2007
Voorbeelden van goede leerkrachten
Juni 2007


Voorbeelden van goede leerkrachten

We hebben geluisterd naar een paar van de beste leerkrachten die de kerk rijk is, van wie we hele goede tips hebben gekregen over de aspecten en beginselen van goed onderwijs.

Zoals gezegd zijn we in zeker opzicht allemaal leerkracht en is het onze plicht om zo goed mogelijk te onderwijzen.

Ik wil een aantal personen onder uw aandacht brengen, wier voorbeeld een diepe indruk bij mij achterliet en die mij belangrijke en onvergetelijke lessen leerden.

Iedereen heeft een verhaal te vertellen

Ik denk aan een van onze emeritus algemene autoriteiten, ouderling Marion D. Hanks, een uitstekende leerkracht in het seminarie, het instituut, en de kerk in het algemeen. Hij maakte daarbij gebruik van veel verschillende onderwijstechnieken.

Op een keer was ouderling Hanks in een zendingsgebied. Hij hield een gesprek met elke zendeling in dat gebied. Ik had een taak vervuld in een aangrenzend gebied en kreeg een lift naar het vliegveld samen met ouderling Hanks en de zendingspresident.

Ouderling Hanks zei tegen de zendingspresident dat hij heel blij was dat hij met iedere zendeling had kunnen spreken. Hij zei dat hij bij een van de zendelingzusters het gevoel kreeg haar te vragen hoe zij dacht over haar zending en haar roeping als zendelinge.

Zij had hem verteld dat haar nederige vader, een boer, veel offers had gebracht voor de Heer en zijn koninkrijk. Twee zoons waren al op zending toen hij het met haar had over haar stille verlangen om ook op zending te gaan en hoe de Heer hem geholpen had om dat mogelijk te maken.

Hij was zijn akker opgelopen om met de Heer te praten, om Hem te zeggen dat hij geen bezittingen meer had die hij kon verkopen of als onderpand voor een lening kon gebruiken. Hij wilde weten wat hij moest doen om zijn dochter op zending te sturen. Hij kreeg het gevoel dat hij uien moest telen. Hij dacht dat hij het verkeerd begrepen had. Uien zouden niet goed groeien in dat klimaat: niemand daar teelde uien; en hij had geen ervaring met de uienteelt.

Toen hij de Heer een tijdje zijn bezwaren kenbaar had gemaakt, kreeg hij weer de ingeving om uien te gaan telen. Dus leende hij geld van de bank, kocht uienzaad, zaaide en verzorgde, en bad.

Het weer werkte mee en hij haalde een rijke uienoogst binnen. Hij verkocht de oogst, betaalde zijn schulden aan de bank, de overheid en de Heer, en stortte de rest van het geld op een rekening op naam van zijn dochter — voldoende om haar op zending te laten gaan.

Ouderling Hanks zei toen tegen de zendingspresident: ‘Ik zal haar verhaal nooit meer vergeten, noch het moment, de tranen in haar ogen, haar stemgeluid, of mijn gevoelens toen ze zei: “Broeder Hanks, het valt mij makkelijk te geloven in een liefdevolle hemelse Vader die mijn behoeften kent en die mij in wijsheid zal helpen als ik nederig ben.”’

Ouderling Hanks leerde mij een hele belangrijke les: ieder kind in de klas, iedere jongeman of jongevrouw, elke seminarie- of instituutscursist, iedere volwassene in de cursus Evangelieleer, iedere zendeling — ja, ieder van ons — heeft een verhaal te vertellen. Luisteren is een essentieel onderdeel van onderwijzen en leren.

‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’

Als kleine jongen kwam ik onder de invloed van een heel doeltreffende en geïnspireerde lerares, die naar ons luisterde en van ons hield. Ze heette Lucy Gertsch. In onze zondagsschoolklas gaf ze ons les in de schepping van de wereld, de val van Adam en het zoenoffer van Jezus. Zij liet ons in haar klas kennismaken met hooggeëerde gasten als Mozes, Jozua, Tomas, Paulus en uiteraard Christus. Hoewel we ze niet zagen, leerden we ze lief te hebben, te eren en na te doen.

Nooit was haar onderwijs zo bewogen of invloedrijk als de zondagmorgen dat ze bedroefd mededeelde dat de moeder van een van de kinderen in de klas was overleden. We hadden Billy die morgen gemist, maar we wisten niet waarom hij er niet was.

De les had die morgen als thema: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen’ (Handelingen 20:35). Halverwege de les sloeg onze lerares het lesboek dicht en opende onze ogen, onze oren en ons hart voor de heerlijkheid van God. Ze vroeg: ‘Hoeveel geld zit er in ons feestpotje?’

Het was crisistijd, vandaar dat we trots waren op ons antwoord: ‘Vier dollar en 75 cent.’

Toen stelde ze op lieve toon voor: ‘Billy’s familie heeft weinig geld en veel verdriet. Wat zouden jullie ervan denken als we vanmorgen naar Billy’s huis toegaan en zijn vader ons geld geven?’

Ik zal nooit het groepje vergeten dat drie straten ver naar het huis van Billy ging en hem, zijn broer, zijn zussen en zijn vader begroette. Zijn moeder was merkbaar afwezig. Ik zal altijd de herinnering koesteren aan de tranen in ieders ogen toen de witte envelop met ons zuurgespaarde geld van de tere hand van onze lerares overging in de behoeftige hand van de rouwende vader.

We huppelden bijna terug naar de kerk. Ons hart was lichter dan het ooit geweest was, onze vreugde groter, en ons begrip ook. Een door God geïnspireerde lerares had haar jongens en meisjes een eeuwige les in goddelijke waarheid gegeven: ‘Het is zaliger te geven dan te ontvangen.’

Een parafrase van de woorden van de discipelen op de weg naar Emmaüs is zeer wel van toepassing op haar: ‘Was ons hart niet brandende in ons, terwijl [zij] ons de Schriften opende?’ (Lucas 24:32).

Lucy Gertsch kende ieder van haar leerlingen. Ze ging altijd even langs bij wie een zondag niet geweest was of wie nooit kwamen. We wisten dat zij om ons gaf. Niemand is haar of de lessen die zij ons leerde ooit vergeten.

Vele, vele jaren later, toen Lucy’s leven ten einde liep, ben ik haar gaan opzoeken. We haalden herinneringen op uit die dagen zo lang geleden toen ze onze lerares was. We spraken over alle kinderen in de klas en hoe het hen was vergaan. Haar liefde en zorg besloeg een mensenleven.

De Geloofsartikelen

Een andere geïnspireerde lerares in mijn leven was Erma Bollwinkel, een lid van het jeugdwerkbestuur in onze ring. Ze hield ons voortdurend voor hoe belangrijk het was om de geloofsartikelen uit het hoofd te leren. Het was zelfs zo dat we pas een jeugdwerkdiploma kregen als we alle Geloofsartikelen uit het hoofd konden opzeggen — een hele opgave voor jongens zo onstuimig als wij, maar we hielden vol en slaagden. Daardoor heb ik mijn leven lang de Geloofsartikelen vlekkeloos kunnen opzeggen.

Ik ben in het Quorum der Twaalf Apostelen jarenlang verantwoordelijk geweest voor Oost-Duitsland, ofwel de Duitse Democratische Republiek. Mijn kennis van de Geloofsartikelen kwam mij bij deze taak zeer goed van pas. In de twintig jaar dat ik toezicht hield op dat gebied, herinnerde ik onze leden daar bij elk bezoek altijd aan het twaalfde geloofsartikel: ‘Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet.’

Onze bijeenkomsten achter het Ijzeren Gordijn, zoals dat toen heette, werden altijd in de gaten gehouden door het communistische regime. Toen we in het begin van de jaren tachtig aan overheidsfunctionarissen vroegen of we een tempel in dat land mochten bouwen, en later toen we vroegen of jonge mannen en vrouwen uit dat land elders in de wereld een zending konden vervullen, en buitenlanders in hun land een zending konden vervullen, luisterden ze en zeiden toen: ‘Ouderling Monson, we hebben u twintig jaar in de gaten gehouden, en we zijn tot de conclusie gekomen dat we u en uw kerk kunnen vertrouwen, omdat we weten dat u uw leden leert de wetten van ons land te gehoorzamen.’

Ik geef u nog een voorbeeld hoe belangrijk het is om de Geloofsartikelen te leren. 45 jaar geleden werkte ik samen met Sharman Hummel in een drukkerij in Salt Lake City. Op een keer gaf ik hem een lift naar huis en vroeg hem toen hoe hij zijn getuigenis van het evangelie had gekregen.

Hij antwoordde: ‘Wat leuk dat je dat vraagt, Tom, want juist deze week gaan mijn vrouw en ik met onze kinderen naar de Mantitempel om voor eeuwig en altijd aan elkaar verzegeld te worden.’

Hij vervolgde zijn verhaal: ‘We woonden in het oosten van het land. Ik reisde met de bus naar San Francisco om daar een nieuwe drukkerij op te zetten, waarna ik terug zou gaan om mijn vrouw en kinderen op te halen. De hele weg van New York City naar Salt Lake City gebeurde er niets noemenswaardig. Maar in Salt Lake City stapte er een jong meisje in — een jeugdwerkmeisje — dat naast me kwam zitten. Ze was op weg naar haar tante in Reno in Nevada. Toen we Salt Lake City waren uitgereden, zag ik een reclamebord met de tekst: “U bent van harte welkom in de mormoonse zondagsschool.”

‘Ik zei tegen het meisje naast me: “Zo te zien zijn er veel mormonen in Utah.”

‘Zij antwoordde: “Ja, meneer.”

‘Toen vroeg ik haar: “Ben jij mormoon?”

‘Weer antwoordde zij: “Ja, meneer.”’

Toen vroeg Sharman Hummel haar: ‘Waar geloven mormonen in?’ En dat meisje zei het eerste geloofsartikel op, en legde het daarna uit. Vervolgens zei ze het tweede geloofsartikel op en legde uit wat het inhield. En daarna het derde, en het vierde, en het vijfde, en het zesde, en alle andere geloofsartikelen. En ze legde ze allemaal uit. Ze kende ze stuk voor stuk.

Toen zei Sharman Hummel: ‘Toen we in Reno aankwamen en het meisje in de armen van haar tante vloog, was ik diep onder de indruk.’

Hij zei: ‘De hele weg naar San Francisco dacht ik: hoe komt het dat een klein meisje de leer van haar kerk zo goed kent? Het eerste wat ik heb gedaan toen ik in San Francisco arriveerde’, zei Sharman, ‘was De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen opzoeken in de gouden gids. Ik belde de zendingspresident, waarop hij twee zendelingen langs stuurde. Ik werd lid van de kerk, mijn vrouw werd lid, al mijn kinderen werden lid, ten dele omdat een jeugdwerkmeisje de Geloofsartikelen kende.’

Ik moet aan de woorden van Paulus denken: ‘Ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft’ (Romeinen 1:16).

Nog geen drie maanden geleden kwam de familie Hummel naar Salt Lake City voor het huwelijk van hun dochter, Marianne. Ze kwamen langs op kantoor; we hadden een fijn gesprek. Alle zes dochters kwamen, samen met vier schoonzoons, en twaalf kleinkinderen. De hele familie was actief in de kerk gebleven. Iedere dochter is naar de tempel geweest. Heel veel mensen zijn dankzij deze familie tot de kennis van het evangelie gekomen — en dat allemaal omdat een meisje in de Geloofsartikelen was onderwezen en de moed had om de waarheid te verkondigen aan iemand die op zoek was naar het licht van het evangelie.

Wees altijd bereid

In de 88ste afdeling van de Leer en Verbonden heeft de Heer een gebod gegeven dat mij na aan het hart ligt. Ik citeer: ‘En Ik geef u een gebod dat u elkaar in de leer van het koninkrijk zult onderwijzen. Onderwijst ijverig, en mijn genade zal met u zijn’ (LV 88:77–78).

Toen ik lang geleden voor een kerktaak naar het zuiden van Californië vloog, nam er een lieftallige jonge vrouw plaats naast mij. Ze begon in een boek te lezen. Ik kon het niet laten om een vluchtige blik op de titel te werpen: Een wonderbaar werk en een wonder.

Ik zei tegen haar: ‘O, u bent mormoon.’

Ze antwoordde: ‘O nee, hoe komt u daar bij?’

Ik antwoordde: ‘Nou, u leest een boek dat is geschreven door een vooraanstaand lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.’

Ze zei: ‘U meent het. Ik heb het gekregen van een vriendin van me, maar verder weet ik er niet veel over. Ik ben er echter wel benieuwd naar geworden.’

Ik vroeg mij af: Zal ik de stap wagen en meer over de kerk zeggen? Toen herinnerde ik mij wat de apostel Petrus had gezegd: ‘[Wees] bereid tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is’ (1 Petrus 3:15). Ik wist dat dit het moment was om mijn getuigenis te geven.

Ik vertelde haar dat ik jaren daarvoor ouderling Richards behulpzaam was geweest bij het drukken van Een wonderbaar werk en een wonder. Ik vertelde haar wat meer over die geweldige man. Ik zei haar dat duizenden mensen de waarheid hadden omarmd na zijn boek gelezen te hebben.

Daarna kreeg ik, de hele vlucht naar Los Angeles, de kans om haar vragen over de kerk te beantwoorden — intelligente vragen die opborrelden uit een hart dat op zoek was naar de waarheid. Ik vroeg of het goed was als ik twee zendelingzusters bij haar langs stuurde. Ik vroeg of ze misschien onze gemeente in haar woonplaats, San Francisco, wilde bezoeken. Dat wilde ze allemaal.

Toen ik weer thuis was, schreef ik naar president Irven G. Derrick van de ring San Francisco om deze informatie door te geven. Kunt u zich voorstellen hoe blij ik was toen ik een paar maanden later een telefoontje kreeg van president Derrick, die mij meedeelde: ‘Ouderling Monson, ik bel u over Yvonne Ramirez, een stewardess buiten dienst die naast u zat op een vlucht naar Los Angeles. U hebt tegen de jongedame toen gezegd dat het geen toeval was dat u naast haar zat toen ze op die vlucht Een wonderbaar werk en een wonder aan het lezen was. Broeder Monson, zij is zojuist het nieuwste lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen geworden. Ze wil u spreken en u zeggen hoe dankbaar ze is.’ Uiteraard was ik dolblij. Het was een plezierig telefoontje.

Het voorbeeld van president McKay

Een goed voorbeeld van een begaafd leraar was president David O. McKay, die mij als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft geroepen. Hij onderwees met liefde en gevoel. Hij was zelf de belichaming van datgene waarin hij onderwees. Hij was vriendelijk en hoffelijk. Hij was een leraar van de waarheid, naar het model van de Heiland.

Dat was me duidelijk geworden lang voordat ik algemeen autoriteit werd, toen ik bij hem op kantoor was om een paar drukproeven na te kijken van een boek dat we aan het drukken waren. Bij die gelegenheid viel mijn oog op een schilderij aan de muur. Ik zei tegen hem: ‘President McKay, wat een prachtig schilderij. Is dat uw ouderlijk huis in Hunstville?’

Hij leunde achterover in zijn stoel, gniffelde op zijn welbekende wijze en zei: ‘Ik zal je eens wat zeggen over dat schilderij. Op een mooie herfstdag kreeg ik bezoek van een charmante vrouw, die mij dat prachtige schilderij, ingelijst en wel, overhandigde. Ze zei: “President McKay, ik heb bijna de hele zomer aan dit schilderij van uw ouderlijk huis gewerkt.”’ Hij zei dat hij het geschenk in ontvangst nam en haar er uitvoerig voor bedankte.

En toen zei hij tegen mij: ‘Weet je, broeder Monson, die lieve vrouw schilderde het verkeerde huis. Ze schilderde het huis van de buren! Ik had het hart niet om haar te zeggen dat ze het verkeerde huis had geschilderd.’

Maar toen zei hij het volgende — en dat is een belangrijke les voor iedereen. Hij zei: ‘Maar in feite, broeder Monson, heeft ze het juiste huis voor mij geschilderd, omdat ik als kind, wanneer ik op het rustbed lag dat op de veranda van mijn ouderlijk huis stond, uitkeek op het huis dat zij had geschilderd. Zij heeft wat mij betreft wel het juiste huis geschilderd!’

Lessen over dienen

De beste levenslessen leren we van onze ouders. Mijn ouders hebben mij hele waardevolle lessen bijgebracht. Vaak hadden die lessen te maken met het dienen van anderen. Ik heb veel herinneringen uit mijn jeugd. Een daarvan was dat ik uitkeek naar het warme eten op zondag. En net op het ogenblik dat wij kinderen, zoals we dat zeiden, aan honger dreigden te bezwijken, en ongeduldig aan tafel gingen, terwijl de geur van roastbeef zich door de kamer verspreidde, zei mijn altijd moeder: ‘Tommie, breng dit bord met eten even naar ouwe Bob en kom dan snel terug.’

Ik begreep niet waarom we niet eerst zelf konden eten en niet daarna dat bord eten konden brengen. Maar ik vroeg dat nooit en rende snel naar Bobs huis en wachtte ongeduldig tot zijn bejaarde voeten hem eindelijk bij de deur brachten. Ik gaf hem dan het bord eten. En hij gaf mij het brandschone bord van de vorige zondag terug en daarna tien cent als beloning voor mijn diensten.

En altijd gaf ik hetzelfde antwoord: ‘Ik kan het geld niet aannemen. Mijn moeder zou me levend villen.’

Dan ging hij met zijn gerimpelde hand door mijn blonde haar en zei hij: ‘Jongen, je hebt een geweldige moeder. Bedank haar maar voor me.’

Ik weet nog goed dat de zondagse maaltijd mij ook altijd een beetje beter smaakte als ik terug was van Bob.

De vader van mijn moeder, opa Thomas Condie, leerde mij ook een indringende les waar diezelfde ouwe Bob in voorkwam die op een interessante manier in ons leven is gekomen. Hij was een weduwnaar van in de tachtig toen het huis waar hij een kamer huurde tegen de vlakte zou gaan. Ik hoorde hem zijn verhaal aan mijn opa doen toen wij met z’n drieën op de veranda op opa’s oude schommelbank zaten. Treurig zei hij tegen mijn opa: ‘Meneer Condie, ik weet mij geen raad. Ik heb geen familie. Ik weet niet waar ik naar toe moet. Ik heb haast geen geld.’ Ik was benieuwd wat mijn opa zou zeggen.

We schommelden verder. Toen stak opa zijn hand in zijn zak en haalde zijn oude leren portemonnee te voorschijn, waaruit hij voor zijn jengelende kleinzoon al zo vaak een cent of stuiver voor een ijsje te voorschijn had gehaald. Dit keer haalde hij er een sleutel uit en overhandigde die aan ouwe Bob.

Liefdevol zei hij: ‘Bob, dit is de sleutel van het huis hiernaast. Hier, neem aan. Breng je spulletjes maar over. Blijf zo lang je wilt. Je hoeft geen huur te betalen en niemand zal je buiten de deur zetten.’

De ogen van ouwe Bob vulden zich met tranen, die langs zijn wangen in zijn lange, witte baard verdwenen. Ook opa had tranen in zijn ogen. Ik zei geen woord, maar vanaf die dag was mijn opa mijn held. Ik was er trots op dat ik zijn naam droeg. Hoewel ik toen nog maar een jongen was, is die les van grote invloed op mijn leven geweest.

En dit zijn nog maar een paar lessen die ik geleerd heb van mensen die een diepe invloed op mijn leven hebben gehad.

Ik herhaal dat we allemaal leerkracht zijn. We moeten altijd bedenken dat ons onderwijs niet alleen uit woorden bestaat; het bestaat ook uit wie wij zijn en wat voor leven we leiden.

Het volmaakte voorbeeld

Mogen wij in ons onderwijs het voorbeeld volgen van de volmaakte leraar, onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Hij liet zijn voetsporen achter in het zand aan de zee, en de beginselen waarin Hij onderwees in het hart en het leven van zijn toehoorders. Hij onderwees zijn discipelen uit die tijd, en tot ons spreekt Hij dezelfde woorden: ‘Volg gij Mij’ (Johannes 21:22).

Mogen wij van nu af aan in gehoorzaamheid aan de slag gaan, opdat van ieder van ons gezegd kan worden wat van de Verlosser is gezegd: ‘Gij [zijt] van God gekomen als leraar’ (Johannes 3:2). Dat dit zo zal zijn, bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

  • Welke ingevingen krijgt u over leren en onderwijzen terwijl u de ervaringen van president Monson leest? Welke soortgelijke ervaringen hebt u als leerling of als leerkracht gehad die doen denken aan de voorbeelden in de toespraak?

  • Hoe komt in elke ervaring die president Monson vertelt de kracht van de leringen van de Heiland naar voren? Bid en bedenk wat u kunt doen om het voorbeeld van de Heiland te volgen.