2007
De eerste van duizend zielen
Maart 2007


De eerste van duizend zielen

Ik was op zending in het zendingsgebied Fukuoka (Japan) en mijn collega en ik hadden een werkgebied dat Kasuga heette en vlakbij station Kumamoto lag. De inwoners ervan stonden erg sceptisch tegenover godsdienst. Maar onze zendingspresident wist dat en zei ons: ‘Er zijn duizend mensen in Kumamoto die door de Heer zijn voorbereid. Vind ze alsjeblieft.’

Op een regenachtige dag probeerden we Noboru Yamagata te vinden, een minderactief lid dat we nog nooit eerder ontmoet hadden. Toen we zijn huis naderden, zagen we een bordje met de tekst ‘Geen godsdienstvertegenwoordigers’ — een veel voorkomende waarschuwing in Japan. Maar we gaven gehoor aan de influisteringen van de Geest en klopten aan.

De moeder van broeder Yamagata deed open en vertelde dat haar zoon de stad uit was. Ze zei ook dat ze zich vriendelijk zou opstellen tegenover iedereen die banden met hem had, wat een traditie is in Japanse gezinnen, en dus vroeg ze ons binnen. Maar ondanks haar uiterlijke gastvrijheid, had haar gezicht een dreigende uitdrukking.

Toen we gingen zitten, waarschuwde ze: ‘Ik wil niets horen over godsdienst.’ Vervolgens begon ze over zichzelf te vertellen en ze legde uit hoe belangrijk bepaalde waarden voor haar waren.

Tot onze verrassing had ze het over geloof, liefde en de zaligsprekingen, waarop wij de kans waarnamen om haar te vertellen dat die principes ook belangrijk waren voor ons. We vertelden over het heerlijke visioen dat het gevolg was van Joseph Smiths geloof en we beschreven de belangrijke rol van het Boek van Mormon in de herstelling van het evangelie.

Het was interessant om de verandering te zien die plaatsvond in mevrouw Yamagata toen ze naar onze boodschap luisterde. Er liepen tranen over haar wangen toen we getuigden van de goddelijkheid van Jezus Christus en de herstelling van het evangelie door Joseph Smith. Ze zei: ‘Joseph Smith was een gelukkig mens.’

Toen we uiteindelijk afscheid namen, straalde haar gezicht en glommen haar ogen van geluk. Ze zei: ‘Dank u voor uw komst. Mijn zoon moet u naar mij geleid hebben.’ We schudden haar de hand en ze zei schertsend: ‘Ik was vandaag mijn hand niet meer!’

Toen we naar huis liepen, beseften we dat deze vrouw een van de mensen was die onze zendingspresident beschreef toen hij zei dat er mensen klaar waren om het evangelie te ontvangen. Het was duidelijk dat de Geest haar hart op onze boodschap had voorbereid en wij wisten dat zij de eerste was van duizend zielen die wij moesten vinden.