‘Help haar alsjeblieft’, Liahona, juli 2024.
Onder heiligen der laatste dagen
‘Help haar alsjeblieft’
Dankzij familiegeschiedenis en plaatsvervangend tempelwerk had ik niet langer het gevoel dat ik had gefaald en voelde ik me niet meer eenzaam.
Op een dag voelde ik me op mijn werk gebroken en eenzaam. Ik was ervan overtuigd dat ik mijn voorouders had teleurgesteld door de vele fouten die ik had gemaakt. Ik smeekte mijn hemelse Vader om kracht.
Ongeveer twee weken later kwam er na de kerk een zuster naar me toe en vroeg of ik Jenny Casama was. Ze vertelde dat ze Michelle (Mich) Bautista heette en dat ze een van de consulenten tempelwerk en familiegeschiedenis in onze wijk was. Ze legde uit dat ze een droom had gehad waarin drie in het wit geklede vrouwen met de achternaam Casama haar om hulp hadden gevraagd. Ze hadden zuster Bautista gesmeekt: ‘Help haar alsjeblieft.’
Het was zuster Mich duidelijk dat deze vrouwen haar vroegen om hun familielid, oftewel mij, meer over tempelwerk en familiegeschiedenis te leren.
Zuster Mich zei tegen mij: ‘Laten we eens kijken of we die vrouwen in je stamboom kunnen vinden.’
Op de website van FamilySearch vonden we de gegevens van mijn grootmoeder Damasa Casama, haar zus Emiliana Casama en mijn overgrootmoeder Eugenia Casama. We wisten zonder enige twijfel dat zij de vrouwen uit de droom waren. Ik kreeg een heerlijk vredig gevoel en voelde de liefde van mijn voorouders op dat moment heel sterk. We moesten huilen omdat we ons zo gelukkig voelden. Ik voelde dat ze veel om me gaven en ging daarom veel van ze houden.
Toen besefte ik dat het mijn taak was om hen en mijn andere voorouders te helpen om de tempelverordeningen te ontvangen. Onze voorouders wachten al lang – sommigen al heel lang – tot wij op aarde deze heilige verordeningen voor hen verrichten.
Later dat jaar liet ik me in de tempel voor deze drie voorouders dopen. Ik getuig dat familiehistorisch werk prachtig is en dat het mij kracht geeft.
President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘Het is waar dat het familiehistorische werk een grote zegen in zich draagt voor wie zich in het geestenrijk bevinden. Maar het werk is de levenden evenzeer tot zegen. Het heeft een louterende invloed op wie eraan werken. Zij werken letterlijk aan de verhoging van hun familie.’
Ik weet dat de kerk waar is en dat we zonder onze voorouders niet volmaakt kunnen worden.