Hoofdstuk 8
‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart’
Rechtschapen heiligen der laatste dagen streven ernaar om ‘voor het aangezicht van God een karakter te ontwikkelen dat in het uur van beproeving standhoudt’.
Uit het leven van Lorenzo Snow
Op 15 december 1899 sprak kerkpresident Lorenzo Snow tijdens de uitvaartdienst van president Franklin D. Richards, die president van het Quorum der Twaalf Apostelen was geweest. Bijna aan het einde van de toespraak zei president Snow: ‘Ik vraag de Heer van Israël de heiligen der laatste dagen te zegenen en dat we voorbereid mogen zijn op de gebeurtenissen in de nabije toekomst, met een zuiver hart voor de Heer.’
Ter illustratie van de noodzaak van ‘een zuiver hart voor de Heer’ vertelde president Snow over een voorval dat hij en president Richards in de jaren 1850 als nieuwe apostelen hadden meegemaakt. In die tijd spoorde president Brigham Young alle heiligen der laatste dagen aan om zich te bekeren en een hernieuwde toewijding aan een rechtschapen levenswandel aan de dag te leggen.
‘Toen president Young opstond en de mensen opriep om zich te bekeren en te veranderen,’ vertelde president Snow, ‘sprak hij krasse taal wat er met sommige lieden moest gebeuren — dat hun het priesterschap ontnomen zou moeten worden omdat ze het niet grootmaakten zoals ze dat behoorden te doen. De broeders die die tijd hebben meegemaakt, weten nog wel hoe vurig hij in dat opzicht sprak. Nou, broeder Franklin werd erdoor in zijn hart geraakt, en dat gold voor mij eveneens. We bespraken de kwestie onder elkaar. We besloten naar president Young te stappen en hem ons priesterschap aan te bieden. Als hij in de naam van de Heer van mening was dat we ons priesterschap niet hadden grootgemaakt, zouden we het inleveren. We zochten hem op en legden hem dit onder vier ogen voor. Ik meen dat hij met tranen in zijn ogen zei: “Broeder Lorenzo, broeder Franklin, u hebt uw priesterschap naar tevredenheid van de Heer grootgemaakt. God zegene u.”’1
President Snow streefde zijn hele leven naar een zuiver hart voor de Heer en spoorde de heiligen aan hun eigen waardigheid onder de loep te nemen. Hij sprak met ‘het doel om ons in te prenten’ dat de ontwikkeling van ‘een zuiver karakter als heiligen der laatste dagen voor God de Vader’ noodzakelijk was.2 [Zie suggestie 1 op p. 127.]
Leringen van Lorenzo Snow
Als we een zuiver karakter hebben ontwikkeld, kunnen we God zonder vrees ons hart laten doorzoeken.
Ik ben er stellig van overtuigd dat de vorming van een zuiver en goed karakter als trouwe en standvastige heilige der laatste dagen in deze proeftijd de grootste waarde heeft en ons in de geestenwereld hierna de grootste dienst bewijst.
Wanneer een vreemdeling werk of een vertrouwensambt begeert, moet hij veelal papieren kunnen tonen waaruit zijn geschiktheid en betrouwbaarheid blijken, afkomstig van betrouwbare derden, aanbevelings- en introductiebrieven die uitermate nuttig zijn om in de gunst te komen en voorrechten te genieten die anders wel eens onbereikbaar konden blijven. Het is echter relatief eenvoudig om een zogeheten karakterverklaring te verkrijgen die men op zak kan dragen. Ik heb dan ook bemerkt dat menigeen een dergelijke karakterverklaring op zak heeft die niet geheel strookt met zijn werkelijke karakter.
Sommigen onder ons die als lid van de kerk bekendstaan, doen er alles aan om zich in een goed daglicht te presenteren voor de mensen om hen heen, maar verhullen of vermommen daarmee hun werkelijke, innerlijke karakter. (…) Nu is het gebed dat ik [aanhaal] — ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg’ [Psalmen 139:23–24] — veelbetekenend. Dit gebed kon David een groot deel van zijn leven welbewust en met een zekere mate van vertrouwen tot de Heer opzenden. Maar er waren ook tijden dat hij zich maar al te goed bewust was van zijn zwakheden om een dergelijk gebed met overtuiging uit te spreken.
Ik veronderstel dat vele heiligen der laatste dagen zich een groot deel van hun leven in vertrouwen met hetzelfde gebed tot de Heer kunnen richten: ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart (…); zie, of bij mij een heilloze weg is’. Maar als we, als volk, zodanig konden leven dat we ons te allen tijde voor de Heer kunnen buigen en een dergelijk gebed tot Hem opzenden, wat zou dat niet grandioos zijn. Wat zouden we dan niet aan rechtschapenheid en goede werken hebben bereikt! (…) Ik roep [een ieder] op om zich dit gebed van David eigen te maken en te zien hoezeer hij in staat is om te leven naar het licht dat hij heeft, zodat hij God in alle oprechtheid toegewijd is. Velen voldoen niet aan deze hoge norm omdat ze in het verborgene dingen doen die het daglicht niet kunnen verdragen, waardoor ze van de Almachtige vervreemden en de Geest van God zich terugtrekt. Dergelijke personen kunnen dit gebed in hun binnenkamer niet gebruiken. Dat zal niet gaan, tenzij ze zich van hun zonden bekeren en de schade herstellen die ze hebben aangericht. Ook moeten ze besluiten het in de toekomst beter te doen dan in het verleden, en voor het aangezicht van God een karakter ontwikkelen dat in het uur van beproeving standhoudt en hen toestaat om met heilige wezens en met de Vader zelf om te gaan wanneer ze de geestenwereld hebben betreden.
(…) We moeten oprechte mannen en vrouwen zijn. We moeten ons geloof in ruime mate hebben ontwikkeld en het gezelschap van de Heilige Geest waardig zijn, zodat die ons de hele dag door kan bijstaan in het werk der gerechtigheid, we onze eigen wil aan de wil van de Vader zullen onderwerpen, tegen onze gevallen natuur zullen strijden en het goede zullen doen omwille van het goede zelf, en daarbij ons oog uitsluitend op de eer en heerlijkheid van God gericht houden. Daartoe moeten we een innerlijk besef ontwikkelen van de verantwoordelijkheid die op ons rust, dat het oog van God op ons is gericht en dat we al onze daden en de achterliggende motieven moeten verantwoorden. En we moeten voortdurend in contact blijven met de Geest van de Heer.3 [Zie suggestie 2 op p. 127.]
Door voorbeelden in de Schriften leren we hoe we ons karakter kunnen verbeteren.
Ik heb bewondering voor de karaktereigenschappen van de profeten, in het bijzonder die van Mozes. Ik bewonder zijn vastberadenheid om het woord en de wil van God ten uitvoer te brengen met betrekking tot Israël, en zijn bereidheid om alles te doen wat hij menselijkerwijs kon doen, bijgestaan door de Almachtige. Bovenal bewonder ik zijn integriteit en trouw aan de Heer. (…)
God bewondert de mannen en vrouwen die tegenwoordig het rechte pad volgen en die, ondanks de machten van Satan die zich tegen hen keren, kunnen zeggen: ‘Ga weg, satan’ [zie Matteüs 4:10] en die een rechtschapen, godvrezend leven leiden. God laat zich door dergelijke mensen benaderen en hun gebeden vermogen veel [zie Jakobus 5:16]. Mozes had bijvoorbeeld zodanige invloed op de Almachtige dat God eens een bepaald voornemen liet varen. U weet vast nog wel dat de Heer toornig werd op de Israëlieten en Mozes liet weten dat Hij het volk zou vernietigen. Hij wilde Mozes tot een groot volk maken en hem en zijn nageslacht zegenen met de beloften die Hij aan Israël had gedaan. Maar deze grote leider en wetgever, trouw aan wat hem was toevertrouwd, pleitte ter wille van zijn volk met de Heer, daarbij de macht aanwendend waartoe hij gerechtigd was, en wist het volk aldus van een dreigende ondergang te redden. [Zie Exodus 32:9–11; Bijbelvertaling van Joseph Smith Exodus 32:12.] Hoe nobel en geweldig moet Mozes in de ogen van de Heer hebben geleken, en wat een geruststellende gedachte moet het voor Hem zijn geweest dat voor zijn uitverkoren volk, in hun halsstarrige en onwetende staat, een dergelijk man als hun leider optrad.
Ook Jona gaf blijk van een interessante karaktertrek. Toen de zeelieden dachten het schip met Jona aan boord op het onstuimige water niet meer te kunnen redden, trad Jona naar voren met een schuldig geweten vanwege zijn weigering om in opdracht van de Heer naar Nineve te gaan. Hij gaf toe dat de oorzaak van de naderende ramp bij hem lag en was bereid zich ten behoeve van de andere opvarenden op te offeren. [Zie Jona 1:4–12.] Ook andere profeten en mannen van God hebben blijk gegeven van bijzondere en bewonderenswaardige karaktertrekken, hoewel ze, net als Jona, op bepaalde momenten zwakheden toonden.4 [Zie suggestie 3 op p. 127.]
Een rechtschapen karakter komt gestaag tot ontwikkeling als we geloof oefenen en ons van onze overtredingen bekeren.
De karaktertrekken die we zo bewonderen in de groten van weleer kwamen hen en komen ons niet per toeval aanwaaien en verkrijgen we ook niet in een dag, een week, een maand of een jaar. Die ontwikkelen we stapje voor stapje door onze voortdurende trouw aan God en aan waarheid, ongeacht de bijval of afkeuring van anderen.
(…) Als heiligen der laatste dagen dienen we te beseffen en te begrijpen dat het heil door de genade van God komt, en door de ontwikkeling in ons van de beginselen waarnaar de rechtschapenen vanouds probeerden te leven. Het gaat erom niet omwille van de lof en eer van mensen goed te doen, maar om goed te doen omdat we daardoor goddelijke eigenschappen ontwikkelen en een deel van ons wezen maken. (…)
Hebben we soms geen spijt van iets wat we niet hadden moeten doen? Dat hoeft op zich geen probleem te zijn als we er maar niet mee doorgaan wanneer we inzien dat het verkeerd is en een andere koers inslaan. Meer kunnen we niet doen en meer kan ook niet worden gevraagd. Sommige mensen zitten echter meer in over wat andere mensen zullen zeggen wanneer hun overtreding algemeen bekend zou worden dan over de overtreding zelf. Aan de andere kant zijn sommigen geneigd om iets te doen om bij hun vrienden gezien te worden. Als ze vervolgens geen erkenning of bijval krijgen, is hun inzet in hun ogen verspilde moeite geweest en heeft het goede wat ze hebben gedaan geen zin gehad.
Als we werkelijk dichter tot God willen komen, als we ons met de goede geesten van de eeuwige werelden willen vereenzelvigen, als we het geloof willen ontwikkelen waarover we lezen en waardoor heiligen van weleer zulke grote werken deden, moeten we gehoor geven aan de influisteringen van de Heilige Geest nadat we die ontvangen hebben en nooit iets doen om Hem te verdrijven. Zeker, wij zijn zwakke stervelingen die fouten maken en geneigd om de Geest van God te grieven. Maar laten we ons bekeren zodra we merken dat we de fout zijn ingegaan, en zo goed mogelijk proberen de schade te herstellen als dat aan de orde is. Op deze wijze vormen we ons karakter, maken we vooruitgang en wapenen we ons tegen verleiding. Op den duur zullen we versteld staan van de zelfbeheersing die we hebben opgedaan en de vooruitgang die we gemaakt hebben.5 [Zie suggestie 4 op p. 127.]
Als we een rechtschapen karakter ontwikkelen, komen we dichter tot de Heer.
Het evangelie dat we hebben ontvangen is grandioos: door gehoorzaamheid aan de vereisten ervan maken wij aanspraak op de heerlijkste zegeningen die ooit aan het mensdom zijn beloofd of verleend. Maar net als een kind met een stuk speelgoed of ander speeltje stellen we ons vaak tevreden met de vergankelijke dingen van deze wereld. We grijpen de kansen niet aan om de grote en eeuwige beginselen van leven en waarheid in onze ziel te ontwikkelen. De Heer verlangt naar een nauwere en intiemere band met ons. Hij wil ons graag verheffen in wezen en intelligentie, wat alleen mogelijk is door middel van het eeuwigdurend evangelie dat juist met dat doel is bereid. De apostel Johannes heeft gezegd: ‘Een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij [Christus] rein is.’ [1 Johannes 3:3.] Passen de heiligen der laatste dagen de beginselen van het evangelie in hun leven toe en verwezenlijken ze zo het plan van God?
(…) Wat kunnen we in onze situatie doen om nog verder naar de gerechtigheid van onze God toe te groeien? Welke voordelen, zegeningen en voorrechten heeft dit heilssysteem dat we volgen te bieden, en hoe komen we daarvoor in aanmerking? Als er een offer is vereist, is het voor allen die zich in hun godsdienst willen verdiepen en zich in het dagelijks leven aan de voorschriften ervan proberen te houden, een goede zaak om hun bereidheid te tonen zich aan de wil van Jehova te onderwerpen en zijn hand te erkennen in zowel voor- als tegenspoed.
(…) We doen er goed aan onszelf onder de loep te nemen, om op een stille plek bij onszelf te rade te gaan hoe we er (…) ten opzichte van de Heer voor staan. Indien nodig kunnen wij hernieuwde ijver en trouw betrachten en in goede werken toenemen.
We maken als volk in het algemeen gesproken zeker veel vooruitgang voor het aangezicht van God. Maar toch weet ik zeker dat er ook mensen onder ons zijn die begiftigd zijn met geestelijke gaven die ze verder kunnen ontwikkelen en in veel grotere mate kunnen aanwenden als ze dat zouden willen. Zij zouden veel sneller op het pad van heiligheid kunnen voortgaan en veel dichter tot de Heer komen. Maar de dingen van deze wereld trekken hen zozeer dat ze die geestelijke gaven en zegeningen niet ontwikkelen. Ze ontwikkelen niet de nauwe band met de Heer waarop ze aanspraak mogen maken.6
We dienen ons karakter als heiligen der laatste dagen koste wat het kost zuiver te houden. Een karakter dat de goedkeuring van God kan wegdragen, is het waard om na te streven, ook al zou daar een levenslange zelfverloochening aan te pas moeten komen.
Als we op die manier leven, mogen we vooruit blikken (…) , in de volle verzekering dat (…) we gekroond zullen worden met de zoons en dochters van God, en de rijkdom en heerlijkheid van het celestiale koninkrijk zullen bezitten.7 [Zie suggestie 5 hierna.]
Suggesties voor studie en onderwijs
Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
Neem het relaas op pp. 119 en 121 door. Wat kunt u leren van de houding van ouderling Lorenzo Snow en ouderling Franklin D. Richards? Hoe kunt u die beginselen onder de aandacht van familieleden of anderen brengen?
-
President Snow zei: ‘We moeten oprechte mannen en vrouwen zijn’ (p. 122). Wat betekent het volgens u om een oprechte man of vrouw te zijn?
-
Denk na over president Snows opmerkingen over de voorbeelden van Mozes en Jona (pp. 123–124). Hoe kunnen we volgens u op basis van deze beide verhalen ons karakter verbeteren?
-
Denk na over de tweede volledige alinea op p. 125. Waarom denkt u dat we onze fouten moeten inzien om ons karakter te vormen? Hoe kunnen we onze tekortkomingen erkennen zonder ontmoedigd te raken?
-
Neem de raad van president Snow in de laatste paragraaf van het hoofdstuk door (pp. 125–127). Probeer de tijd te nemen om uzelf onder de loep te nemen en te bepalen hoe u er ten opzichte van de Heer voor staat.
Relevante teksten: Psalmen 24:3–5; 2 Petrus 1:2–11; Mosiah 3:19; Alma 48:11–13, 17; Ether 12:25–28; LV 11:12–14; 88:63–68