2007
Extra ideeën voor de participatieperiode, juni 2007
Juni 2007


Extra ideeën voor de participatieperiode, juni 2007

Jeugdwerkleidsters kunnen de volgende ideeën gebruiken als aanvulling op de participatieperiode in deze uitgave van de Liahona. Voor de les, de instructies en de activiteit die overeenkomen met deze ideeën, raadpleegt u het artikel ‘Gedenken’ op pp. 4 en 5 van De Kindervriend in deze uitgave.

  1. Doe alsof u een verslaggever bent. Laat evangelieplaat 208 zien (Johannes de Doper doopt Jezus). Vraag de kinderen wat er op de plaat gebeurt. Leg uit dat een verslaggever zes zaken moet achterhalen. Zet de woorden wat, waar, wanneer, wie, hoe en waarom op woordstroken en laat ze zien. Laat de kinderen het antwoord op die vragen bedenken. U kunt ze Matteüs 3:13–17 laten lezen. Het antwoord op wie is bijvoorbeeld: ‘Jezus liet zich door Johannes dopen.’ Het antwoord op waar luidt: ‘In de rivier de Jordaan.’

    Nadat alle vragen zijn beantwoord, maakt u van alle antwoorden een verhaal. Laat de dirigente met de kinderen ‘De doop’ (Kinderliedjes, pp. 54–55) zingen. Wijs erop dat de eerste vijf vragen in het eerste couplet van het lied beantwoord worden en dat het waarom in het tweede couplet wordt beantwoord.

    Leg uit dat Jezus ons tot voorbeeld was en dat wij ook gedoopt moeten worden. Geef uw getuigenis dat Jezus Christus de zoon van God is.

  2. Laat een brood en een kan water zien. Laat ook evangelieplaat 604 zien (Het avondmaal ronddienen). Vraag wat het verschil is tussen gewoon brood en water en het brood en water van het avondmaal. Leg uit dat het avondmaal heilig is omdat het door het gezag van het priesterschap is gezegend. Het herinnert ons aan het lichaam en het bloed van Jezus.

    Gebruik het gedeelte over het avondmaal in Trouw aan het geloof en hoofdstuk 23 in Evangeliebeginselen om vragen te bedenken als: ‘Wie heeft het avondmaal ingesteld?’ (Christus), ‘Wie deelt het avondmaal rond?’ (Priesterschapsdragers, meestal diakenen) en ‘Waaraan moeten we denken als het avondmaal wordt rondgediend?’ (aan Christus en zijn verzoening). Stel voldoende vragen om de kinderen een goed begrip van het avondmaal bij te brengen. Gebruik een afbeelding van het avondmaal om een puzzel te maken. Knip de afbeelding in evenveel stukken als er vragen zijn. Iedere keer als er een vraag juist beantwoord wordt, laat u een kind een puzzelstuk op het bord hangen. Als de puzzel af is, zingt u een lied of lofzang over de Heiland. Hoewel het avondmaal een tijd is om heel stil te zijn, is het ook een tijd om gelukkig te zijn als we eraan denken wat Jezus voor ons heeft gedaan. Getuig van zijn liefde voor ons en hoe belangrijk het avondmaal is.

  3. Lied: Lied: ‘Ik leef naar het evangelie’ (Kinderliedjes, p. 72). Vraag de kinderen: ‘Wat willen jullie?’ Geef zoveel mogelijk kinderen de kans om te antwoorden, zodat er veel ideeën gegeven worden. Zet ze op het bord. Zeg dat u hun gaat vertellen wat u wilt. Zing het eerste couplet van ‘Ik leef naar het evangelie’. Vraag hen wat u wilt (het evangelie naleven). Leer ze het eerste couplet van het lied. Vraag de kinderen hoe groot de kans is dat ze alle dingen zullen krijgen die op het bord staan. Zeg dat het heel waarschijnlijk is dat zij het evangelie zullen naleven als zij doen wat er in het refrein van het lied staat. Zing het refrein. Leg uit dat het een toezegging is die herhaald wordt. Wijs op de woorden doe en zeg. Laat de kinderen nadenken over wat ze zoal kunnen doen en zeggen als ze het evangelie naleven. Een kind kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik kan in de Schriften lezen’, of ‘Ik kan dank u wel zeggen om te laten zien dat ik dankbaar ben’. Laat de kinderen nadenken over wat ze deze week kunnen doen of zeggen om het evangelie iedere dag beter na te leven. Leg uit dat ze het evangelie gaan naleven als ze het goede doen. Zeg toe dat u deze week iets concreets zult doen om het evangelie beter na te leven. Getuig van de waarheid van het evangelie en van de vreugde die daaruit voortvloeit.