zich aan zijn geboden houdt en doet wat aanvaardbaar is in zijn ogen. De Almachtige is niet van plan zijn volk ten onder te laten gaan. Als we het goede doen en zijn geboden onderhouden, zal Hij ons zeker uit elke moeilijkheid bevrijden.15 [Zie suggestie 4 op p. 251.]

Het is tijd dat we ons voor God verootmoedigen en het werk verrichten dat Hij ons heeft toevertrouwd.

Zij die beweren bij zijn werk betrokken te zijn, moeten voortgaan en voorwaarts gaan, (…) zonder morren en zonder voortdurende aansporing. Zolang er nog een stap vooruit te zetten valt, dient die stap gezet te worden.16

Het is nu tijd dat de heiligen der laatste dagen zich voor de Almachtige verootmoedigen. (…) Het is nu tijd dat de heiligen der laatste dagen bepalen waar ze pal voor willen staan. Het is tijd dat de heilige der laatste dagen zich van hun zonden en dwaasheden bekeren en de Almachtige aanroepen, dat ze zijn hulp mogen ontvangen; (…) dat we voorwaarts mogen gaan en het grote werk volbrengen dat ons is toevertrouwd.17

Wij zijn betrokken bij het werk van God. De vooruitzichten zijn glorierijk, maar laten we er van doordrongen zijn dat we bij alles wat we doen de dienstknechten zijn van God en zijn wil doen. Laten we onze integriteit niet op het spel zetten, maar zo leven dat ons geloof gaandeweg blijft toenemen. Ik zou tevreden zijn met de plek die de voorzienigheid mij heeft toebedeeld, en de Heer vragen hoe ik het koninkrijk van God vanuit die positie kan helpen opbouwen en of Hij mij kan helpen in de levensbehoeften van mijn gezin te voorzien.18

We kunnen in kennis en macht toenemen, alsook in ons vermogen om het koninkrijk van God op aarde op te bouwen, en wel door onze ijver, onze ootmoed en onze trouw aan de verbonden die we hebben gesloten.19

Door onze onwetendheid en ons onbegrip wat de wegen en de doeleinden van de Heer betreft, denken we wel eens dat we geen vooruitgang maken, maar stilstaan op ons levenspad. Maar in werkelijkheid is en kan van zoiets geen sprake zijn, zolang we ons blijven inspannen en ons vertrouwen in de beloften van God stellen. (…)

(…) Laat iedere man zich trouw en buitengewoon ijverig betonen in het onderhouden van de geboden van God, en het verlangen ontwikkelen om goed te doen aan de mensen om hem heen. Mochten we, terugblikkend op ons leven, inzien dat we niet altijd volkomen naar de stem van ons geweten en onze plicht hebben gehandeld, laten we ons dan voor God en de mensen bekeren zodat we voorbereid zijn op wat er ook gebeuren mag. Laat het bouwen van tempels en huizen van aanbidding voortgaan. Laten [wij] de opvoeding van [onze] kinderen voortzetten en ze in de vreze des Heren grootbrengen, en laat het evangelie nog steeds naar verre landen uitgaan. (…)

Dit is het werk van God, en Hij bestuurt de koers en vooruitgang ervan in de wereld. Dit werk dient immer de eerste plaats in onze gedachten in te nemen; en zolang we het pad van onze plicht bewandelen, zijn we zeker in staat ons doel onveranderlijk en vastbesloten voor ogen te houden. Zo geven we de wereld blijk van ons geloof en onze toewijding aan de waarheidsbeginselen die God heeft geopenbaard. (…)

Het kan heel goed zijn dat de Heer ons onder zware druk laat komen, waardoor zijn volk grote offers moet brengen. De vraag is of we die offers ook zullen brengen? Dit werk is het werk van de Almachtige. De beloofde zegeningen waar we naar uitkijken, ontvangen we pas nadat we zijn beproefd en de beproeving hebben doorstaan. Ik kan niet zeggen of dit volk al dan niet een vuurproef wacht die men moet doorstaan. Het gaat erom of ik klaar ben om de zegeningen die de Heer voor mij en zijn volk in petto heeft te ontvangen en ten goede aan te wenden; en, aan de andere kant, of ik klaar ben om elk offer te brengen dat hij van mij vraagt? Ik zou geen sikkepit geven om een godsdienst die het niet waard is om voor te leven en sterven. En ik zou ook niet veel geven voor de man die niet bereid is alles op te offeren ter wille van zijn godsdienst.

Welnu, ik [zeg] tot u allen: ga voort! Ga voort en bemerk de redding van de Heer, en sta niet stil.20 [Zie suggestie 5 hierna.]

Suggesties voor studie en onderwijs

Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.

  1. Neem de tekst op pp. 241, 243–244 door. Wat betekent het volgens u dat het koninkrijk van God voorwaarts gaat? Uit welke ervaringen leidt u af dat het koninkrijk van God voorwaarts gaat?

  2. In de laatste alinea op p. 245, 247 verwijst president Snow naar vier profeten uit het Oude Testament. In welke opzichten gaan die profetieën in deze tijd in vervulling?

  3. Bestudeer de leringen van president Snow dat de kerk ondanks tegenstand voorwaarts gaat (pp. 247–248). Hoe kunnen die leringen ons helpen wanneer mensen ons om ons geloof vervolgen? Hoe bent u met tegenstand tegen uw getuigenis omgegaan?

  4. Neem de derde en vierde alinea op p. 248 door. Wat kunnen wij leren van het voorbeeld van Ester wanneer er offers van ons gevraagd worden? In welke opzichten zou het in dergelijke situaties helpen als we ‘erkennen dat we het volk van God zijn’?

  5. In de laatste paragraaf van het hoofdstuk adviseert president Snow de leden het koninkrijk van God op te bouwen waar de Heer hen ook heeft geplaatst. In welke opzichten bouwen ouders thuis het koninkrijk van God op? Hoe kunnen huisonderwijzers en huisbezoeksters het koninkrijk van God opbouwen?

Relevante teksten: Matteüs 24:14; Ether 12:27; Moroni 7:33; LV 12:7–9; 65:1–6; 128:19–23

Onderwijstip: ‘Het is vaak nuttig om alvast over de volgende les na te denken zodra u de voorgaande les hebt gegeven. U bent zich de behoeften en interesses van de leerlingen het beste bewust als u hen zojuist een les hebt gegeven.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping, p. 97.)

Noten

  1. Zie Eliza R. Snow Smith, Biography and Family Record of Lorenzo Snow (1884), pp. 79–82.

  2. In: ‘Laid to Rest: The Remains of President John Taylor Consigned to the Grave’, Millennial Star, 29 augustus 1887, p. 549.

  3. In: ‘Laid to Rest: The Remains of President John Taylor Consigned to the Grave’, p. 549.

  4. In: ‘Laid to Rest: The Remains of President John Taylor Consigned to the Grave’, p. 549.

  5. Alice Pond. In: LeRoi C. Snow, ‘An Experience of My Father’s’, Improvement Era, september 1933, p. 677; zie ook correspondentie tussen ouderling John A. Widtsoe en Noah S. Pond, echtgenoot van Alice Armeda Snow Young Pond, 30 oktober 1945 en 12 november 1946, Bibliotheek voor kerkgeschiedenis. Alice was begin twintig, begiftigd en aan haar man verzegeld toen president Snow haar over deze ervaring in de tempel vertelde.

  6. Conference Report, oktober 1898, p. 55.

  7. ‘Greeting to the World by President Lorenzo Snow’, Deseret Evening News, 1 januari 1901, p. 5.

  8. ‘“Mormonism” by Its Head’, Land of Sunshine, oktober 1901, p. 252.

  9. Deseret News, 24 januari 1872, p. 597.

  10. Deseret Semi-Weekly News, 4 oktober 1898, p. 1.

  11. Deseret News, 24 januari 1872, p. 598.

  12. Deseret Weekly, 4 november 1893, p. 609.

  13. Millennial Star, 12 mei 1890, p. 239; naar een gedetailleerd verslag van een toespraak van Lorenzo Snow op de algemene aprilconferentie van 1890.

  14. Conference Report, april 1900, pp. 3–4.

  15. Deseret News, 22 november 1882, p. 690.

  16. Deseret News: Semi-Weekly, 27 juni 1882, p. 1.

  17. Deseret News, 22 november 1882, p. 690.

  18. In: Journal History, 11 juli 1865, p. 2.

  19. Deseret News, 15 mei 1861, p. 82.

  20. Deseret News: Semi-Weekly, 27 juni 1882, p. 1.

President Lorenzo Snow getuigde van de herstelling van het evangelie door middel van de profeet Joseph Smith.

‘Broeders en zusters, God heeft zijn kerk en koninkrijk op aarde gevestigd om het mensdom tot nut en zegen te zijn.’