Liahona
Ik had als ouder alles gedaan wat ik kon. Hoe konden mijn kinderen de kerk verlaten?
April 2024


Digitaal thema-artikel

Ik had als ouder alles gedaan wat ik kon. Hoe konden mijn kinderen de kerk verlaten?

De auteur woont in Utah (VS).

Toen mijn kinderen de kerk verlieten, vroeg ik me af waarom ik niet de beloofde zegeningen ontving van alle evangelieactiviteiten die we als gezin in de loop der jaren hadden gedaan. Er zijn drie conferentietoespraken die me hebben geholpen om in geloof voorwaarts te gaan.

een gezin dat samen bidt

Toen ik kinderen kreeg, voelde ik de zware verantwoordelijkheid om mijn kinderen op het verbondspad te steunen en ervoor te zorgen dat ze het plan van onze hemelse Vader volgden.

Al vanaf mijn tienerjaren had ik in bijna elke algemene conferentie raad aan ouders opgemerkt, waaronder:

  • President Ezra Taft Benson (1899–1994) zei dat als we aan een serieuze studie van het Boek van Mormon beginnen, we ‘meer kracht zouden vinden om verleiding te weerstaan[,] de macht om misleiding te vermijden [en] de kracht om op het enge en smalle pad te blijven’.1 Dus ik wist dat we als gezin elke dag in het Boek van Mormon zouden lezen.

  • In de proclamatie over het gezin staat: ‘Ouders hebben de heilige plicht om hun kinderen in liefde en rechtschapenheid op te voeden, […] ze te leren dat ze elkaar moeten liefhebben en helpen, [en] de geboden van God moeten naleven. […] De echtelieden – de moeders en vaders – zullen door God verantwoordelijk worden gehouden voor het nakomen van deze verplichtingen.’2

  • President M. Russell Ballard (1928–2023) heeft gezegd: ‘Hoe beschermen, beschutten en versterken we ons gezin in een wereld die zo hard in de tegengestelde richting trekt? […] Zorg ervoor dat u als gezin consequent dagelijks bidt en wekelijks gezinsavond houdt. […] Onderwijs thuis in het evangelie en in de fundamentele waarden. […] Zorg voor een sterke gezinsband, een waarmee uw kinderen zich eerder zullen identificeren dan met hun groep leeftijdgenoten, of de school of wat dan ook.’3

Als jonge moeder interpreteerde ik al die instructies als mijn verantwoordelijkheid om mijn kinderen te redden. Ik dacht dat als ik al die dingen met mijn gezin deed, mijn kinderen tegen de verleidingen en bedreigingen van hun getuigenis zouden worden beschermd.

Maar toen het getuigenis van mijn kinderen de afgelopen jaren steeds meer bedreigd werd en sommigen niet meer naar de kerk gingen, voelde ik me bedrogen. Ik vroeg me af waarom we de belofte van president Benson niet ontvingen, dat onze kinderen gezegend zouden worden met de macht om verleiding en bedrog te weerstaan en dat ze op het enge en smalle pad zouden blijven.

Ik begon met een zwaar gemoed aan de algemene aprilconferentie van 2022. Een ander kind had me net verteld dat ze moeite met haar getuigenis had. Ik begon aan de algemene conferentie met dezelfde vraag die ouderling Adrián Ochoa van de Zeventig later in zijn zaterdagmiddagtoespraak stelde: ‘Werkt het plan?’4 Ik was bang dat het plan niet werkte.

Ik vroeg in gebed wat ik kon doen om bij mijn kinderen het verlangen op te wekken om terug naar de kerk te komen. Bij voorkeur onmiddellijk. Tijdens de algemene conferentie kreeg ik antwoord. Maar de antwoorden die ik kreeg, waren niet wat ik verwachtte.

Drie lessen hebben me van gedachten veranderd.

Les 1: Ik kan de toegang tot de hemel niet voor mijn kinderen verdienen.

Op zondagmorgen zei ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen:

‘Sommige leden denken ten onrechte dat Gods beloften inhouden dat onze gehoorzaamheid aan God automatisch tot specifieke zegeningen volgens een vastomlijnd plan leidt. Misschien denken ze: “Als ik op zending hard werk, zal God me zegenen met een gelukkig huwelijk en kinderen.” Of: “Als ik geen huiswerk op de sabbat maak, zal God mij met goede cijfers zegenen.” Of: “Als ik tiende betaal, zal God me zegenen met de baan die ik wil.” Als hun leven niet op precies deze manier of volgens een verwacht patroon verloopt, voelen zij zich misschien door God verraden. Maar in het goddelijke bestel voltrekken de dingen zich niet zo mechanisch. We moeten niet denken dat Gods plan als een soort kosmische verkoopautomaat werkt, waarbij we (1) een verlangde zegening kiezen, (2) de vereiste som aan goede werken inwerpen, en (3) de bestelling direct krijgen.

‘God zal zijn verbonden en beloften aan ieder van ons nakomen. Daarover hoeven we ons geen zorgen te maken [zie Leer en Verbonden 82:10]. De verzoenende macht van Jezus Christus – die beneden alles is neergedaald en daarna naar omhoog is opgevaren, [zie Leer en Verbonden 88:6] en die alle macht in de hemel en op de aarde bezit [zie Mattheüs 28:18] – garandeert dat God Zich aan zijn beloften kan en zal houden. Het is van wezenlijk belang dat we zijn wetten eren en gehoorzamen, maar niet elke zegening die op gehoorzaamheid aan de wet is gegrond [zie Leer en Verbonden 130:20–21], is naar onze verwachtingen gevormd, samengesteld en getimed. Wij moeten ons best doen, maar de distributie van zowel stoffelijke als geestelijke zegeningen aan Hem overlaten.’5

Ik weet zeker dat ik dergelijke leringen eerder had gehoord, maar deze keer raakten ze me diep in mijn hart. Deze keer was ik er klaar voor en ik moest ze horen.

Ik moest ook denken aan een eerdere conferentietoespraak van president Dieter F. Uchtdorf, toen tweede raadgever in het Eerste Presidium:

‘We kunnen onze toegang tot de hemel niet verdienen; de vereisten van de gerechtigheid zijn een hindernis, en we zijn zelf niet bij machte om die te overwinnen.

‘Maar ons heil is niet onbereikbaar.

‘Gods genade is onze grote en eeuwige hoop. […]

‘We kunnen ons heil niet kopen met de valuta van gehoorzaamheid; het is gekocht met het bloed van de Zoon van God [zie Handelingen 20:28].’6

Dat wist ik. Ik wist dat ik mijn eigen weg naar de hemel niet kon verdienen. Maar om de een of andere reden dacht ik dat ik met mijn gehoorzaamheid de weg van mijn kinderen naar de hemel kon verdienen. Hoe meer ik de toespraken van ouderling Christofferson en anderen bestudeerde, hoe meer ik besefte dat ik misleid was door Satans leugen dat mijn kinderen geen Verlosser nodig hadden zolang ik een ‘volmaakte ouder’ was. Terwijl ik deze toespraken bestudeerde en erover nadacht, ging ik met de hulp van de Geest begrijpen dat al het werk om mijn kinderen tegen verleiding en bedrog te beschermen en hun getuigenis te versterken wel belangrijk is, maar geen garantie biedt dat mijn kinderen op het verbondspad zullen blijven.

Keuzevrijheid is een belangrijk onderdeel van het plan van onze hemelse Vader. We hebben allemaal de gave gekregen om zelf te kiezen. Ook onze kinderen hebben de vrijheid om zich af te keren van wat ze hebben geleerd. Maar de Heer strekt altijd liefdevol de hand uit naar zijn afgedwaalde kinderen, en als aardse ouders kunnen wij dat ook doen.

In de algemene oktoberconferentie 2018 heeft ouderling Dale G. Renlund gezegd:

‘Hoewel God wil dat wij op het verbondspad blijven, laat Hij ons in onze waardigheid door ons de keus te geven.

‘Ja, God verlangt, verwacht en beveelt dat ieder van zijn kinderen zelf kiest. Hij zal ons niet dwingen. God staat zijn kinderen met de gave van keuzevrijheid toe om “zelfstandig te handelen en niet om met zich te laten handelen” [2 Nephi 2:26].’

Ik put veel troost uit de volgende woorden van ouderling Renlund:

‘Hoelang we ook van het pad af zijn, of hoe ver we ook zijn afgedwaald, op het moment dat we besluiten om te veranderen, helpt God ons om terug te keren [zie Alma 34:31]. Als we eenmaal op het pad terug zijn, door oprechte bekering en standvastig voorwaarts streven, is het vanuit Gods oogpunt alsof we nooit van het pad af zijn geweest. De Heiland heeft voor onze zonden geboet en Hij bevrijdt ons van de dreigende teruggang in geluk en zegeningen.’7

Ik weet dat we allemaal de Heiland nodig hebben. Dat geeft me een enorm gevoel van opluchting. Hoewel het mijn verantwoordelijkheid blijft om mijn kinderen te onderwijzen en ze op het verbondspad te steunen, is het niet mijn taak om mijzelf of mijn kinderen te verlossen. Dat is het werk van de Heiland, en dat doet Hij uitstekend. Het is het werk en de heerlijkheid van onze hemelse Vader om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Hij heeft een heilsplan voor al zijn kinderen. Ik moet op zijn plan vertrouwen, niet op mijn plan. En ik probeer niet te vergeten dat Hij zijn beloften nakomt om ons gezin te beschermen en te versterken. Ik vertrouw erop dat Hij mijn kinderen altijd zal uitnodigen om tot Hem te komen, en dat Hij mij zal troosten en sterken als ik probeer dat ook te doen.

Les 2: Op de Heer wachten, kan een heilig proces zijn.

Een tweede les die ik leerde, was van zuster Amy A. Wright, eerste raadgeefster in het algemeen jeugdwerkpresidium, die direct na ouderling Christofferson sprak. Zij zei:

‘Bij tijden verwachten wij de Heer geduldig en soms ongeduldig, net als de kreupele bedelaar bij de tempelpoort [Jesaja 40:31]. We verwachten lichamelijke of emotionele genezing. We verwachten antwoorden die diep in ons hart doordringen. We verwachten een wonder.’8

Aan het begin van die algemene conferentie had ik om onmiddellijke resultaten gebeden. Ik wist dat dit niet realistisch was, maar ik had niet verwacht dat ik iets over het belang van wachten zou leren.

Zuster Wright zei verder: ‘[Op de Heer wachten] kan een heilig proces zijn. Een louterend en polijstend proces waarin we de Heiland heel persoonlijk leren kennen. Wanneer we [op de Heer wachten], zullen we onszelf misschien afvragen: O God, waar bent U? [Leer en Verbonden 121:1]. Tijdens dat proces is geestelijke volharding nodig om geloof in Jezus Christus te oefenen door bewust steeds weer voor Hem te kiezen’9

Ik heb er sinds die algemene conferentie veel over nagedacht. Leren wachten, geduldig zijn met mijn kinderen en hun keuzes, en erop vertrouwen dat de Heer altijd voor ze zorgt, vergt veel inspanning van mijn kant. Ik wou dat we simpelweg eenmalig de keuze konden maken om te geloven en daarna voor de rest van ons leven met gemoedsrust waren, terwijl ik bid dat mijn kinderen ervoor zullen kiezen om zich tot de Heiland te richten en hun geloof in Hem te oefenen. Maar zo werkt het voor mij niet. Soms is het makkelijker om aan hopeloosheid en wanhoop toe te geven, om de moed op te geven omdat het lijkt alsof ‘het plan niet werkt’. Het heeft me veel moeite en geestelijk doorzettingsvermogen gekost om geloof te oefenen en hoop te behouden in het plan van onze hemelse Vader als ik mijn kinderen keuzes zie maken die niet overeenstemmen met de goddelijke waarheden die ik ze heb bijgebracht. Maar elke dag dat ik hoop boven wanhoop kies, kies ik voor Hem. Steeds opnieuw en opnieuw.

Door die strijd ben ik dichter bij God gekomen. Daardoor heb ik me in gebed tot Hem gewend. Mijn Schriftstudie is doelgerichter geworden. Ik ben erdoor naar de tempel geleid. Maar bovenal ben ik enorm dankbaar voor de verzoening van Jezus Christus. Ik ben zo dankbaar dat ik weet dat Hij mijn kinderen liefheeft en dat Hij zijn leven voor hen heeft gegeven.

Leren wachten op de Heer is een heilig proces voor me geworden. Het is een louterende ervaring geworden. Door deze conferentietoespraken te bestuderen en me op mijn evangeliestudie te concentreren, is mijn begrip van de leer verdiept en is mijn geloof versterkt. Ik leer regel op regel, voorschrift op voorschrift om op de Heer en het verlossingsplan van onze hemelse Vader te vertrouwen, terwijl ik bid dat mijn kinderen ervoor zullen kiezen om Jezus Christus en zijn evangelie te volgen. En ik kijk uit naar de volgende algemene conferentie om mijn kennis en getuigenis te laten groeien.

Les 3: God heeft een manier verschaft om struikelblokken in stapstenen te veranderen.

Een derde conferentietoespraak die me hoop gaf, was die van ouderling Larry S. Kacher. Ik heb veel van die toespraak geleerd. Ik weet nu dat de Heer ons de complexiteit van het leven laat ervaren zodat we ons tot Hem kunnen wenden. Ouderling Kacher heeft gezegd ‘dat we aan de andere kant van deze moeilijkheden eenvoud zullen vinden als we “standvastig in Christus voorwaarts [blijven] streven, met volmaakt stralende hoop” [2 Nephi 31:20].

‘Een van de doelen van dit leven is deze potentiële struikelblokken stapstenen te laten worden terwijl we op de “ladder van geloof” omhoog klimmen. Ik noem het een ladder omdat geloof niet statisch is. We kunnen omhoog of omlaag gaan afhankelijk van de keuzes die wij maken.’10

Ik ben door deze beproeving van mijn geloof gegroeid. In mijn nietige wijsheid wil ik mijn kinderen voor de beproevingen van het leven behoeden. Maar zou ik mijn kinderen diezelfde groei ontzeggen? In Gods grote wijsheid heeft Hij ons een pad gegeven dat we kunnen volgen: zijn heilsplan. Als we dat pad bewandelen, krijgen we met moeilijkheden te maken die ons geloof in onze hemelse Vader en Jezus Christus op de proef stellen. Het is aan ons om onze keuzevrijheid te gebruiken om Christus op onze eigen ladder van geloof te volgen, waardoor onze beproevingen van struikelblokken in stapstenen veranderen. Ouderling Kacher herinnert ons aan deze woorden: ‘Onze vooruitgang is eeuwig.’11

Het verhaal van mijn kinderen is nog niet voorbij. Gods heilsplan is echt, en ik moet geloof in zijn plan hebben en op zijn doel vertrouwen. Terwijl mijn kinderen hun keuzevrijheid blijven uitoefenen, probeer ik te onthouden dat de Heer voortdurend zijn hand naar hen uitstrekt en dat Hij hen zal helpen terugkeren als ze dat willen. Hij heeft de macht om te verlossen.

Ik vind hoop in Spreuken 3:5–6:

‘Vertrouw op de Heere met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet.

‘Ken Hem in al je wegen, dan zal Híj je paden recht maken.’

Ik weet dat er andere mensen zijn die ook beproevingen van hun geloof doormaken. De uwe lijken misschien op die van mij, en misschien worstelt u met andere vragen. Ik stel voor dat u uw zorgen vóór de algemene conferentie aan de Heer voorlegt, maar ook tijdens een voortdurende studie van de algemene conferentie en de Schriften. Doe uw best om Hem te ‘horen’12 en vertrouw er dan op dat Hij u zal bijbrengen wat u moet horen. Ik weet dat Hij ons liefheeft en dat Hij de macht heeft om ons en onze kinderen te verlossen, als wij – en zij – er ieder voor kiezen om zich in geloof tot Hem te wenden.