Beginselen van onderwijzen en leren
Onderwijzen en leren
President Packer: Ons thema is het onderwijzen in en leren van het evangelie van Jezus Christus, zowel in de kerk als thuis. Wij allen — leiders, leerkrachten, zendelingen en ouders — hebben een levenslange opdracht van de Heer om de geopenbaarde leringen van het evangelie te leren en erin te onderwijzen.
Wij beginnen met een kort gesprek tussen ouderling L. Tom Perry en mijzelf over de beginselen van goed onderwijs. Het is mijn taak om u enkele persoonlijke ervaringen te vertellen die mij veel over onderwijzen en leren hebben bijgebracht. Als u goed kijkt en luistert, zult u merken dat alleen wie een goede leerling is een goede leerkracht kan worden.
Ons gesprek wordt gevolgd door ouderling Jeffrey R. Holland, die ons vertelt hoe we ons voorbereiden op onderwijs. Vervolgens geeft hij een praktijkvoorbeeld van goed klassikaal onderwijs.
Elk ander lid van de Twaalf had deze demonstratie heel goed kunnen doen. Ieder zou een iets andere aanpak hebben gehad. Er is geen uniforme methode die voor alle leerkrachten en situaties werkt. De leiding van de Geest is onontbeerlijk bij onze voorbereiding om onze ervaring, persoonlijkheid, kennis en getuigenis in een bepaalde onderwijssituatie te gebruiken.
Verantwoordelijkheid van leidinggevenden
Leiders hebben de taak om te onderwijzen, of dat nu in raadsvergaderingen is, in persoonlijke gesprekken, of in erediensten. Ze moeten er ook voor zorgen dat er voortdurend gewerkt wordt aan het trainen van leerkrachten en het geven van doeltreffend onderwijs aan de leden.
Daarom heeft het Eerste Presidium in een brief, gedateerd 17 november 2006, aangekondigd dat de functie van de coördinator onderwijsverbetering, zowel op wijk- als op ringniveau, wordt opgeheven. Bij die brief zat een lijst met ‘Taken van leidinggevenden inzake onderwijsverbetering’. Wij vertrouwen erop dat door de beginselen die in deze uitzending naar voren worden gebracht, en de suggesties en hulpmiddelen die in de brief worden genoemd, leidinggevenden in priesterschap en hulporganisaties ertoe gebracht worden om zich samen te beraden hoe ze de leden doeltreffender het evangelie kunnen leren en laten leren. Eigenlijk zijn speciale bijeenkomsten onderwijsverbetering niet nodig, want dit kan gewoon naar behoefte in raadsvergaderingen en persoonlijke gesprekken aan bod komen.
Wij bidden dat u door deze instructiebijeenkomst een betere leerkracht en leerling van het evangelie van Jezus Christus zult worden.
Bereidheid tot leren
Ouderling Perry: President, u hebt een boek geschreven dat, [vertaald], Onderwijst ijverig heet. Voor elke functie in de kerk is een doeltreffende leerkracht nodig. Dat is onze belangrijkste roeping. Kunnen we het even hebben over ijverig onderwijzen als een vereiste voor onze verschillende kerkroepingen?
President Packer: Ik werd benoemd tot toezichthouder op het seminarie, maar ik wist er eigenlijk weinig van. Maar ik kreeg die aanstelling, die baan, en werd in zekere zin betaald om in de kerk seminarieleerkrachten te vertellen hoe ze moesten onderrichten en wat ze verkeerd deden. En dat bracht mij erg in verlegenheid, want ik ging naar een les, zag een leerkracht iets doen, en moest dat dan corrigeren terwijl ik wist dat ik dat ook elke keer deed als ik lesgaf, maar ik had er dan wel wat van geleerd.
Ouderling Harold B. Lee en ouderling Marion G. Romney waren altijd aan het onderwijzen en in zekere zin deden ze erg veel moeite om mij iets te vertellen of iets te leren. Ik denk dat de reden dat ze dat deden was — hoewel ik er niet zeker van ben of ze me ooit in die functie of roeping zagen — dat ik één deugd had: ik wilde graag leren en vond dat niet erg. En als je het niet erg vindt, en als je wilt leren, dan zal de Heer je blijven onderwijzen, soms zelfs dingen waarvan je niet eens wist dat je het wilde weten.
Allebei die geweldige leraars leerden mij het een en ander. Als ik broeder Romney tegenkwam, dan zei hij soms: ‘Jongen, ik wil je iets vertellen.’ Dan wist ik dat mij iets te wachten stond. Hij vertelde me dan dat ik iets deed wat ik eigenlijk niet moest doen, en ik bedankte hem er altijd voor.
Ik leerde al in een vroeg stadium dat het erg belangrijk is om te luisteren naar ervaren oudere mensen. Ik had een ringpresident die eens zei: ‘Ik heb altijd geprobeerd me in het gezelschap van grootse mensen te bevinden.’ Hij woonde in een dorpje in Idaho, maar hij zei: ‘Als er iemand een lezing kwam geven, of een andere bijzondere persoon kwam, probeerde ik er altijd bij te zijn, want dan kon ik iets leren.’
Ik ben altijd geneigd geweest om met oudere mensen om te gaan (en nu ben ik er zelf een). Ik herinner me dat ouderling LeGrand Richards in het Quorum der Twaalf niet zo snel liep als de andere autoriteiten, en ik wachtte altijd op hem, deed de deur open en liep met hem terug naar het gebouw. Op een dag zei een van de autoriteiten: ‘Wat ben je toch aardig om zo voor broeder Richards te zorgen.’ En ik dacht: je weet niet welke zelfzuchtige reden ik daarvoor heb — want als we samen terugliepen, luisterde ik naar hem. Ik wist dat hij zich Wilford Woodruff kon herinneren, en hij vertelde me van alles. Individueel onderricht maakt grote indruk. En over het algemeen is het individueel onderricht waarbij je terecht wordt gewezen.
Een ander onderwijsbeginsel is vroeg opstaan (zie LV 88:124), maar het makkelijke daaraan is, of eigenlijk het moeilijke, dat je op tijd naar bed gaat en dan ’s morgens een en ander overpeinst, als je nog fris bent. Dat is het moment waarop je de ideeën voor je onderwijs krijgt.
Ik weet niet hoe vaak ik een taak heb gekregen waarvan ik geen idee had hoe ik die moest uitvoeren. Gisteren was ik in een bijeenkomst met de algemene autoriteiten. Ik wist dat ik als eerste het woord zou nemen, en ik dacht: wat zal ik zeggen? Maar ik had er vertrouwen in dat het tot me zou komen, en het kwam inderdaad.
De Schriften gebruiken
Ouderling Perry: Waarom is het belangrijk om de Schriften te gebruiken bij het onderricht?
President Packer: Ik heb altijd op de Schriften vertrouwd. Het beste voorbeeld van onderwijs en hoe dat moet, het beste onderwijsmodel, afgezien van het onderwerp, namelijk het evangelie, is de Heer en zijn onderwijs. Daarom ga ik niet graag naar het spreekgestoelte en ga ik niet graag voor een klas staan zonder mijn schriften in mijn hand te hebben. Zoals ik ze nu vasthoud.
Ouderling Perry: President, u hebt die schriften altijd bij u. Elke keer als wij samen op pad waren, had u die schriften bij u. U vertelde ons eens het verhaal van hoe ze een keer nat werden en dat dit alleen maar beter voor ze was, omdat u de bladen daarna sneller kon omslaan.
President Packer: Nou, ik was buiten op het gazon, werd weggeroepen, en liet mijn schriften open op het tafeltje liggen, vergat ze, zoals oude mannen doen, en de sprinklers gingen aan. Ik kwam ’s morgens buiten en dacht: o, o, de schriften die ik al vijftig jaar markeer, zijn er geweest. Maar ik kwam erachter dat het de pagina’s alleen maar losser had gemaakt. Als ik nieuwe schriften moest kopen, legde ik ze misschien wel in de regen voordat ik ze ging gebruiken.
Ouderling Perry: Men heeft het altijd over de Schriften, maar hoe moeilijk is het niet om je door sommige heen te worstelen. Hoe laat u de Schriften tot leven komen in uw onderwijs?
President Packer: Door vol te houden. Ik herinner me dat ik me vast voornam om het Boek van Mormon te lezen. Ik was een tiener toen. Ik opende het boek en las: ‘Ik, Nephi, ben geboren uit goede ouders…’ (1 Nephi 1:1). En ik ging verder, las de andere hoofdstukken en leerde het een en ander. Het was interessant en ik kon het volgen totdat ik bij de hoofdstukken uit Jesaja en de oudtestamentische taal van die profeet kwam. Een paar maanden later besloot ik weer aan het Boek van Mormon te beginnen. Ik las: ‘Ik, Nephi, ben geboren uit goede ouders’, maar elke keer liep ik tegen de hindernis van die hoofdstukken uit Jesaja aan, en ik vroeg me af waarom die erin stonden. Uiteindelijk besloot ik dat ik zelfs die hoofdstukken zou lezen. Dus toen ik een tiener was, hoefde ik alleen maar naar de woorden te kijken. Ik hoefde ze niet te begrijpen, maar kon de bladzijden omslaan en doorgaan. Als je eenmaal in Alma bent, kom je er makkelijk doorheen.
Je moet je voornemen om ze van begin tot eind te lezen, niet hier en daar wat — het Boek van Mormon, het Nieuwe Testament, de Leer en Verbonden, de Parel van grote waarde. Ik heb er jarenlang een gewoonte van gemaakt om elke zomer de Schriften te lezen als we wat tijd voor onszelf hadden, zodat ik mijn geheugen kon opfrissen.
Bid om de gave van onderwijs
Ouderling Perry: Welke raad zou u recente bekeerlingen geven als ze voor het eerst als leerkracht geroepen worden?
President Packer: Ik zou ze zeggen dat ze het aankunnen. Iedereen kan lesgeven. Ik zou ze aanraden te bidden om de gave van onderwijs. Weet u, in het Boek van Mormon is sprake van gaven en er worden enkele genoemd, onder meer met de Geest in het evangelie onderwijzen (zie Moroni 10:8–10). Toen ik dat jaren geleden las, dacht ik: dat is een gave die ik wil hebben — in staat zijn om met de Geest te onderwijzen. Ik kwam er in de Schriften achter dat je erom moet vragen — vraag en u zal gegeven worden — dus zei ik dan tegen ze dat ze moesten blijven vragen, want ‘zoekt en gij zult vinden’ (zie Matteüs 7:7; 3 Nephi 27:29), en dat de gave verdiend moet worden, maar dat je hem wel kunt krijgen.
De Geest zoeken
Ouderling Perry: Wat zou een leerkracht moeten doen om te zorgen dat hij bij zijn onderwijs de Geest heeft?
President Packer: Een goed leven leiden en om hulp vragen. Ouders kunnen om hulp vragen. En dan moet je de geboden onderhouden en voortdurend bidden, onophoudelijk bidden om het vermogen en de inspiratie om te weten te komen wat te doen en wanneer het te doen. De Heer zal je niet in de steek laten: ‘Ik zal u niet als wezen achterlaten. Ik kom tot u’ (Johannes 14:18). ‘Wat gij ook in geloof vraagt, gelovende dat gij zult ontvangen’ zal u gegeven worden (Enos 1:15). En daar voegt een andere schrifttekst nog iets aan toe — als het goed voor je is (zie Moroni 7:26). Het evangelie is erg praktisch.
Misschien ben je op leeftijd en denk je dat je bediening erop zit, of je bent jong en bent bang voor alles, of je bent een moeder die het zo druk heeft met de kinderen, of een vader die allerlei zorgen heeft, maar toch kun je onderwijzen, je kunt bidden en je kunt leiding ontvangen. En er komt antwoord. Je zult gezegend worden door de Heer, dat beloof ik.
Als de Heer onderrichtte, had Hij het altijd over dingen die de mensen kenden. Bijvoorbeeld ‘het Koninkrijk der hemelen [is] gelijk aan een sleepnet’ (Matteüs 13:47) — het is niet echt een net, maar het lijkt erop; en toen legde Hij uit waarom. En ‘het Koninkrijk der hemelen [is] gelijk aan een koopman, die schone parelen zocht’ (Matteüs 13:45). Toen vertelde Hij de gelijkenis an de zaaier (zie Matteüs 13:3–8), wat iets was dat in hun belevingswereld paste, en het is niet alleen mogelijk maar uiterst waarschijnlijk dat een maand nadat Hij de gelijkenis van de zaaier had gegeven en het had gehad over zaadjes die op harde grond worden geworpen en op vruchtbare grond, iemand die dit hoorde en uit zaaien ging, met de zaadjes in zijn hand die les opnieuw beleefde.
Als je gelijkenissen en verhalen en illustraties gebruikt, dan blijven ze hangen na de les. Zijn methode was opmerkelijk eenvoudig. Hij was soms vrij streng, maar zijn onderricht was altijd op hun niveau.
Onderwijzen is een heilige roeping, een gewijde roeping. Wat ik volgens mij tegen de leerkrachten zou zeggen, is dat ze nooit in hun eentje lesgeven. Ze hoeven nooit alleen te zijn. Dat heeft de Heer in de Schriften beloofd. Alma heeft gezegd dat de Heer aan elke natie, tong en taal leerkrachten geeft (zie Alma 29:8), en de Heer heeft gezegd: ‘Onderwijst ijverig en mijn genade zal met u zijn’ (LV 88:78).
Ik weet niet hoe ik in het evangelie moet onderwijzen zonder voortdurend te bidden. Je kunt een gebed niet alleen uitspreken, maar ook denken. Vaak heb ik bij het lesgeven aan een groep of een klas in stilte gebeden: ‘Hoe kom ik hier doorheen?’ En ik weet niet hoe ik dat moet als ik die macht niet tot mijn beschikking heb.
De verantwoordelijkheid tot onderricht
Ouderling Perry: Onderwijs staat centraal in alle kerkactiviteiten. Wie heeft de verantwoordelijkheid om zich op het onderwijs voor te bereiden?
President Packer: Iedereen is leerkracht — de leider is leerkracht; de volgeling is leerkracht; de raadgever is leerkracht; de ouders zijn leerkrachten. Dus hebben we zelf de verantwoordelijkheid om te onderrichten, om ons de beginselen van goed onderricht eigen te maken. De Heer heeft zijn kerk zo georganiseerd dat wij allemaal alles doen in de kerk. In de Leer en Verbonden staat dat ‘ieder mens in de naam van God, de Here, de Zaligmaker der wereld, zou mogen spreken’ (LV 1:20). Wat zijn wij gezegend dat wij een lekenpriesterschap hebben, zoals dat heet, waarbij alle broeders het priesterschap kunnen dragen. Alle zusters komen in aanmerking voor een roeping in de kerk, en wij zijn allemaal ouders. Daarom staat onderwijs centraal in alles wat wij doen.
Ouderling Perry: U noemde het onderwijs thuis. Wat is het verschil tussen onderwijs in de kerk en onderwijs thuis? Is er een groot verschil?
President Packer: Thuis is het intiemer en beter en makkelijker en informeler en ouders kunnen het voorbeeld geven. Ouders kunnen kinderen ook dingen leren die een beetje pijnlijk zijn, als ze bijvoorbeeld vragen waarom en alles wat je kunt zeggen is ‘daarom’, omdat je niet weet waarom, je weet alleen maar dat het iets is wat je niet moet doen. En we leren ze gehoorzamen, zodat ze dat kennen en begrijpen. En thuis is er die krachtige liefdesband tussen ouder en kind die je niet laat gaan totdat je de les hebt meegekregen.
Onderwijs door de Geest
Ouderling Perry: President, hoe kan de leerkracht de Geest in een les dusdanig overbrengen op de cursisten dat het een zinvolle ervaring voor ze wordt?
President Packer: Allereerst moeten ze weten dat je van ze houdt, dat je ze iets wilt leren. Dan moet je op hun niveau communiceren. We moeten niet met ze praten — zelfs in het evangelie — over onderwerpen die buiten hun belevingswereld liggen. Ook de Heer deed dat niet. De Heer ging met ze om en praatte met ze in het dagelijks leven, en zijn leringen bevonden zich altijd op hun niveau.
Als je ze iets te leren hebt, willen ze dat ook echt. Zelfs tieners — voorál tieners — willen leren. Zij hongeren er echt naar.
Veel leerkrachten denken dat ze tot op de zin voorbereid moeten zijn. Ja en nee. Bij de voorbereiding moet je flexibel genoeg zijn om de cursisten tijdens de les erbij te betrekken en ze vragen te laten stellen. Je moet wat ruimte over laten voor inspiratie.
Wij hebben bijvoorbeeld een geheugensteuntje in de vorm van de Heilige Geest. Als we het moeilijk vinden om in iets te onderwijzen, en we denken na over wie we zijn en wat we doen, is er altijd wel een ervaring die we hebben gehad of een plek waar we zijn geweest of iets dat we hebben gezien dat we in de les kunnen gebruiken. En de Schriften maken daar deel van uit. Het is niet zomaar een boek dat je af en toe leest om te bepalen wat de regels van de kerk zijn.
Vrij veel onderwijs in de kerk gebeurt zo star als in een preek. Maar in klasverband reageren we niet al te goed op preken. In de avondmaalsdienst en bij conferenties wél; maar onderwijs is tweerichtingsverkeer, zodat je vragen kunt stellen. En dat kun je in een les makkelijk aanmoedigen.
Stel dat je een les geeft over de martelaarsdood van de profeet Joseph Smith. Je geeft les in kerkgeschiedenis, je hebt het allemaal bestudeerd, en je weet dat de profeet op 27 juni 1844 om vijf uur ’s middags in de gevangenis te Carthage is doodgeschoten. Als je ze vraagt op welke dag en tijd en plaats enzovoort de profeet is doodgeschoten, weet niemand dat. Jij wist dat ook niet totdat je het in het lesboek las. Maar je kunt zeggen: ‘Wat was de aanleiding? Wat zou hiervoor de aanleiding zijn geweest?’En zodra je vraagt ‘Wat zou…’, hebben ze iets te zeggen. Ze kunnen een bijdrage leveren, zelfs de cursisten die zelden hun mond opendoen, hebben dan iets te zeggen. Dus er is een manier om met vragen om te gaan en de klas in de gaten en in de hand te houden. Ga in op vragen. En je kunt gerust vragen stellen in een les.
Je kunt net zomin iets weggeven dat je niet eerst bezat, als dat je kunt terugkeren van een plek waar je nooit bent geweest. Daarom moet je de Geest hebben.
-
De presentaties van deze wereldwijde instructiebijeenkomst kunt u aanwenden om een betere leerkracht en leerling te worden. Lees eerst de aanwijzingen in de geelkleurige kaders die in het begin van de presentaties staan, zodat u weet welke ideeën er worden besproken en hoe u die kunt toepassen. Wellicht wilt u in de presentatie ook de teksten en belangrijke zinsneden accentueren en de indrukken opschrijven die u krijgt.
-
Lees de inleiding van president Packer. Noteer ideeën waar u als leerkracht of leerling aan kunt werken.
-
Denk na over de volgende vragen en schrijf de ideeën en indrukken op die u krijgt: Wat kan ik doen om er zeker van te zijn dat de Geest aanwezig is bij mijn onderwijs thuis en in de kerk?
-
Wat is het volgens u wat van president Packer zo’n goede leerling maakt?