‘Wie is er dood?’, Liahona, april 2024.
Onder heiligen der laatste dagen
Wie is er dood?
Ik had al honderden keren van het avondmaal genomen. Waarom had ik die prachtige symboliek niet opgemerkt?
Als wijkzendelingen begeleidden mijn vrouw en ik een jong echtpaar. We hielden van hen, en van hun kinderen. Uiteindelijk namen ze onze uitnodiging aan om mee naar de kerk te gaan.
Maar toen we ze op zondagochtend kwamen ophalen, zeiden ze dat ze niet klaar waren. Maar hun 6-jarige zoon, Keaton, smeekte zijn ouders om naar de kerk te mogen gaan. Dus hij kleedde zich aan en ze lieten hem met ons meegaan naar de kerk.
Omdat we te laat waren, gingen we achterin de kapel zitten. Plotseling voelde ik Keaton aan mijn colbert trekken. Hij keek gespannen naar de voorkant van de kapel en vroeg: ‘Wie is er dood?’
‘Wat?’ vroeg ik, en ik keek in dezelfde richting. ‘Er is niemand dood.’
Ik dacht na over Keatons vraag en keek naar de avondmaalstafel. Voor een jongen die niet veel over de kerk wist, kon het best lijken dat er een lichaam lag onder het kleed dat het avondmaalsbrood en -water bedekte. Toen drong het tot me door: er was wel degelijk iemand doodgegaan. De heilige symbolen die het lichaam van Jezus Christus voorstellen, lagen vlak voor onze neus. Waarom had ik met al mijn ervaring in de kerk die prachtige symboliek niet opgemerkt?
Ik bedankte Keaton voor zijn vraag en legde hem uit dat het avondmaalskleed brood en water bedekte, en wat dat voor ons betekent. Zijn eenvoudige vraag herinnerde mij eraan dat de Heiland werkelijk is gestorven zodat wij kunnen leven.
Sinds die dag is Keatons vraag mij steeds bijgebleven. Daardoor ben ik meer op Jezus Christus gericht als ik aan het avondmaal deelneem. De symbolen van het avondmaal zijn duidelijker geworden en de betekenis ervan blijft gedurende de week langer bij me. Ik zal Keaton eeuwig dankbaar zijn voor zijn onschuldige vraag.
Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Als we elke week overal ter wereld samenkomen en daarbij hopelijk steeds meer de heiligheid van het majestueuze zoenoffer door Christus voor de gehele mensheid erkennen, mogen we dan meer tranen voor zijn verdriet en meer pijn voor zijn leed op het avondmaalsaltaar leggen. Laten we dan overpeinzen, bidden, en ons verbond hernieuwen, en zo door dat heilige moment meer rust in ons lot en meer lof voor onze Redder krijgen. [Zie “Heer, geef mij meer reinheid”, Lofzangen, nr. 94.]’1