De beginselen van zelfredzaamheid naleven
Luis Quispe, uit La Paz (Bolivia), ziet dan maar door één oog, maar hij heeft wél een duidelijke visie op zijn doel om zelfredzaam te worden en voor zijn gezin te kunnen zorgen. Hoewel Luis financiële en gezondheidsproblemen heeft, heeft hij vertrouwen in zijn toekomst. Hij doet wat hij kan om voor zichzelf te zorgen, maar erkent ook dat hij afhankelijk van God is. ‘Ik heb gemerkt dat niets onmogelijk is als je hemelse Vader je helpt’, zegt hij.
Zelfredzaamheid: een geestelijk en stoffelijk beginsel
De afgelopen acht jaar heeft deze 46-jarige vader van zes kinderen afwisselend gewerkt en gestudeerd om zijn diploma landbouwkunde te behalen. Tijdens zijn studietijd moest Luis ongeveer honderd kilometer van zijn dorp naar de Universidad Mayor de San Andres in Achacachi reizen. Ondanks dat offer heeft Luis zijn studie succesvol afgerond en concentreert hij zich nu op zijn volgende doel: zelf een boerderij beginnen.
Luis is een goed voorbeeld van stoffelijke zelfredzaamheid, zoals werk, welzijn en een voedselvoorraad. Maar het beginsel van zelfredzaamheid is zowel geestelijk als stoffelijk. Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen zegt dat zelfredzaamheid inhoudt dat we ‘verantwoordelijk zijn voor ons eigen geestelijke en stoffelijke welzijn en voor hen die onze hemelse Vader aan onze zorg heeft toevertrouwd.’1
De Heer heeft gezegd dat Hij nog nooit een wet heeft gegeven die alleen stoffelijk is (zie LV 29:34–35). Het gebod om te werken is misschien wel gegeven om in ons stoffelijk welzijn te voorzien, maar ook om ons geestelijk tot zegen te zijn (zie Genesis 3:17–19).
Geestelijke zelfredzaamheid
De zegeningen van stoffelijke zelfredzaamheid worden vooral duidelijk in tijden van nood, zoals natuurrampen, werkeloosheid of een financiële crisis. Geestelijke zelfredzaamheid is echter net zo belangrijk in zulke tijden. Degenen die een vaste, geestelijke basis hebben en hun hemelse Vader om hulp vragen, worden met gemoedsrust, zekerheid en meer geloof gezegend.
De kerkleiders raden ons aan om ons op een geestelijke crisis voor te bereiden. President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft gezegd:
‘We hebben geleerd om […] voedsel, kleding en zo mogelijk brandstof —thuis op te slaan. […]
‘Zien we niet in dat ditzelfde beginsel van toepassing is op inspiratie en openbaring, op het oplossen van problemen, op raad en op leiding? […]
‘Als we onze emotionele en geestelijke onafhankelijkheid, onze zelfredzaamheid, kwijtraken, kunnen we net zoveel, of zelfs meer, verzwakt raken dan bij materiële afhankelijkheid.’2
Geven en ontvangen
Zelfredzaamheid moet niet worden verward met volledige onafhankelijkheid. Uiteindelijk zijn we voor alles afhankelijk van onze hemelse Vader (zie Mosiah 2:21). We hebben zijn voortdurende leiding en bescherming nodig.
We zijn ook van elkaar afhankelijk. Er wordt van ons verwacht dat we de verschillende geestelijke gaven die we hebben met anderen delen, zodat allen erdoor gezegend worden (zie LV 46:11–12). Het belangrijkste is dat we zoveel als mogelijk zelfredzaam worden, anderen zoveel mogelijk dienen en toelaten dat anderen ons naar behoefte dienen.
Hoe zelfredzamer we worden — in geestelijk en in stoffelijk opzicht — hoe meer we onafhankelijk zijn in ons handelen. Ouderling Hales heeft uitgelegd: ‘Ons ultieme doel is als de Heiland te worden, en dat doel komt dichterbij door ons onzelfzuchtige dienstbetoon aan anderen. Ons vermogen om anderen te helpen wordt vergroot of verkleind door de mate van onze zelfredzaamheid.’3
Een persoonlijke taak
Door zijn doorzettingsvermogen en vertrouwen in de Heer kreeg Luis Quispe stoffelijke zegeningen als werk, een diploma en een sterker gezin. Door die stoffelijke verworvenheden is zijn geloof nu ook sterker. Hij heeft de aansporing van president Spencer W. Kimball (1895–1985) gevolgd: ‘Geen oprecht lid van de kerk dat lichamelijk of emotioneel gezond is, zal vrijwillig de last van zijn eigen welzijn of van zijn gezin op anderen afwentelen. Hij zal zo lang mogelijk, onder inspiratie van de Heer en met het werk van eigen handen, zichzelf en zijn gezin voorzien van de geestelijke en materiële levensbehoeften.’4