2007
Dankbaar voor de verzoening
Juni 2007


Lessen uit het Nieuwe Testament

Dankbaar voor de verzoening

Afbeelding

Toen zijn aardse bediening ten einde liep, ging de Heiland met zijn discipelen naar de Olijfberg, naar de hof van Getsemane.

We lezen in het boek Lucas in het Nieuwe Testament:

‘En Hij verliet de stad en ging, zoals Hij gewoon was, naar de Olijfberg. En ook zijn discipelen volgden Hem.

‘En toen Hij aan die plaats gekomen was, zeide Hij tot hen: Bidt, dat gij niet in verzoeking komt.

‘En Hij zonderde zich van hen af, ongeveer een steenworp ver, knielde neder en bad deze woorden:

‘Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

‘En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.

‘En Hij werd dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen’ (Lucas 22:39–44).

Het was daar dat de Heiland boette voor alle smarten, zonden en overtredingen van ieder mens die ooit heeft geleefd of nog zal leven. Daar dronk Hij de bittere beker leeg en leed Hij om te voorkomen dat de bekeerlijken lijden. Na deze afschuwelijke ervaring volgde Golgota, waar Hij aan een kruis werd genageld, nog een brute en pijnlijke foltering die Hij moest doorstaan om de verzoening van het mensdom teweeg te brengen.

Geen mens kan zich indenken hoezeer de Heiland leed toen Hij deze zware last droeg. In een openbaring die in maart 1830 aan de profeet Joseph Smith is gegeven, krijgen we enigszins een beeld van dit lijden als de Heiland verklaart:

‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren;

‘maar als zij zich niet bekeren, moeten zij lijden zoals Ik;

‘welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen —

‘Niettemin, ere zij de Vader, en Ik dronk de beker en voleindigde mijn voorbereidingen voor de kinderen der mensen’ (LV 19:16–19).

In ultieme zin kunnen we alleen genezen door de verzoening. Een kerklid omschreef de gevoelens die hij had tijdens het bekeringsproces en toen hij de genezingskracht van de verzoening ontdekte: ‘De tijd tussen de overtreding en de bekentenis was afschuwelijk. Ik kon mijn vreselijke daad niet van mij afzetten. Ik bevond mij in diepe duisternis, was depressief en gevoelloos, aanvankelijk zonder hoop en gekweld door angsten, hoewel ik nooit heb getwijfeld aan de waarheid van het evangelie en de reddingskracht van de verzoening. Ik wist dat er voor mij slechts één manier was om te genezen.

‘Mijn vrouw en kinderen vertellen wat ik had gedaan, was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. Daarna was het vervolg van mijn bekering, mijn bekentenis aan mijn bisschop en ringpresident, niet zo moeilijk meer. Ten slotte kon ik het onheil dat ik over mij zelf had afgeroepen van mij afzetten. Ik voelde me opgelucht door de excommunicatie, want ik zag weer perspectief.

‘Wat was ik blij toen ik mij weer mocht laten dopen en weer de Heilige Geest bij mij kon hebben. Ten slotte ging de belofte van de verzoening op de duidelijkste en prachtigste manier in vervulling toen ik mijn zegens terugkreeg.

‘Door de jaren heen hebben mijn vrouw en ik ervaren dat de verzoening niet alleen de zondaar bevrijding en genezing brengt, maar ook de macht heeft om het slachtoffer te genezen en te herstellen. Daarvan getuig ik met grote dankbaarheid.’

Als we de grote liefde begrepen die de Heiland voor ons had toen Hij voor onze zonden boette, zouden we Hem altijd liefhebben, Hem altijd dankbaar zijn en altijd zijn geboden onderhouden.

President Joseph Fielding Smith (1876– 1972) heeft verklaard: ‘Een van de grootste zonden, zowel in zwaarte als reikwijdte (…) is de zonde van ondankbaarheid. Als we een gebod overtreden, ongeacht hoe klein en onbeduidend we het ook vinden, zijn we ondankbaar jegens onze Verlosser. We kunnen ons onmogelijk indenken hoezeer Hij heeft geleden toen Hij de zonden van de hele wereld op zich nam, een straf die zo zwaar was dat er, zo kunnen we lezen, uit elke porie van zijn lichaam bloed kwam, en dat was voordat men Hem naar het kruis bracht. De straf van lichamelijke pijn, teweeggebracht door de nagels die men in zijn handen en voeten sloeg, was niet het ergste van zijn lijden, hoe verschrikkelijk dat ook geweest moet zijn. Het ergste lijden was de geestelijke en psychische angst die voortkwam uit onze zondelast die Hij op zijn schouders had. Als we begrepen hoe intens Hij in de hof en aan het kruis geleden heeft, zou niemand van ons zich nog moedwillig schuldig maken aan zonde. We zouden niet toegeven aan verleidingen, zouden afzien van de bevrediging van onheilige driften en begeerten, en Satan zou geen plek in ons hart hebben. En zo geven wij, wanneer we zondigen, blijk van onze ondankbaarheid en geringschatten wij het lijden van Gods Zoon, wat ons in staat stelt uit de dood op te staan en eeuwig te leven. Als we het echt zouden begrijpen en maar in geringe mate zouden voelen hoeveel Jezus Christus van ons hield en hoezeer Hij bereid was om voor onze zonden te lijden, zouden we ons van al onze zonden bekeren en Hem dienen.’1

De verzoening van de Heiland is de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mens. President Gordon B. Hinckley heeft verklaard: ‘Er is geen andere daad in de geschiedenis van de mens die daarmee te vergelijken is. Er is nooit iets gebeurd dat die gebeurtenis kan evenaren. Volledig onzelfzuchtig en met onbegrensde liefde voor alle mensen, werd het een ongeëvenaarde daad van barmhartigheid voor de hele mensheid.’2

Mogen wij altijd dankbaar zijn voor deze geweldige gave, de verzoening van de Zoon van God, onze Heiland en Verlosser.

Noten

  1. The Restoration of All Things (1945), p. 199.

  2. ‘Op het hoogtepunt der eeuwen’, Liahona, januari 2000, p. 87.

Afdrukken