‘Les 8 Voorbereidend studiemateriaal: Leven na de dood’, De leringen in het Boek van Mormon: leerkrachtenmateriaal (2021)
‘Les 8 Voorbereidend studiemateriaal’, De leringen in het Boek van Mormon: leerkrachtenmateriaal
Les 8 Voorbereidend studiemateriaal
Leven na de dood
President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘We hoeven de dood niet als vijand te beschouwen. Bij volledig begrip en optimale voorbereiding verdrijft geloof angst. Hoop vervangt wanhoop.’ (‘Doors of Death’, Ensign, mei 1992, 74.) Gebruik dit voorbereidend studiemateriaal om te leren wat het Boek van Mormon zegt over de dood en het leven na de dood. Overdenk daarbij hoe dat jou kan helpen je ‘voor te bereiden om God te ontmoeten’ (Alma 12:24).
Sectie 1
Wat gebeurt er met ons na de dood?
Nadat Corianton, een zoon van Alma de jonge, de bediening had verzaakt en een seksuele zonde had begaan, sprak zijn vader met hem over de ernst van zijn daden. Alma merkte dat Corianton zich zorgen maakte over het leven na de dood en de straf die de zondaar te wachten staat. Alma leerde zijn zoon dat alle mensen uit de dood zullen opstaan, maar dat alleen de rechtvaardigen bij God zullen wonen (zie Alma 40:1; 9–10, 25–26). Hij legde ook uit wat er tussen de dood en de opstanding met onze geest gebeurt.
President Joseph Fielding Smith heeft dit gezegd over de zinsnede ‘huiswaarts gevoerd naar die God die hem het leven heeft geschonken’:
[Deze zinsnede] betekent dat hun sterfelijk bestaan is beëindigd en dat ze naar de wereld der geesten zijn teruggekeerd, waar ze overeenkomstig hun werken een plaats krijgen toegewezen bij de rechtvaardigen of bij de onrechtvaardigen, in afwachting van de opstanding. (Joseph Fielding Smith, Answers to Gospel Questions, samengesteld door Joseph Fielding Smith jr. [1958], deel 2, 85.)
President Dallin H. Oaks van het Eerste Presidium heeft het volgende over de geestenwereld gezegd:
We weten uit de Schriften dat we, nadat ons lichaam gestorven is, als geest in de geestenwereld voortleven. Uit de Schriften leren we ook dat die geestenwereld is verdeeld in afdelingen voor hen die in dit leven ‘deugdzaam’ of ‘rechtvaardig’ zijn geweest, en voor hen die goddeloos of slecht zijn geweest. Er wordt ook in beschreven dat enkele getrouwe geesten de goddelozen of opstandigen in het evangelie onderwijzen (zie 1 Petrus 3:19; Leer en Verbonden 138:19–20, 29, 32, 37). Maar bovenal maakt hedendaagse openbaring duidelijk dat het heilswerk in de geestenwereld doorgaat (zie Leer en Verbonden 138:30–34, 58), en hoewel we worden aangespoord om onze bekering in het sterfelijk leven niet uit te stellen (zie Alma 13:27), leren we dat een zekere mate van bekering daar wel degelijk mogelijk is (zie Leer en Verbonden 138:58). (‘Op de Heer vertrouwen’, Liahona, november 2019, 26.)
Sectie 2
Hoe kan geloof in de opstanding mij hoop geven?
Toen Alma en Amulek tot het volk van Ammonihah predikten, probeerde een wetgeleerde met de naam Zeëzrom de woorden van Amulek te verdraaien en zijn leringen over Jezus Christus te ondermijnen. In reactie daarop getuigde Amulek resoluut dat de opstanding en verlossing van zonde alleen in en door Jezus Christus kunnen komen.
Presidente Susan W. Tanner, voormalig algemeen jongevrouwenpresidente, heeft als volgt over het belang van de opstanding getuigd:
Ons heilige lichaam, waar we zo dankbaar voor zijn, is onderhevig aan natuurlijke beperkingen. Sommige mensen worden met een handicap geboren en anderen dragen hun hele leven de pijnen van een ziekte. Als we ouder worden, merken we allemaal dat ons lichaam begint af te takelen. Als dat gebeurt, verlangen we naar de dag dat ons lichaam weer genezen en gezond zal zijn. We kijken uit naar de opstanding, die Jezus Christus mogelijk heeft gemaakt. […] Ik weet dat wij door Christus de volheid van vreugde kunnen ervaren die alleen voorhanden is als geest en element onafscheidelijk verbonden zijn (zie LV 93:33). (‘De heiligheid van het lichaam’, Liahona, november 2005, 15.)
Sectie 3
Wat kan ik doen om beter voorbereid te zijn op mijn ontmoeting met God?
Verscheidene jaren na hun prediking in Ammonihah gingen Alma en Amulek weer op zending, dit keer naar de afvallige Zoramieten. Alma en Amulek vonden gehoor bij het ootmoedige deel van het volk. Amulek leerde die mensen eerst op Jezus Christus te vertrouwen en in de kracht van zijn verzoening te geloven, waarna hij hun vroeg zich voor te bereiden op hun ontmoeting met God.
President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd dat het belangrijk is om je nu op je ontmoeting met God voor te bereiden:
Er schuilt gevaar in het woord ooit, als men er ‘nu nog niet’ mee wil zeggen. ‘Ooit zal ik mij bekeren.’ ‘Ooit zal ik hem vergeven.’
De Schriften maken het gevaar van uitstel duidelijk. […] ‘Vandaag’ is een waardevol geschenk van God. De gedachte ‘ooit zal ik’ kan een dief blijken te zijn die ons berooft van mogelijkheden in dit leven en zegeningen in de eeuwigheid. (‘Vandaag’, Liahona, mei 2007, 89.)
Toen Alma de jonge een zending in het land Zarahemla vervulde, stelde hij vele diepzinnige vragen. Daarmee wilde hij het volk ertoe brengen aandacht te schenken aan wat ze moesten doen om voorbereid te zijn om voor God te staan (zie Alma 5).