Hoofdstuk 4
Gesterkt door de macht van de Heilige Geest
‘Neem u voor om nederig en zodanig door het leven te gaan dat u de Geest van de Heer altijd als vriend bij u hebt.’
Uit het leven van Lorenzo Snow
In zijn eerste conferentietoespraak als president van de kerk hield Lorenzo Snow de aanwezigen voor: ‘Wij zijn afhankelijk van de Geest van de Heer voor hulp en inzicht in datgene wat wij ondanks de moeilijke omstandigheden om ons heen moeten doen.’1 President Snow had die uitspraak wellicht nooit in levenden lijve kunnen doen als twee van zijn vrienden zich in een moeilijke situatie 34 jaar eerder niet op de Geest van de Heer verlaten hadden.
In 1864 gingen de ouderlingen Lorenzo Snow en Ezra T. Benson van het Quorum der Twaalf Apostelen op zending naar Hawaï. Ze werden door nog drie zendelingen vergezeld: de ouderlingen Joseph F. Smith, William Cluff en Alma L. Smith. Toen hun schip buiten de kust van het eiland Maui voor anker lag, stapte iedereen behalve Joseph F. Smith over op een kleinere boot om aan wal te gaan. Toen ze het eiland naderden, sloegen hoge golven tegen de boot, waardoor de stuurman de controle over de boot verloor. De boot sloeg om en alle opvarenden kwamen in het water terecht. Iedereen dook al snel weer op, behalve ouderling Snow. Diverse eilandbewoners schoten te hulp en namen William Cluff en Alma L. Smith in een reddingsboot mee op zoek naar hun vriend. Ouderling Cluff vertelde later:
‘Het eerste wat ik van broeder Snow zag, was zijn haar dat op het water dreef bij het uiteinde van de omgeslagen boot. Zodra we hem aan boord hadden gehesen, droegen we de mannen in de boot op om zo snel mogelijk naar de kust te varen. Zijn lichaam was stijf en kennelijk levenloos.
‘Broeder A. L. Smith en ik zaten naast elkaar. We legden broeder Snow op onze schoot en gaven hem onderweg naar de kust rustig een zegen. We vroegen de Heer of Hij zijn leven wilde sparen zodat hij naar zijn gezin kon terugkeren.
‘Toen we de kust bereikten, droegen we hem iets verderop naar enkele lege vaten die op het strand lagen. We legden hem op zijn buik op een van de vaten, en rolden hem heen en weer tot we het water dat hij had ingeslikt uit zijn lijf hadden gekregen. (…)
‘Nadat we enige tijd met hem bezig waren geweest, zonder enig teken van leven te zien, zeiden de omstanders dat we niets meer voor hem konden doen. Maar we gaven de moed niet op en bleven al biddend met hem in de weer, in de overtuiging dat de Heer onze gebeden zou verhoren.
‘Uiteindelijk kregen we de ingeving om onze mond over de zijne te plaatsen en afwisselend lucht in zijn longen te blazen en eruit te zuigen, om zoveel mogelijk het natuurlijke ademhalingsproces na te bootsen. Dat bleven we doen totdat zijn longen voldoende lucht hadden. Na enige tijd bespeurden we een zwak teken van leven. Een kleine beweging van zijn oog, dat tot op dat moment open had gestaan alsof hij dood was, en een zacht gerochel in zijn keel waren de eerste levenstekenen. Die werden steeds duidelijker totdat hij weer volledig bij bewustzijn kwam.’
Terugkijkend op deze belevenis wist ouderling William Cluff waarom hij en ouderling Alma L. Smith in staat waren om het leven van ouderling Snow te redden. ‘We deden niet alleen wat in dergelijke gevallen gebruikelijk is,’ zei hij, ‘maar ook wat de Geest ons leek in te fluisteren.’2 [Zie suggestie 1 op p. 82.]
Leringen van Lorenzo Snow
De gave van de Heilige Geest leidt ons naar alle waarheid en sterkt ons in ons geloof.
Er [is] een bepaalde zegening die alleen gekoppeld is aan gehoorzaamheid aan het evangelie, namelijk de gave van de Heilige Geest. (…) De Heiland kende de aard en het karakter van deze gave ongetwijfeld het beste. Hij zei dat die de ontvangers ervan tot alle waarheid zou voeren en toekomstige dingen zou tonen [zie Johannes 16:13]. Die gave is meer dan de geest die van God uitgaat en de uitgestrektheid der ruimte vervult en ieder mens verlicht die in de wereld komt [zie LV 84:46]. De gave van de Heilige Geest voert tot alle waarheid en toont hen toekomstige dingen.
De apostel [Paulus] schreef verder over de werkingen van deze gave: ‘Aan een ieder wordt de (…) Geest gegeven tot welzijn van allen. Aan de een geloof.’ [zie 1 Korintiërs 12:7, 9.] Geen alledaags, gewoon geloof, dat sommige mensen tegenwoordig beweren te hebben, maar een geloof dat de bezitter ervan in staat stelde doormidden te worden gezaagd, in een leeuwenkuil en brandende vuuroven te worden geworpen, en martelingen van allerlei aard te ondergaan. Dit was het soort geloof dat de Heilige Geest op de betrokkene uitstortte, waardoor hij in moeilijkheden van allerlei aard pal kon blijven staan, iedere tegenstand trotseren en indien nodig zijn leven geven voor de zaak die hij aanhing. Van zijn geloof ging een machtige inspirerende kracht uit, afkomstig van de Heer door de Heilige Geest, die door geen ander beginsel kon worden overgebracht. Aan de een wordt geloof gegeven, aan de ander kennis [zie 1 Korintiërs 12:8]. Niet zozeer kennis door boeken te lezen, maar kennis van de Almachtige. Een inspirerend beginsel was de bijna tastbare drijfveer waardoor ze kennis verkregen van de zaak die ze aanhingen. Ze wisten door openbaring van God dat de zaak die ze gehoorzaamd hadden, waar was. Die openbaring kwam tot hen persoonlijk en op onweerlegbare wijze. Ze waren aldus gevestigd (…) op de rots van openbaring.3
Petrus predikte tot het volk en zei: ‘Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.’ [Handelingen 2:38–39.] Deze gave van de Heilige Geest verschilt als beginsel van alles wat we in de sektarische wereld zien. Het is een beginsel van intelligentie en van openbaring. Het is een beginsel dat dingen uit het verleden, het heden en de toekomst openbaart. Deze gaven van de Heilige Geest zijn door gehoorzaamheid aan de vereisten van het evangelie te verwerven, zoals die destijds verkondigd zijn, en heden ten dage door de ouderlingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen verkondigd worden. Op die rots moest hun geloof gegrond zijn; vanuit die bron moesten zij hun kennis putten van de leer die ze aanhingen. De Heiland zei zelfs dat de poorten der hel hen niet zouden overweldigen. [Zie 3 Nephi 11:39.] (…)
(…) De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is gebouwd op de rots van openbaring — de rots waarvan Jezus zei dat Hij zijn kerk daarop zou bouwen en dat de poorten van de hel haar niet zouden overweldigen [zie Matteüs 16:17–18]. We hebben deze kennis niet door vlees en bloed verkregen, we hebben dit getuigenis niet van een mens ontvangen, we hebben het niet verkregen door de Bijbel te lezen (…) of het Boek van Mormon. We hebben het verkregen door de werkingen van de Heilige Geest, die ons de dingen van God leert, dingen uit het verleden, het heden en de toekomst, en die dingen die van God komen duidelijk voor ons ontvouwt. Deze kennis valt ons niet te ontnemen door opsluiting of welke vervolging dan ook. We blijven er pal voor staan tot in de dood.4 [Zie suggestie 2 op p. 82.]
Iedere heilige der laatste dagen kan de Heilige Geest als vriend en raadgever hebben.
Er is een manier waarop men het geweten rein voor God en de mensen kan houden, namelijk door de Geest van God bij zich te houden, die de geest van openbaring is voor alle mannen en vrouwen. Die Geest fluistert hen door openbaring zelfs de eenvoudigste dingen in die ze moeten doen. We moeten de aard van deze Geest leren doorgronden zodat we zijn aanwijzingen begrijpen, waarna we altijd het goede kunnen doen. Dat is het grote voorrecht van iedere heilige der laatste dagen. We weten dat we elke dag van ons leven aanspraak op de manifestaties van de Geest kunnen maken.
Er komen wel eens mensen naar me toe om raad inzake de een of andere kwestie. Ze hoeven niet altijd naar mij te komen (in sommige situaties kan dat uiteraard wel heel gepast zijn), want zij hebben zelf de Geest ontvangen om goed te doen en de doeleinden van God te verwezenlijken. (…) Ze hoeven niet altijd de president van de kerk, een van de twaalf apostelen of de ouderlingen van Israël op te zoeken en om raad te vragen. Zij hebben een innerlijke raadgever, een vriend die precies weet wat ze moeten horen. Vanaf het moment dat we het evangelie aannemen, in de wateren van de doop afdalen en de handen opgelegd krijgen voor de gave van de Heilige Geest, hebben we een vriend, zolang we die maar niet door verkeerde dingen wegjagen. Die vriend is de Heilige Geest, die ons dingen toont die van God komen. Dit is het heerlijke middel waarvan de Heer ons voorziet, zodat we het licht mogen kennen en niet voortdurend in het duister tasten.5 [Zie suggestie 5 op p. 82.]
De Heilige Geest kan ons vreugde en gemoedsrust schenken.
De Heer heeft ons als mens, ieder mens, bepaalde aangeboren verlangens en gevoelens meegegeven. Hij heeft in ons wezen zekere verlangens geplant en ons vermogens meegegeven om vreugde te beleven, verlangens naar dingen die bestemd zijn om ons geluk en welzijn te bevorderen, die voldoening en vreugde schenken. Hoe we die verlangens en vermogens in ons voordeel kunnen aanwenden, weet of beseft de wereld niet. Maar de Heer heeft het goed geacht ons begrip van die dingen bij te brengen als we getrouw zijn, in het licht van de Heilige Geest wandelen en waarheid willen ontvangen.6
De heiligen der laatste dagen genieten het voorrecht om zodanig het evangelie na te leven dat ze de goedkeuring van God ondervinden. Uiteraard doen we wel eens iets waarvoor we ons achteraf schamen, maar daar bekeren we ons van in ons hart en we nemen ons voor dat niet meer te doen. Meer vraagt de Heer niet van ons, en mannen en vrouwen die zo leven, leven zonder veroordeling. Zij vinden rechtschapenheid en vreugde door de Heilige Geest.7
Als we het licht van de Geest bij ons houden, kunnen we zodanig in het evangelie wandelen dat we volop gemoedsrust en vreugde in deze wereld genieten. Onderweg naar onze bestemming, in ons streven naar vrede en geluk dat in de verte op ons pad in het verschiet ligt, ondervinden we de gemoedsrust die alleen is weggelegd voor wie met de Heilige Geest vervuld zijn.8 [Zie suggestie 3 op p. 82.]
We hebben de hulp van de Heilige Geest nodig om onze beproevingen te doorstaan, onze plichten na te komen en ons op de celestiale heerlijkheid voor te bereiden.
Er worden veel belangrijke dingen van ons verwacht en we kunnen veel dingen doen wanneer de Geest van de Heer ons bijstaat, dingen die soms onoverkomelijk of niet te verwezenlijken lijken.9
Ik wil mijn broeders en zusters er nogmaals op wijzen (…) dat we voor onze informatie en kennis afhankelijk zijn van de Geest van God, die in ons bij voldoende aandacht een geest van inspiratie en van openbaring kan zijn, en die ons duidelijk de zin en de wil van God bekendmaakt, ons in onze taken en plichten instrueert, en verheldert wat er van ons verwacht wordt. (…) We hebben hulp nodig. We zijn geneigd om ons in moeilijkheden en duisternis te begeven, en dingen te doen die ons niet ten goede komen. Maar met de hulp van de Trooster die de Heer aan zijn heiligen heeft beloofd, kunnen we veel moeilijkheden en ernstige problemen vermijden als we nauwkeurig acht slaan op zijn influisteringen en zijn taal leren verstaan.10
We zijn volkomen afhankelijk van de geest van inspiratie, en in mijn beleving is er nooit een tijd geweest, sinds Adam de hof van Eden bewoonde, dat de Geest van God dringender nodig was dan nu. De tekenen des tijds en de taferelen die met rasse schreden op ons afkomen en het hart van de heiligen der laatste dagen zullen beproeven, zetten ons ertoe de Geest van God en goddelijke hulp nu in alle ernst te zoeken, want die zullen we in de zeer nabije toekomst keihard nodig hebben. We weten dat we die in het verleden nodig hadden. We zien zonder meer in dat we ons zonder de Geest van God die ons al door vele moeilijkheden heeft geloodst, op dit moment niet zouden kunnen verheugen in het vooruitzicht van verhoging en heerlijkheid, en dat onze omstandigheden er veel minder gunstig hadden uitgezien. En als we de Heilige Geest in het verleden nodig hadden, beseffen we des te meer dat we Hem in de toekomst nodig zullen hebben.11
We dienen te begrijpen — en ik neem aan dat we dat in algemene zin ook wel doen — dat we het werk waarvoor we op aarde zijn niet met onze natuurlijke intelligentie alleen ter ere van God of tot onze eigen tevredenheid kunnen volbrengen. Wij zijn afhankelijk van de Geest van de Heer voor hulp en inzicht in datgene wat wij ondanks de moeilijke omstandigheden om ons heen moeten doen.12
Zou het niet dwaas zijn om van de heiligen der laatste dagen te verwachten dat ze aan de celestiale wet voldoen, aan de wet die van God uitgaat, en aan zijn doeleinden om het mensdom in zijn verheven tegenwoordigheid op te nemen, zonder de schragende bijstand van een bovennatuurlijke [hemelse] macht? Het evangelie doet die belofte. Het belooft ons de gave van de Heilige Geest, die goddelijk van aard is en alleen aan zijn heiligen wordt geschonken, die ons volgens de Heiland tot alle waarheid leidt en de bezitters ervan inspireert en kennis geeft aangaande Jezus, kennis aangaande de Vader en kennis aangaande de celestiale wereld. Die de bezitters ervan inspireert met kennis van dingen in de toekomst en dingen uit het verleden, en die hen zodanig inspireert dat ze bovennatuurlijke gaven genieten — de gaven van talen en profetie, en om de zieken de handen op te leggen waardoor ze genezing ontvangen.
Wie dit evangelie wilden aannemen, kregen de belofte van bovennatuurlijke macht[en] en gaven, en een zekere kennis, zodat ze niet op een of meer medemensen hoefden te leunen wat de waarheid betreft van de godsdienst die ze hadden aangenomen; maar dat ze kennis van de Vader zouden ontvangen dat de godsdienst van Hem kwam, dat het evangelie van Hem kwam, en dat zijn dienstknecht het recht en de bevoegdheid had om die verordeningen te bedienen, zodat geen wind van leer ze heen en weer kon slingeren of van het pad verdrijven waarop ze wandelden; zodat zij voorbereid waren op de heerlijkheid die geopenbaard zou worden en daaraan zouden deelnemen; zodat ze iedere beproeving en alle ellende volgens de wil van God konden verdragen, om ze des te beter op de celestiale heerlijkheid voor te bereiden; zodat ze niet in duisternis zouden wandelen, maar in het licht en de kracht van God, en boven de dingen van de wereld om hen heen uit zouden stijgen, zodat ze onafhankelijk onder de celestiale wereld, en voor het aangezicht van God en de hemel, als vrij mens zouden wandelen op het pad dat de Heilige Geest voor hen uit zou stippelen, dat pad waardoor ze verheven kennis en macht konden verwerven en waardoor ze zich voorbereidden om de heerlijkheid van God te ontvangen die hen was beloofd, en de verheven positie in te nemen waartoe God hen wilde verhogen.13
We dienen zo te leven dat we weten dat onze levenskoers Gods goedkeuring heeft. We dienen de stem en de influisteringen van de Heilige Geest te begrijpen. Op een onbewolkte dag ontwaren we wat er eigenlijk aan moois in de lucht te zien is en begrijpen we het doel ervan beter. Zo zijn we ook afhankelijk van de Geest van God om licht te werpen op de beginselen van waarheid en heil. Geen heilige der laatste dagen die die naam waardig is, kan echt gelukkig zijn tenzij hij hiernaar leeft en goddelijke leiding zoekt.14 [Zie suggestie 4 op p. 82.]
Wanneer we ootmoedig leven, helpt de Heilige Geest ons op ons pad vooruit.
Neem u voor om nederig en zodanig door het leven te gaan dat u de Geest van de Heer altijd als vriend bij u hebt, die u van tijd tot tijd op het juiste moment aanwijzingen zal geven in de situaties waarin u zich bevindt. (…)
(…) Ik weet niet hoe lang ik nog te leven heb, maar dat maakt ook niet uit. Mijn verlangen, en als het goed is ook het uwe, is die nederigheid, die zachtmoedigheid en die eenvoud te bezitten om de geest van openbaring te hebben. Ieder van u heeft het voorrecht om de geest van openbaring in die mate te genieten dat u precies weet wat u het beste kunt doen. Dat voorrecht is u vergund net zoals het mij is vergund om te weten wat er morgen, wanneer het morgen is, nodig is ten bate van de kerk in het algemeen.15
We moeten zo veel mogelijk proberen alle wereldse zaken die ons kwellen en ergeren te vergeten en ons op de Heer richten. Dan kan zijn Heilige Geest ons de nodige kennis en aanwijzingen geven die ons op ons pad vooruit helpen.16 [Zie suggestie 5 hierna.]
Suggesties voor studie en onderwijs
Denk na over deze suggesties terwijl u het hoofdstuk bestudeert of uw les voorbereidt. Zie pp. V–VII voor meer informatie.
-
Lees het verhaal op pp. 73–75 en denk aan de keren dat u gezegend bent omdat iemand anders gehoor gaf aan een ingeving van de Heilige Geest. Denk ook aan momenten dat u naar een ingeving handelde om iemand anders te helpen.
-
Neem het gedeelte door dat op p. 75 begint. Wat denkt u dat het betekent om ‘op de rots van openbaring’ te bouwen? (Zie voor enkele voorbeelden pp. 75–77.) Hoe kan persoonlijke openbaring ons de kracht geven om ‘in moeilijkheden van allerlei aard pal [te] blijven staan’ en ‘iedere tegenstand [te] trotseren’?
-
President Snow zei dat de Heilige Geest ons kan helpen om ‘gemoedsrust en vreugde in deze wereld [te] genieten’ (p. 79). Wanneer heeft de Heilige Geest u geholpen om gemoedsrust en vreugde te genieten? Op welke manieren kan de Heilige Geest ons nog meer helpen? (Zie pp. 79–82 voor enkele voorbeelden.)
-
Bestudeer de paragraaf die op p. 79 begint en overdenk hoe u hebt geleerd om de ingevingen van de Heilige Geest te herkennen. Hoe kunt u een familielid of iemand uit uw vriendenkring helpen de ingevingen van de Geest te herkennen?
-
Dit hoofdstuk verwijst twee keer naar de Heilige Geest als een vriend (pp. 78 en 81). Waarom denkt u dat nederigheid en eenvoud onontbeerlijk zijn om de Heilige Geest als onze vriend te hebben?
Relevante teksten: Lucas 12:12; Johannes 14:26–27; Romeinen 14:17; 1 Korintiërs 12:4–11; Galaten 5:22–25; 1 Nephi 10:17–19; 2 Nephi 32:5