2012
Mijn geschenk aan Jezus
December 2012


Mijn geschenk aan Jezus

‘Al Gods kinderen komen Gods Zoon vereren, eeuwige liefdesgaven komen zij offreren’ (‘The Shepherd’s Carol’, Children’s Songbook, p. 40).

‘Tijd voor de gezinsavond!’ riep papa.

Ik haastte me naar de huiskamer. We deden altijd leuke dingen op de eerste gezinsavond van december.

Mijn jongere zusje, Michelle, rende voor mij uit en sprong in de zachte blauwe leunstoel.

‘Niet eerlijk!’ riep ik uit. ‘Je hebt daar vorige week ook al gezeten. Nu ben ik aan de beurt.’

‘Maar ik was hier het eerst, dus mag ik hier zitten’, sprak ze tegen. ‘Jij kunt op de bank zitten.’

‘Ik wil niet op de bank zitten’, kaatste ik terug.

Ik stormde naar de schommelstoel die ik omdraaide om maar niet het gezicht van Michelle te hoeven zien. Soms maakte ze mij zo boos! Ze dacht dat ze alles kon hebben wat ze wilde. En elke keer als ik me beklaagde, zei mama dat ik geduldig moest zijn.

Toen we een lofzang hadden gezongen en hadden gebeden, zei papa: ‘Kerstmis is een mooi feest en we mogen de ware betekenis ervan niet uit het oog verliezen. Vanavond beginnen we met onze geschenken aan Jezus.’

Onze geschenken aan Jezus. Dat was ik helemaal vergeten!

‘We vieren Kerstmis omdat Jezus is geboren’, ging papa verder. ‘Hij heeft het mogelijk gemaakt dat we het allergrootste geschenk kunnen ontvangen: eeuwig leven bij onze hemelse Vader.’

‘En wat heeft Hij ons gevraagd te doen?’ vroeg mama.

‘Hem navolgen en zijn geboden onderhouden’, antwoordde mijn broer.

Mama gaf ons allemaal een kaartje en een pen. We moesten opschrijven hoe we Jezus onze liefde konden tonen. Dat was ons geschenk — iets wat we zouden doen om meer op Jezus te gaan lijken.

Ik wist onmiddellijk wat mijn geschenk zou zijn. Jezus leerde ons anderen lief te hebben, zelfs als ze ons boos maakten. Ik wist dat Jezus wilde dat ik van mijn zusje hield. Ik schreef op: ‘Ik zal lief zijn voor Michelle.’

We deden onze kaartjes in een doos die met goud papier was afgeplakt. Toen legden we de doos onder de kerstboom. Elke keer als we naar de doos keken, moest dat ons herinneren aan Jezus’ geschenk aan ons en ons geschenk aan Hem.

Een paar dagen later zag ik dat Michelle zonder te vragen mijn lievelingsbloes had aangetrokken. Ik wilde haar uitschelden. Toen zag ik de gouden doos en herinnerde mij hoeveel ik van Jezus hield. Ik kon Hem mijn liefde tonen door lief voor mijn zusje te zijn. Ik zei: ‘Wat zie je er mooi uit, Michelle.’

Ze glimlachte. ‘Het spijt me dat ik zonder te vragen je bloes heb gepakt. Je was er niet toen ik mij aankleedde en ik wil er vandaag extra mooi uitzien voor het kerstfeest op school.’

Ik werd helemaal warm van binnen. Ik was blij dat ik ervoor gekozen had om lief voor Michelle te zijn in plaats van boos te worden.

De rest van de maand probeerde ik aan dat goede gevoel te denken en aan mijn doel om op Jezus te lijken. Geduldig en liefdevol zijn ging mij steeds beter af.

Op kerstavond las papa het kerstverhaal voor, waarna we het naspeelden. Dan was ik maar de engel in plaats van ruzie met Michelle te maken over wie er Maria mocht zijn.

Vervolgens openden we de gouden doos en lazen onze geschenken aan Jezus voor. Toen ik mijn geschenk voorlas, zei mama: ‘Ik heb gemerkt dat je extra lief voor Michelle bent. Ik ben heel trots op je!’

Ik was ook trots. Ik had nog geen cadeautje uitgepakt, maar ik had al iets heel bijzonders gekregen: het blije gevoel van de Heilige Geest, die mij zei dat ik het juiste had gedaan.

Illustratie Laura Andros

Afdrukken