De reddingslijn van het gebed
‘Allemaal kampen we met problemen die we niet kunnen oplossen en met zwakheden die we niet kunnen overwinnen zonder in gebed een hogere krachtbron aan te boren.’
Op deze ochtend getuig ik van het belang van het gebed. Onze Schepper benaderen door middel van onze Heiland is absoluut een van de grootste voorrechten en zegeningen in ons leven. Door talloze eigen ervaringen heb ik de kracht van het gebed ontdekt. Geen enkel aards gezag kan ons verhinderen onze Schepper te benaderen. Er kan nooit een mechanisch of elektronisch defect optreden als we bidden. We worden niet beperkt in het aantal of de duur van onze dagelijkse gebeden. Het aantal noden waarvoor we in elk gebed kunnen bidden, is onbeperkt. We hoeven niet via een secretaris een afspraak te maken om de troon van goedertierenheid te bereiken. Hij is altijd en overal bereikbaar.
Toen God de mens op aarde plaatste, werd gebed de reddingslijn tussen de mensheid en God. Zo begonnen de mensen in Adams tijd ‘de naam des Heren aan te roepen.’1 Sindsdien heeft het gebed voorzien in een heel belangrijke behoefte van de mens. Allemaal kampen we met problemen die we niet kunnen oplossen en met zwakheden die we niet kunnen overwinnen zonder in gebed een hogere krachtbron aan te boren. Die bron is de God van de hemel tot wie we bidden in de naam van Jezus Christus.2 Als we bidden, moeten we eraan denken dat onze Vader in de hemel alle kennis, begrip, liefde en mededogen bezit.
Wat is een gebed? De Heiland heeft ons in het Onzevader een voorbeeld gegeven toen Hij bad: ‘Onze Vader die in de hemelen zijt, uw naam worde geheiligd.
‘Uw Koninkrijk kome; uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op aarde.
‘Geef ons heden ons dagelijks brood;
‘en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.
‘En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze. [Want uwer is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.’3
Ten eerste is gebed de nederige erkenning dat God onze Vader is en dat de Heer Jezus Christus onze Heiland en Verlosser is. Ten tweede bekennen we oprecht onze zonden en overtredingen, en we vragen om vergeving. Ten derde erkennen we dat we hulp nodig hebben waarin we zelf niet kunnen voorzien. Ten vierde is het een gelegenheid om uiting te geven aan onze dankbaarheid jegens onze Schepper. Het is belangrijk om vaak te zeggen: ‘Wij danken U.’ ‘Wij zijn u erkentelijk.’ ‘Wij zijn U dankbaar.’ Ten vijfde is het een voorrecht om de Godheid om bepaalde zegeningen te vragen.
We bidden veel op onze knieën. In de hof van Getsemane bad de Heiland knielend tot de Vader.4 Maar stille, gemeende gebeden bereiken de hemel ook. Wij zingen: ‘Wat is ’t gebed? D’oprechte wens.’5 Oprechte gebeden komen uit het hart. Inderdaad, de oprechtheid vereist dat we in ons gebed uiting geven aan de gemeende gevoelens van ons hart en geen lege herhalingen gebruiken of bidden met groot vertoon zoals die welke de Heiland verwierp in de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar.6 Onze gebeden worden dan werkelijk ‘gezang des harten’ en ‘een gebed’7 dat niet alleen God bereikt maar ook het hart van anderen raakt.
Jeremia raadt ons aan om met hart en ziel te bidden.8 Enos vertelde hoe zijn ziel hongerde en dat hij de hele dag had gebeden.9 Gebeden variëren in intensiteit. Zelfs de Heiland ‘bad des te vuriger’ in zijn zielenstrijd.10 Soms zijn het eenvoudige uitingen van dankbaarheid en verzoeken om het behoud van zegeningen voor onze dierbaren en onszelf. Maar in momenten van hevige pijn of nood kan er meer nodig zijn dan alleen maar vragen. De Heer heeft gezegd: ‘Gij hebt verondersteld dat Ik het u zou geven als gij u er verder niet over zoudt bekommeren, dan alleen Mij te bidden.’11 Zegeningen waar we in ons gebed om vragen, vereisen soms werk, inspanning en ijver van onze kant.
Zo is het bijvoorbeeld soms goed om te vasten als duidelijk bewijs van onze oprechtheid. Alma getuige tot het volk van Zarahemla: ‘Ik heb vele dagen gevast en gebeden, opdat ik deze dingen zelf mocht weten. ‘Nu weet ik zelf dat ze waar zijn; want de Here God heeft ze door zijn Heilige Geest aan mij geopenbaard.’12 Als we vasten, verootmoedigen we ons,13 waardoor we ons beter afstemmen op God en zijn heilige doeleinden.
We hebben het voorrecht dagelijks te mogen bidden over onze kleine en grote zorgen. Denk aan de woorden van Amulek die ons aanspoorde om op het veld te bidden voor onze kudde; thuis over ons gezin, ’s morgens, ’s middags en ’s avonds; te bidden tegen de kracht van onze vijanden en de duivel; Hem aan te roepen over onze oogst; binnenskamers en in de wildernis onze ziel uit te storten. Wanneer we God niet hardop aanroepen, moeten we voortdurend een gebed tot Hem in ons hart hebben.14
Amuleks raad kan in onze tijd vorm krijgen in het innige gebed van een echtgenote: ‘Zegen Jason en bescherm hem nu hij ons land dient in deze oorlog.’ Het gebed van een moeder: ‘Zegen alstublieft mijn lieve Jeanet dat ze de juiste keuzen maakt.’ Het gebed van een vader: ‘Hemelse Vader, zegen Jan op zijn zending, dat er deuren voor hem open zullen gaan, dat hij de oprechten van hart zal vinden.’ Het gebrabbelde, eenvoudige gebed van een kind: ‘Dat ik vandaag niet stout ben’ of ‘dat iedereen genoeg te eten heeft’ of ‘dat mammie gauw beter wordt.’ Dat zijn gebeden die weerklinken in de eeuwige woningen hierboven. God kent onze behoeften beter dan wij ze kunnen verwoorden,15 maar Hij wil dat we Hem in geloof vragen om zegeningen, veiligheid en troost.
Ik heb al eerder verteld over een persoonlijke ervaring in de Tweede Wereldoorlog. Ik haast me te zeggen dat ik geen held was. Maar ik deed mijn plicht. Ik heb het doorstaan en overleefd. Ik werd geplaatst op een Engels libertyschip dat van San Francisco naar Suez voer. Ik was 83 opeenvolgende dagen op dat schip, met uitzondering van een kort oponthoud in Auckland (Nieuw-Zeeland). Aan boord was ik het enige lid van onze kerk. Op zondag ging ik alleen naar de boeg van het schip met mijn Schriften en mijn lofzangenbundel. Terwijl de wind om mijn oren gierde, las ik in de Schriften en zong ik helemaal alleen. Ik probeerde het niet met de Heer op een akkoordje te gooien, maar ik bad wel vurig dat ik, als ik de oorlog zou overleven en naar mijn vrouw en kinderen kon terugkeren, oprecht zou proberen trouw te blijven aan mijn heilige doopverbonden, aan de eed en het verbond van het priesterschap en aan mijn tempelgeloften.
Onderdeel van onze opdracht was om met ons vrachtscheepje een grote, uitgebrande olietanker naar Auckland (Nieuw-Zeeland) te slepen. De tanker had geen aandrijving en lag hulpeloos slingerend in de oceaan. Hoewel we ze niet zagen, wisten we dat er vlakbij vijandelijke onderzeeërs op de loer lagen. Terwijl we dat schip sleepten, kwamen we terecht in een hevige storm waardoor, naar we later hoorden, veel schepen zonken. Door het gewicht van het gesleepte schip hadden we niet genoeg kracht voor de enorme golven vóór ons, en lag ons schip slingerend in het golfdal van de ziedende zee. Het kraakte en kreunde en rolde van de ene kant op de andere, waarbij het bijna kapseisde. Natuurlijk bad ik, en ik veronderstel dat anderen dat ook deden. Na verloop van tijd trok de storm weg. Ik ben dankbaar voor de steun en de troost die ik toen en op andere gevaarlijke momenten door mijn gebed ontving.
De Heiland heeft gezegd: ‘Bidt in uw gezinnen altijd in mijn naam tot de Vader, opdat uw vrouwen en uw kinderen mogen worden gezegend.’16 In onze tijd vraagt de kerk ons dringend om elke avond en ochtend gezinsgebed te houden.
Ik heb eens gehoord van een jeugdwerkleerkracht die een jongetje vroeg of hij elke avond bad.
‘Ja’, antwoordde hij.
‘En ’s morgens ook?’ vroeg de jeugdwerkleerkracht.
‘Nee’, antwoordde de jongen. ‘Overdag ben ik niet bang.’17
Angst voor het donker mag niet onze enige reden zijn om te bidden — ’s morgens of ’s avonds.
Gezinsgebed is een machtig en krachtig middel. Tijdens de donkere dagen van de Tweede Wereldoorlog viel er een bom van vijfhonderd pond naast het huisje van broeder Patey, een jonge vader in Liverpool (Engeland), maar de bom explodeerde niet. Zijn vrouw was gestorven, daarom zorgde hij alleen voor zijn vijf kinderen. Hij riep ze op dat angstige moment bij elkaar voor een gezinsgebed. Zij ‘baden allemaal (…) vurig mee en toen ze klaar waren, zeiden de kinderen: “Pappie, het komt goed. We zijn vanavond veilig in ons huis.”
‘En dus gingen ze naar bed, stel je voor, met die vreselijke bom vlak naast de deur, half in de grond verzonken. Als hij geëxplodeerd was, had hij misschien wel veertig of vijftig huizen vernield en twee- of driehonderd mensen gedood. (…)
‘De volgende morgen (…) werd de hele buurt voor 48 uur ontruimd en werd de bom uiteindelijk verwijderd.
‘Op de terugweg vroeg broeder Patey aan de voorman van de explosievenopruimingsdienst: “Wat hebben jullie gevonden?”
‘“Meneer Patey, we kwamen bij de bom naast uw huis en merkten dat hij elk moment kon exploderen. Er mankeerde niets aan. We vragen ons af waarom hij niet is afgegaan”.’18 Er gebeuren wonderbaarlijke dingen als gezinsleden samen bidden.
De Heiland heeft gezegd dat we moeten bidden voor wie ons ‘smadelijk behandelen’.19 Dat beginsel wordt in onze gebeden vaak over het hoofd gezien. De profeet Joseph Smith heeft dat goed begrepen. Zijn gebeden waren vurig, zijn motieven zuiver, en hij ontving regelmatig zegeningen van de hemel.
Daniel Tyler, een kennis van de profeet, herinnerde zich een belangrijke gebeurtenis: ‘Toen William Smith en anderen in Kirtland tegen de profeet in opstand kwamen, woonde ik een bijeenkomst bij (…) die door Joseph gepresideerd werd. Toen ik even vóór het begin van [de] bijeenkomst de school binnenkwam en de man van God aankeek, zag ik zijn verdrietige gelaat en er druppelden tranen over zijn wangen. (…) Even later zongen ze een lofzang, en hij opende de bijeenkomst met een gebed. Hij stond niet met zijn gezicht naar de mensen, maar draaide zich om en knielde neer, met zijn gezicht naar de muur. Ik neem aan dat hij dat deed om zijn verdriet en zijn tranen te verbergen.
‘Ik had mannen en vrouwen horen bidden — vooral de eerstgenoemden — van de meest onwetende, zowel wat betreft hun opleiding als hun intelligentie, tot de geleerdste en de welbespraaktste, maar nooit eerder had ik een man zijn Maker horen aanspreken alsof Hij daar aanwezig was en als een zorgzame vader wilde luisteren naar de zorgen van een plichtsgetrouw kind. Joseph was destijds ongeletterd, maar in dat gebed, dat grotendeels degenen betrof die hem ervan beschuldigden op een dwaalspoor te zijn geraakt en tot zonde te zijn vervallen, vroeg hij of de Heer hen wilde vergeven en hun ogen wilde openen opdat zij goed zouden zien — dat gebed toonde ons, naar mijn nederige mening, de hemelse wijsheid en welsprekendheid. Er was geen sprake van vertoon, geen verheffing van stem zoals bij enthousiasme het geval is, maar hij sprak gewoon, zoals iemand tegen een vriend zou spreken. Het leek mij toe dat ik, als de sluier zou worden weggenomen, de Heer zou kunnen zien staan voor de nederigste van al zijn dienstknechten die ik ooit had gezien. (…) Het was het meest weergaloze gebed dat ik ooit gehoord had.’20
Toen het uur van de dood en de opstanding van de Heiland naderde, sprak Hij zijn grootse, hogepriesterlijk gebed uit. Nadat Hij zijn apostelen bij de Vader had aanbevolen en voor hen had gebeden, bad Hij voor iedereen die door hun woord in Hem geloofden, en pleitte Hij bij de Vader voor ons allemaal. Hij bad dat we allemaal één konden zijn zoals Hij één is met de Vader, en dat de wereld zou geloven dat Hij door de Vader was gezonden.21
Er is nooit een indringender gebed uitgesproken dan door de Heiland zelf in de hof van Getsemane. Hij liet zijn apostelen achter, knielde en bad: ‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede.’22 We zouden, als belangrijk onderdeel van al onze gebeden, het voorbeeld van dat gebed in Getsemane kunnen volgen: ‘Niet mijn wil, maar de uwe geschiede.’ Daardoor tonen we dan onze toewijding en onze onderwerping aan de belangrijke doelen van de Heer in ons leven. Zoals Hij zei: ‘Indien gij in Mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.’23 Wat zal het een heerlijke dag zijn voor ieder van ons als we bidden in het vertrouwen dat ‘Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.’24
Ik hoop oprecht dat we er in ons dagelijkse gebed aan denken te vragen of de Heer onze geliefde leider, president Gordon B. Hinckley, wil blijven zegenen. Niemand weet precies, zelfs zijn raadgevers niet, hoe zwaar zijn lasten wegen en hoe groot zijn verantwoordelijkheid is. Daarvan getuig ik, in de naam van Jezus Christus. Amen.