Huisbezoekboodschap
Bereid elkaars lasten te dragen
Bestudeer dit materiaal onder gebed. Laat u inspireren zodat u weet wat u het beste kunt bespreken. Hoe bereidt een beter begrip van het doel van de zustershulpvereniging dochters van God voor op de zegeningen van het eeuwige leven?
‘Overal om ons heen zijn mensen die behoefte hebben aan onze aandacht, bemoediging, steun, troost en vriendelijkheid’, zegt president Thomas S. Monson. ‘Wij zijn de handen van de Heer hier op aarde, met de opdracht om zijn kinderen te dienen en op te beuren. Hij is afhankelijk van ieder van ons.’1
President Henry B. Eyring, eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft gezegd: ‘Er begon zich in uw hart een grote verandering te voltrekken toen u in de kerk kwam. U sloot een verbond en ontving een belofte die uw hele wezen begon te veranderen. […]
‘[…] U beloofde dat u de Heer zou helpen [de] lasten [van anderen] licht te maken en ze te troosten. Toen u de gave van de Heilige Geest ontving, ontving u het vermogen om te helpen met het verlichten van die lasten.’2
‘We dienen het licht van het evangelie te gebruiken om anderen te zien zoals de Heiland dat doet – met mededogen, hoop en naastenliefde’, zei Jean B. Bingham, algemeen ZHV-presidente. ‘Op een dag zullen wij hun hart volkomen begrijpen en dankbaar zijn voor de barmhartigheid die ons wordt verleend – net als wij anderen […] met barmhartige gedachten en woorden bejegenen. […]
‘Als we meer zoals onze Heiland willen worden, hebben we de plicht en het voorrecht om in iedereen vooruitgang te verwelkomen.’3
Als we elkaars lasten dragen en onze verbonden naleven, worden we ons bewust van de genezende kracht van Jezus Christus. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Gezien de ondoorgrondelijke losprijs van de kruisiging en verzoening beloof ik u dat Hij ons nooit aan ons lot zal overlaten. Wanneer Hij tot de armen van geest “Kom tot Mij” zegt, bedoelt Hij […] dat Hij een uitweg weet en dat Hij de weg opwaarts weet. Hij weet dat, omdat Hij die weg is gegaan. Hij kent de weg, omdat Hij de weg is.’4