Tiende vergroot ons geloof
Lourdes Soliz de Duran (Bolivia)
Kort na onze trouwdag verhuisden mijn man en ik naar een verafgelegen plaats in oostelijk Bolivia, waar we de enige leden van de kerk waren. Mijn man was net lid van de kerk geworden en we wilden graag alle geboden van de Heer onderhouden.
We bewaarden onze tiende elke maand in een envelop en gaven die dan aan onze bisschop. Mijn man was er heilig van overtuigd dat we gezegend en beschermd zouden worden als we ons aan die wet zouden houden.
We woonden in een hete, dure, ongerieflijke hotelkamer terwijl we naar een huurhuis zochten. Maar we vonden er geen. We konden slechts een klein, mooi huisje vinden, waarvan de huisbaas in een andere stad woonde. Veel buitenstaanders hadden geprobeerd om het huis te huren, maar ze konden de huisbaas maar niet vinden.
Op een ochtend baden we voor onze situatie, toen een jonge man op de deur klopte. Hij zei dat de huisbaas van het huisje kort op bezoek was. Terwijl ik verder bad dat we het huis zouden kunnen huren, ging mijn man zo snel mogelijk naar haar toe. Toen hij terugkwam, vertelde hij dat de mevrouw het huis voor een ongelooflijk lage prijs aan ons had verhuurd. Wat nog fijner was, was dat het huis al gemeubileerd was. We hadden destijds enkel twee grote dozen en een koffer vol spullen.
De wet van tiende heeft niet zozeer met geld te maken, maar met geloof. Mijn man verdiende niet zo veel, maar omdat we trouw onze tiende betaalden, zegende de Heer ons met een fijn huis en konden we voor onszelf zorgen.