Hij wilde het boek niet aanraken
In Molo (Iloilo, Filipijnen), de laatste standplaats van mijn zending, bad ik heel hard dat we nog een gezin konden dopen en bevestigen voordat mijn zending erop zat. Mijn collega en ik baden op zekere dag of we naar de oprechte van hart geleid mochten worden, iemand die klaar was om het evangelie in zijn hart te sluiten. We hadden sterk het gevoel dat we bij een bepaald huis met een omheining van bamboe moesten aankloppen. Er kwam een man de trap af, die opendeed en ons binnenliet.
We bouwden een vriendschapsband op. Hij bleek jurist te zijn. Hij stelde veel vragen waar we soms geen antwoord op hadden, en hij was zo welbespraakt dat iedere zendeling er spontaan van in zijn schulp zou kruipen. Hij ontpopte zich tot een uitermate moeilijke onderzoeker. We spraken met hem over het Boek van Mormon, maar hij zei dat we genoeg aan de Bijbel hadden. Hij wilde het Boek van Mormon onder geen beding lezen of het zelfs maar aanraken, alsof hij zijn handen eraan zou schroeien.
Op een goede dag werkte een van de assistenten van de zendingspresident met ouderling Alcos, mijn junior collega. Ze gingen bij deze man op bezoek, en nadien zei de assistent ons ronduit: ‘Ik denk niet dat deze man op dit punt in zijn leven klaar is voor het evangelie.’ Ik dacht na over zijn woorden, maar er kwam een aangenaam, vredig, geruststellend gevoel over mij toen ik mij herinnerde dat we onze hemelse Vader hadden gevraagd ons te leiden naar iemand die klaar was voor het evangelie. Ik wist dat ons gebed was verhoord. Ik had het gevoel dat deze persoon iets nodig had wat wij hem konden geven. We wisten alleen nog niet wat of hoe. Maar we waren niet van plan hem te laten gaan.
Langzaam vond er een kentering in zijn hart plaats. Hij vond de gezinsavond echt een prachtige uitvinding. Naarmate de tijd verstreek, begon ik er steeds minder in te geloven dat we hem, samen met zijn vrouw en kinderen, vóór mijn vertrek zouden dopen en bevestigen. Ik zou al over enkele dagen ontheven worden. Later zei ik somber tegen hem: ‘Broeder Garcia, ik denk dat ik gefaald heb.’
Hij zei: ‘Nee, ouderling Cruz, je hebt niet gefaald. We zijn toch vrienden geworden.’ We waren dolblij dat hij vervolgens zei: ‘Maak je geen zorgen. We gaan aanstaande zondag naar jullie kerk.’
Hij ging met zijn gezin naar de kerk. De leden verwelkomden hen allerhartelijkst. Ik zag bij hem de tranen over zijn wangen lopen toen hij luisterde naar de inspirerende woorden die in de avondmaalsdienst werden gesproken. Hij ging blij en opgebouwd naar huis. Ik wist dat hij ontroerd was.
Toen de tijd rijp was en we het gevoel hadden dat hij er klaar voor was, gaven wij hem in overweging om zich te laten dopen en bevestigen. Hij ging daar op in. Ook vroegen wij hem of hij wilde vasten en bidden en het Boek van Mormon wilde lezen. Mijn collega en ik vastten voor hem en zijn gezin.
Mijn laatste zondag in het zendingsveld viel op 4 mei 1986. Op die dag gaf ik in de vasten-en-getuigenisdienst oprecht mijn laatste getuigenis aan de mensen die ik had leren liefhebben. Nadat ik mijn getuigenis had gegeven, zag ik deze jurist, die aanvankelijk niet had opengestaan voor onze boodschap, opstaan en naar de kansel lopen, met een boek-van-mormon in zijn hand. Zijn hele lichaam beefde en de tranen stonden hem in de ogen terwijl hij het Boek van Mormon omhoog hield en riep: ‘Broeders en zusters, ik weet dat het Boek van Mormon waar is.’ We waren blij met zijn getuigenis.
Die middag bezochten veel leden van de wijk de doopdienst van de familie Garcia.
Na mijn zending schreven broeder Garcia en ik elkaar geregeld. Zo schreef hij mij blij dat hij als zondagsschoolpresident was geroepen. Later werd hij bisschop. Hij reisde vele uren per boot om bij mijn huwelijk in de Manilatempel (Filipijnen) te zijn. Uiteindelijk werd hij geroepen als ringpresident en als raadgever in het presidium van het zendingsgebied Bacolod (Filipijnen).
Mede dankzij hem hebben velen zich bekeerd tot het herstelde evangelie. De man die het deed voorkomen alsof hij zich zou branden als hij het Boek van Mormon ter hand nam, werd een fervent getuige van de goddelijkheid en waarheid van dat boek.