De kans om te dienen
‘Ik weet hoezeer Hij ons liefheeft en hoe volslagen onweerstaanbaar zijn liefde voor ons is.’
Na 34 jaar voor de kerkelijke onderwijsinstellingen te hebben gewerkt, besloten mijn vrouw en ik ongeveer drie jaar geleden, dat voor mij de tijd gekomen was om met pensioen te gaan en eens wat andere paden te bewandelen. We begonnen plannen te maken. We verhuisden om dichter bij onze kinderen en kleinkinderen te zijn. Ik begon enkele projecten te ontwikkelen die ik fantastisch vond. Sommige waren beslist briljant, vond ik. En toen kwam er zo’n keerpunt in het leven.
We hadden toen het voorrecht dat ouderling F. Enzio Busche, die nu emeritus lid van de Zeventig is, en zijn vrouw onze overburen waren. Op een dag gaf ouderling Busche les aan ons hogepriestersquorum, en hij haalde een tekst aan in het boek Alma waarin Alma wenst dat hij de stem van een engel heeft. Vervolgens komt Alma meteen weer terug op dat gevoel, en in vers vier doet hij een opmerkelijke uitspraak. Hij stelt voor dat we moeten oppassen met onze verlangens, want de Heer geeft ons de verlangens van ons hart. En toen volgde er wat voor mij een schokkende uitspraak was: ‘hetzij voor hun heil of voor hun ondergang.’ God zal ons geven wat wij verlangen. (Zie Alma 29:1–5.)
Ik ging die dag naar huis — niet met het gevoel dat een van mijn verlangens verkeerd was — maar met het besef dat het mijn verlangens waren. Vanaf die dag heb ik de Heer laten weten dat ik graag aan zijn verlangens tegemoet wilde komen. En ik dacht toen dat ik dat echt meende, maar ik ben erachter gekomen dat het makkelijker gezegd dan gedaan is. Zoals ouderling Maxwell gisteren heeft gezegd, kan God onze reiniging, heiliging en vervolmaking pas echt versnellen als we ons hart echt aan Hem opgeven. (Zie Helaman 3:35.) Wij hebben in de daaropvolgende drie jaar gezien dat de Heer ons op andere paden heeft geleid dan we verwacht hadden, en dit is het meest recente pad.
Onlangs las ik, nadat president Hinckley mijn vrouw en mij geroepen had, in het boek Deuteronomium en vond een vers in hoofdstuk 12 dat veel voor mij is gaan betekenen. Het is in de vorm van een gebod. De Heer zegt: ‘Gij zult u verheugen voor het aangezicht van de Here, uw God, over alles wat gij ondernomen hebt’ (Deuteronomium 12:18.) Wij zijn dankbaar voor dit voorrecht om ons door deze nieuwe gelegenheid in de Heer te verheugen.
Sinds we ons op die paden begeven hebben, zijn we erachter gekomen hoe barmhartig God is, hoezeer Hij ons liefheeft, en hoe onweerstaanbaar zijn liefde voor ons is. Toen ik zestien jaar was en nog niet slim genoeg om erg veel te weten, raakte de Geest mijn hart en besefte ik hoe belangrijk het is met welke vrouw je trouwt. Toen ben ik begonnen de Heer te bidden dat Hij een vrouw voor me zou zoeken die mijn eeuwige metgezellin kon worden. Die gebeden zijn verhoord en al het goede in onze familie met kinderen en kleinkinderen is grotendeels aan haar te danken.
Ik ben te weten gekomen dat Jezus onze Christus is, dat de barmhartigheid van Hem en de Vader oneindig is, zelfs als we het niet verdienen. Ik heb de profeet Joseph Smith altijd geweldig gevonden, maar het is mijn voorrecht geweest om ongeveer tien jaar lang een intensieve, uitgebreide studie van zijn leven te maken, en van zijn geschriften en leringen, en van hen die Hem kenden en liefhadden, en ik ben erachter gekomen dat hij een van de groten onder de profeten was, iemand die het waardig was om de grote herstelling van deze laatste grote bedeling tot stand te brengen. En ik heb een sterk getuigenis gekregen dat de sleutels die hersteld zijn, tot nu toe intact zijn gebleven en dat onze levende profeet, Gordon B. Hinckley, ze nu bezit.
Nogmaals: wij verheugen ons in deze gelegenheid om te dienen. Wij voelen ons daardoor heel nederig en zeer vereerd, en ik geef u dat getuigenis in de naam van Jezus Christus. Amen.