Moeders kerstmuis
Toen ik opgroeide, in de jaren vijftig en zestig, hadden we geen uitgebreide kersttradities — behalve de kerstkousen. Omdat wij als kinderen onze kerstkousen zo leuk vonden, hield de familie de traditie in stand toen we trouwden en zelf kinderen kregen. Maar het werd mijn bejaarde ouders al gauw teveel om tientallen surprises te kopen en zo veel kerstkousen te vullen, vooral daar mijn moeder in ernstige mate reumatische artritis had, wat haar mobiliteit en energie beperkte.
Uiteindelijk bood ik aan om het project over te nemen. Op onze jaarlijkse gezamenlijke gezinsavond, waarop we het kerstverhaal naspeelden en onze kerstkousen uitpakten, was ik erg vermoeid wegens de eisen die aan mij als moeder van enkele kleine kinderen gesteld werden en doordat ik met een drukke agenda worstelde. Toen ik iedereen allerlei schatten zag kieperen uit de gekleurde kerstkousen die ik met zo veel zorg had gevuld, had ik medelijden met mezelf.
Zoals verwacht was mijn kous leeg, afgezien van de standaard snoepstok en de Japanse sinaasappel die ik er zelf eerder in had gedaan. Maar toen ik de inhoud eruit schudde, zag ik een kleine, verfomfaaide muis, gemaakt van een walnoot en hazelnoten. Het ene oor was veel groter dan het andere, en de snorharen waren scheef. De staart was te kort en de lus om hem aan op te hangen, zat niet in het midden. Ik was in de war. Was iemands kleuterklasproject in mijn kous terechtgekomen?
Ik keek op en zag mijn moeder vanuit haar rolstoel aan de andere kant van de kamer naar mij kijken. Met een misvormde, kromme vinger wenkte ze me.
‘Ik wilde iets voor je kerstkous verzinnen’, zei ze. ‘In de ZHV maakten ze deze kleine muisjes en ik vond ze zo schattig.’
Ze stond op het punt om in tranen uit te barsten en haar lieve stem trilde toen ze verder praatte.
‘Mijn vingers werkten niet mee, dus ik maakte er maar één. Hij is niet zo goed geworden, maar ik wist wel dat je dat niet erg zou vinden.’
Ik keek nog eens naar het muisje in mijn hand. Ze had gelijk. Ik vond het inderdaad niet erg. Sterker nog, haar kleine, verfomfaaide muis werd mijn grootste schat van het kerstfeest.
Meer dan twintig jaar lang heb ik voorzichtig het vloeipapier van het door misvormde vingers misvormde muisje verwijderd en het voorzichtig aan een tak gehangen. Mijn engel van een moeder wordt al enkele jaren niet meer door haar kreupele lichaam dwarsgezeten, maar haar kerstmuis herinnert mij aan twee belangrijke waarheden.
Ten eerste dat mijn moeder mij eerde door te geloven dat ik de scheve oren van de muis kon negeren en de liefde en opoffering voelen die in het maken van het geschenk waren gestoken. Ten tweede, als ik als onvolmaakt, sterfelijk mens in staat ben om schoonheid te zien in een nederig klein muisje, hoeveel meer is onze Vader in de hemel dan in staat om onze onvolmaakte pogingen door de vingers te zien en onze zuivere bedoelingen te begrijpen.
Ik weet dat als wij ons best doen om te geven aan andere mensen en aan Hem, onze gave niet alleen goed genoeg is, maar van onschatbare waarde.