Een profeet op aarde
Ik heb altijd geweten dat Jezus Christus, de beloofde Messias, tweeduizend jaar geleden op aarde is gekomen en dat we nu een levende profeet van God hebben. Maar mijn vader, Roy Swartzberg, die is opgevoed als jood, heeft dat niet altijd geweten.
Mijn vader groeide op in een orthodox-joods gezin in Zuid-Afrika. Hij wist af van oudtestamentische profeten zoals Mozes en Elia, en van de wonderen die zij verricht hadden. Toen hij hoorde dat Mozes de Rode Zee gespleten had, of Elia vuur uit de hemel had afgeroepen, verwonderde hij zich over de dingen die deze mannen voor de mensen konden doen en vroeg hij zich af waarom er op dat moment geen profeten op aarde waren.
Kort na mijn vaders bar mitzvah hoorde hij voor het eerst over de profeet Joseph Smith. Hij woonde destijds bij zijn joodse grootouders. Zijn moeder was overleden en zijn vader was hertrouwd en was lid geworden van de kerk.
Op een middag vertelde mijn vaders oudere broer, Mark, hem dat hij lid was geworden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Vervolgens vertelde hij mijn vader over Joseph Smith, het eerste visioen en de herstelling van het evangelie en de profeten op aarde. Mijn vader zegt dat er iets heel erg juist voelde toen hij zijn oudere broer diens getuigenis hoorde geven, terwijl mijn vader al geloofde in zijn hemelse Vader en in profeten. Dit was heerlijk nieuws voor hem! Er waren echt profeten op aarde en men sprak weer met God. Hij merkte dat hij wenste dat het waar was.
Toen Mark mijn vader zijn getuigenis had gegeven, vroeg hij hem om erover te bidden. Maar als joodse jongen had hij alleen maar in het Hebreeuws gebeden, staand en kijkend in de richting van de Heilige Stad, Jeruzalem. Mark legde uit hoe heiligen der laatste dagen bidden: geknield en met gevouwen armen om eerbied te tonen. Dat was nieuw voor hem. Hij knielde om zijn eerste individuele gebed tot zijn hemelse Vader uit te spreken.
Hoewel het nieuws aangaande de profeten goed aanvoelde voor mijn vader en hij zich prettig voelde na zijn gebed, besloot hij om nog niet meteen naar de zendelingen te luisteren.
Al gauw werd besloten dat hij met zijn broer bij hun stiefgrootouders zou gaan wonen, en zij waren lid van de kerk. Op zondag ging de familie naar hun zondagsbijeenkomsten, maar mijn vader bleef elke vrijdagavond en zaterdagochtend naar de synagoge gaan om de joodse sabbat in acht te nemen.
Maar hij begon wél met zijn broer naar de wekelijkse activiteitenavond van de kerk te gaan. En toen de kerk in Zuid-Afrika met seminarie begon, ging hij daar ook heen. Daar leerde hij over het Boek van Mormon. De eerste niet-Hebreeuwse schrifttekst die hij uit het hoofd leerde, was 1 Nephi 3:7: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden, want ik weet dat de Heer geen geboden aan de mensenkinderen geeft zonder een weg voor hen te bereiden, zodat zij kunnen volbrengen wat Hij hun gebiedt.’
De zendelingen bezochten hem elke week ijverig en na een tijdje begon hij naast zijn synagogebezoek ook naar de avondmaalsdienst te gaan. Toen hij uiteindelijk een getuigenis van Jezus Christus als de Messias begon te krijgen, besloot hij de zendelingenlessen te volgen. Mijn vader liet zich dopen op kerstdag 1973 — de eerste keer dat hij de geboorte van de Heiland vierde.
Door mijn vaders reis naar de waarheid heb ik een bredere visie op het evangelie gekregen en is zijn getuigenis van de profeten onderdeel van mijn eigen getuigenis geworden. Tegenwoordig draag ik een halskettinkje met een kleine davidsster om aan te geven dat ik trots ben op mijn band met het Joodse erfgoed. Maar het is ook een teken van geloof. Want omdat mijn vader als jonge tiener geloof had in profeten, ben ik ook gezegend met zo’n geloof.
Ik weet dat president Gordon B. Hinckley in onze tijd een profeet is net als Mozes, en ik ben daar erg dankbaar voor! De hemelen zijn inderdaad open. En door openbaring wordt de communicatie met onze hemelse Vader net als vanouds voortgezet.