Tot we elkaar weerzien
Uit het mijnenveld gered
Russell Westergard woont in Virginia (VS).
We konden de soldaat die vast zat niet halen, maar we konden haar wel aanmoedigen en blij zijn als ze er doorheen kwam.
Tijdens de Golfoorlog leidde ik een team naar Koeweit. Toen we eenmaal door de achterhoede van de vijand heen braken, zochten we uit waar de vijand zich bevond, zodat we veilig waren en waardevolle gegevens konden verwerven.
Toen ik net voorbij een ingenomen commandopost liep, hoorde ik een Britse sergeant luidkeels roepen: ‘Stop! Loop niet verder!’ Ik stak mijn hoofd uit het bunker en zag dat een van mijn soldaten dringend gevaar liep. Ze was een open veld in gelopen om een document op te rapen en stond nu middenin een groot mijnenveld. Toen ze de sergeant hoorde roepen, stopte ze en besefte dat ze in gevaar was.
Ons team ging aan de rand van het mijnenveld staan. We zagen dat de jonge soldaat zó in paniek was geraakt dat ze trilde. We moesten snel tot actie overgaan, maar we konden haar niet halen zonder het leven van andere soldaten in gevaar te brengen. Zonder bespreking of aarzeling praatten we tegen de soldaat. We riepen woorden van troost, bemoediging en begeleiding. We zagen de tranen over haar gezicht stromen en hoorden in haar stem hoe bang ze was, maar ze kalmeerde een beetje en werd door ons gerustgesteld.
Na een tijdje had ze genoeg moed om achter zich te kijken. Ze riep dat ze haar eigen voetstappen in het zand kon zien. Terwijl wij haar aanmoedigden, liep ze aarzelend over het pad terug. Ze stapte zachtjes op elke voetafdruk die ze had gemaakt en liep zo het mijnenveld uit. Na de laatste stap sprong ze in onze open armen. De vrij grote groep soldaten aan de rand juichte van vreugde toen ze weer terug was. Tranen en angst maakten plaats voor gelach en omhelzing.
De meesten van ons hebben nog nooit aan de rand van een mijnenveld gestaan. Maar veel van ons kennen mensen die een geestelijk onveilig mijnenveld zijn opgelopen. Net als die jonge soldaat voelen zij zich misschien alleen, bang of onzeker. Maar die soldaat stond er niet alleen voor. Ons team aan de rand moedigde haar aan. Ze had vriendinnen die haar nodig hadden en niet opgaven. Haar leidsters moedigden haar ook aan. Ze moest zelf uit het mijnenveld lopen, maar we spraken haar samen moed in om dat te kunnen doen. Toen ze eruit was, waren we allemaal blij dat ze gered was.
Een geestelijke redding kan net zo emotioneel geladen zijn. Wat we doen, maakt verschil uit, of we nu als gezin, als vriend of als wijk of gemeente de helpende hand toesteken. Door die soldaat op de juiste tijd aan te moedigen en te leiden, hebben we waarschijnlijk haar leven gered. Zo kunnen wij door aanmoediging en leiding ook anderen van gevaren van geestelijke duisternis redden, zodat ze uiteindelijk terugkomen. Doen we dat, dan is onze vreugde groot — niet alleen in dit leven maar ook in de eeuwigheid (zie LV 18:15).