2007
Mongolië: geloofsstappen
December 2007


Mongolië: geloofsstappen

Het evangelie is relatief nieuw in Mongolië, maar naarmate de leden door geloof in Jezus Christus zichzelf veranderen, veranderen ze ook de wereld om hen heen.

Dzjenghis Khan, van wie een beeltenis is uitgehouwen uit een bergwand buiten Ulaanbaatar, kijkt uit over de hoofdstad van zijn Mongoolse vaderland. De enorme beeltenis van de grote khan herinnert eraan dat hij eens een rijk veroverde dat het grootste deel van Azië, het Midden-Oosten en delen van Oost-Europa besloeg. ‘In vijfentwintig jaar onderwierp het Mongoolse leger meer landen en volken dan de Romeinen in vierhonderd jaar. (…) Djzenghis Khan veroverde twee keer zo veel als enig ander in de wereldgeschiedenis.’1 De nakomelingen van de khan en hun invloed zouden nog eeuwenlang een grote uitwerking op de geschiedenis hebben.

In juli 2006 vierde Mongolië de achthonderdste verjaardag van het Mongoolse rijk. Tegenwoordig zouden sommigen dit een ‘ontwikkelingsland’ noemen, maar die term dient men in positieve zin te gebruiken. Energieke en creatieve Mongolen ontwikkelen op hoge snelheid zowel hun land als zichzelf.

Voor sommigen houdt die ontwikkeling ook in dat ze geloof in Jezus Christus ontwikkelen. Van 1920 tot 1990 werd er officieel geen enkele godsdienst toegestaan in Mongolië. In 1993 arriveerden er zendelingen van onze kerk. Nu zijn er twee districten en twintig gemeentes in Mongolië, met meer dan zesduizend leden. Zendelingen merken dat veel Mongolen het evangelie graag aannemen.

Hier volgen slechts enkele van hun verhalen.

Purevsuren

Sh. Purevsuren maakte aan een universiteit in de Sovjetunie kennis met God en bijbelverhalen. (Mongolen gebruiken normaal gesproken hun voornaam, voor officiële doeleinden voorafgegaan door initialen van hun achternaam.) Hij kocht een bijbel van een medestudent omdat het boek op tegenoverliggende pagina’s Russische en Engelse tekst had. Purevsuren las het boek ’s nachts stiekem om Engels te leren. Had hij de Bijbel openlijk gelezen, dan was hij van de universiteit gestuurd.

Zijn vader had hem de boeddhistische beginselen van eer en goeddoen geleerd, en Purevsuren had altijd geprobeerd ernaar te leven. Zijn geestelijke belangstelling voor de Bijbel ontstond pas toen hij was teruggekeerd naar Mongolië, was getrouwd en universitair docent was geworden. Voor zijn werk bracht hij een bezoek aan India. Een christen die hij daar ontmoette, gaf hem een bijbel en vertelde hem over de goddelijke aard van Jezus Christus. Purevsuren herinnerde zich zijn vaders leringen over een leven hierna. ‘Ik had door mijn vader al een zeker geloof in God’, zegt hij. En hij begon zich af te vragen hoe God wilde dat hij zich zou voorbereiden op dat leven hierna.

Als hoofd van een syndicaat van Mongoolse onderwijsmedewerkers kreeg hij een uitnodiging om een bezoek te brengen aan de Verenigde Staten, en daar zag hij voor het eerst het Boek van Mormon. In Utah gaf een kerklid, dat de rondreis verzorgde, hem een exemplaar van het boek. Purevsuren las er eventjes in en legde het toen weg.

In september 2000 legden zendelingen van de kerk contact met zijn gezin in Mongolië en kregen zij de zendelingenlessen. Dit keer las hij het Boek van Mormon met een andere houding en vond hij de waarheid die hij zocht. Zijn vrouw en hij lieten zich datzelfde jaar in november dopen en bevestigen. Slechts twee weken later werd hij geroepen als gemeentepresident.

Hun kinderen waren aanvankelijk niet geïnteresseerd in de nieuwe kerk. Vooral hun zoon, die naar het voorgezet onderwijs ging, verzette zich. Maar uit gehoorzaamheid aan zijn vader stemde hij er toch mee in om naar de zendelingen te luisteren. Uiteindelijk lieten beide kinderen zich dopen en bevestigen. Hun zoon is in Idaho op zending geweest.

Nu is Purevsuren sterk betrokken bij het onderwijs aan jonge mensen, want hij is sinds 2001 coördinator van de kerkelijke onderwijsinstellingen.

Er zijn in Mongolië ongeveer zeshonderd instituut- en ongeveer zevenhonderd seminariecursisten. Die aantallen zijn sinds 2001 met ongeveer driehonderd procent toegenomen, ook al ondervinden de cursisten vaak tegenwerking van familieleden en is de prijs die zij in tijd en transportkosten voor hun aanwezigheid betalen hoog.

Wat vindt hij het dankbaarste onderdeel van zijn werk? ‘Het fijnste vind ik dat zo veel kinderen dankzij het seminarie lid worden van de kerk’, want de cursisten nemen hun vrienden mee.

Soyolmaa

‘Ik was een moeilijk kind’, zegt U. Soyolmaa, terugkijkend op haar periode in het voortgezet onderwijs, na de dood van haar ouders. Toen ze in Rusland aan een universiteit studeerde, dronk en feestte ze veel. Na haar terugkeer naar Mongolië was ze verbaasd toen een vriendin uit die periode haar uitnodigde naar een kerk. Haar vriendin leek veranderd.

Soyolmaa wist wel wat van christelijke leringen af, maar aanvankelijk ging ze niet op de uitnodiging van haar vriendin in. Toen ze dat uiteindelijk toch deed, was ze opgewonden zonder te begrijpen waarom. In de kerk bekoorden de gevoelens van gemoedsrust, gemeenschapszin en doelbewustheid haar meteen. Soyolmaa werd lid van de kerk van haar vriendin en in 1995 waren zij tweeën de eerste twee leden uit Mongolië die op zending werden geroepen. Soyolmaa vervulde haar zending in Utah.

Momenteel is ze hoofd materiaalbeheer van de kerk in Mongolië. Ze is bovendien pr-bestuurder van het land, raadgeefster in het ZHV-presidium van haar district en leerkracht Evangelieleer in haar gemeente.

‘Het is een voorrecht om lid van de kerk te zijn’, zegt ze. ‘Mijn leven wordt steeds beter omdat ik bij de kerk hoor.’

De kerk is niet erg bekend in Mongolië en er doet meer negatieve informatie over de leden de ronde dan positieve. Ze moeten dan ook voortdurend hun best doen om de waarheid te verbreiden.

Leden zijn de beste ambassadeurs voor de kerk. Ze vallen op, legt ze uit, vanwege ‘dat licht, dat geluk’ dat in hun gelaat te zien is. Ze hebben door het evangelie een vertrouwen, een vreugde, die veel anderen niet hebben.

Kerkleden in Mongolië ‘hebben dezelfde overtuiging’ als heiligen der laatste dagen elders, ‘dus behoren wij in het evangelie tot één grote familie’, zegt ze.

Odgerel

Toen O. Odgerels moeder hem in 1995 vroeg om mee naar een christelijke kerk te gaan, wist hij niet dat ze daar al lid van was. Ze werkte in de bibliotheek en was verantwoordelijk voor de verhuur van de gehoorzaal. Op een dag trok gezang uit die zaal haar aandacht, en toen ze ging kijken, werd ze uitgenodigd om de bijeenkomst bij te wonen. Later volgde ze de zendelingenlessen en liet ze zich dopen en bevestigen.

Odgerel was in Rusland geboren toen zijn ouders daar studeerden en hij was onderricht in het sovjectsocialisme — dat was bijna zijn godsdienst. Maar toen de Sovjetunie uit elkaar viel, was dat tevens het einde van zijn geloof. Hij stortte zich in het drinken en feesten, denkend dat het enige doel van zijn leven was om zich te vermaken totdat hij doodging. Maar al gauw besefte hij dat zijn levensstijl zinloos was en dat hij zich eigenlijk zou moeten onthouden van de dingen waarvan hij zag dat ze hem kwaad deden.

Net als veel andere Mongolen, vond hij het makkelijk om het Boek van Mormon te aanvaarden toen hij het las. ‘Mongoolse mensen nemen het evangelie misschien wel snel aan omdat ze er de goede kanten van inzien’, aldus Odgerel. Ze ‘stellen hun hart er uiterst oprecht voor open.’ Dat gold ook voor hem. Hij had al wel het gevoel dat er een opperwezen was. Door het evangelie vond hij een god en een levenswijze waarin hij kon geloven. ‘Dat was het gelukkigste moment voor mij’, zegt hij.

De Mongoolse samenleving zou best een verandering kunnen gebruiken zoals die in het leven van mensen teweeg wordt gebracht door het evangelie, zegt hij. Drank is een probleem. Onzedelijk gedrag ook. In Mongolië heeft men alleen het wereldse model, dat nu via de televisie sterk wordt aangemoedigd, om het gedrag van de mensen te vormen. Er is echter geen sterke religieuze landstraditie om te bestrijden. En door het evangelie van Jezus Christus, zegt Odgerel, vinden de mensen een rechtschapen manier om richting te geven aan hun leven.

Odgerel is president van het district Ulaanbaatar, wat elf gemeentes en circa 3700 leden telt. Ongeveer zeventig procent van de leden is ongehuwd.

Ankhbayar

Van 2001 tot en met 2003 vervulde E. Ankhbayar een zending in het zendingsgebied Salt Lake City-Zuid (Utah). Nu is hij halverwege de twintig en is hij de jongvolwassenenleider van het district Ulaanbaatar.

Hij sprak geen Engels toen hij zijn zendingsoproep kreeg; twee Amerikaanse zendelingen lazen hem de brief voor. Nu is hij manager van het eenkamerdistributiecentrum in de kantoren van de kerk in Ulaanbaatar en helpt hij leden om aan evangeliematerialen in het Mongools te komen — en Engelstalige voor hen die die taal machtig zijn. Hij zegt dat hij mensen als zendeling het evangelie leerde, en dat hij dat nog steeds doet.

Ankhbayar trad in 1998 met de rest van zijn familie — zijn ouders en zijn jongere broer — toe tot de kerk. Toen zijn familie al naar de kerk ging, had hij twee dromen die grote invloed op hem hadden. In beide was hij op de vlucht voor een zekere vernietiging en werd hij gered door een helder, lichtend personage. Ankhbayars ouders zeiden hem later dat dit ongetwijfeld de Heiland was en ze moedigden hem aan om over zijn droom te bidden. Het antwoord dat hij kreeg, bracht hem ertoe het evangelie aan te horen.

Voordat ze lid van de kerk werden ‘hadden mijn familieleden geen nauwe band’, zegt hij. Nu “praten we met elkaar.” Ik kan de liefde van mijn moeder en vader voelen.’ In het zendingsveld had Ankhbayar het gevoel dat kerkleden net familieleden zijn. Hij doet nu zijn best om zijn vrienden over het evangelie te vertellen zodat ook zij dit gevoel kunnen krijgen.

Hij heeft in elk geval zijn vriendin over het evangelie verteld, en zij is gedoopt en bevestigd. Als ze trouwen, staan ze voor hetzelfde dilemma waar veel jonge Mongoolse echtparen mee zitten: waar ze moeten wonen. Woningen zijn schaars en ze zijn te duur voor veel jonggehuwden. Misschien moeten ze wel bij ouders in een flat gaan inwonen of misschien komen ze terecht in de traditionele ger, de ronde eenkamertent van de Mongoolse nomaden.

Majigsuren

Daar de zendelingen in Mongolië niet langs de deuren mogen gaan of op straat de mensen aanspreken, krijgen ze hun contacten van leden of door informatieaanvragen. Mongolen die met het evangelie in aanraking komen, verwijzen de zendelingen meestal eerst naar hun dierbaren, dus in hun gemeentes vind je vaak mensen die familie van elkaar zijn.

Z. Majigsuren woont met haar man, twee tienerdochters, haar gehuwde dochter, haar schoonzoon en kleindochter in een flatje in Darkhan. En met een gehuwde zoon, schoondochter en hun baby. Majigsurens schoonzoon, A. Soronzonbold, is president van het district Darkhan. Haar zoon, Kh. Sergelen, is eerste raadgever in het presidium van de gemeente Darkhan. En Majigsuren zelf is eerste raadgeefster in het ZHV-presidium van de gemeente.

In 1996 kwamen de eerste zendelingen aan in Darkhan. Zij liet zich dopen en bevestigen in 1997, waarmee ze een van de pioniersleden in de stad werd.

‘Ik ben erg dankbaar dat al mijn kinderen lid van de kerk zijn’, zegt ze. Majigsuren denkt aan de vrucht van de boom des levens in Lehi’s visioen (zie 1 Nephi 8). ‘Ik wilde van die vrucht nemen en terugkeren naar mijn hemelse Vader.’ Ze wilde ook dat haar kinderen ervan namen. Ze is dankbaar dat twee van hen nu in de Hongkongtempel (China) verzegeld zijn aan hun huwelijkspartner: haar dochter, K. Selenge, die met Soronzonbold is getrouwd, en Sergelen met zijn vrouw, T. Altantuya.

‘Leden,’ zegt ze, ‘moeten naar de kerk gaan, bidden en het geloof behouden. Geloof is het belangrijkste’, want zonder geloof doen ze die andere dingen ook niet.

Haar zoon, Sergelen, kreeg belangstelling voor de kerk toen hij zag welke verandering zijn moeder en zus ondergaan hadden als lid van de kerk. Hij had een ouder zendingsechtpaar het verhaal van Lehi aan zijn moeder horen vertellen en had beseft dat ook zij probeerde haar kinderen in het goede te leiden.

Net als veel andere Mongoolse leden zegt Sergelen: ‘Ik lees graag in het Boek van Mormon, want ik ontdek er telkens iets nieuws in.’ Hij houdt vooral van het verhaal van aanvoerder Moroni. En Jakob 6:11–12 ontroert hem, vanwege deze oproep: ‘bekeert u en gaat in door de enge poort.’

‘Ik ben zo dankbaar dat ik een zending mocht vervullen in Rusland’, zegt Sergelen. Hij doopte niet veel mensen, maar hij gelooft dat hij zaadjes heeft gezaaid die in de toekomst uit zullen spruiten. Sinds 1993 zijn er meer dan 530 jonge mensen uit Mongolië op zending gegaan. Meer dan driehonderd van hen zijn in de Verenigde Staten op zending geweest, en een aanzienlijk aantal is naar Rusland geweest.

Sergelens zwager, Soronzonbold, is al lid van de kerk sinds zijn achttiende jaar. Nu hij halverwege de twintig is, is hij president van het district Darkhan, dat vijf gemeentes telt. Hij studeert nog. ‘Ik ben dankbaar voor mijn kerkroeping, want ik leer er heel veel van’, zegt hij.

De Mongolen zijn ervan onder de indruk dat de leden zich dienstbaar maken in de kerk zonder daar betaling voor te ontvangen, aldus Soronzonbold.

‘Voordat ik lid werd, was ik erg zelfzuchtig’, zegt hij. Nu heeft hij als doel om zo veel mogelijk over het evangelie te weten te komen. ‘Onze uitdaging is te leren en anderen erover te vertellen.’

Munkhsaihan

Voordat ze het evangelie ontdekte, zag A. Munkhsaihan de wereld als een duistere plek zonder veel hoop. Nu ze door het evangelie geloof en hoop heeft gekregen, is ook haar kijk op de wereld veranderd.

In de jaren voorafgaand aan 1990, gaf ze Russische les. Maar toen het politieke en culturele klimaat in Mongolië veranderde, vond ze dat ze Engels moest leren, zodat ze daar les in kon geven. Munkhsaihan leerde met hulp van zendelingen van de kerk een jaar lang Engels. Voordat ze de zendelingenlessen volgde, vond ze echter dat ze hun geloof zorgvuldig onder de loep moest nemen. Ze kwam tot de conclusie dat hun godsdienst meer was dan een geloof dat op ware beginselen was gebaseerd: het was een levenswijze. In juni 2000 werd ze gedoopt en bevestigd; de rest van haar familie volgde een maand later. Nu ziet ze de wereld als een veel aangenamer plek voor haarzelf, haar kinderen en kleinkinderen. Momenteel is ze ZHV-presidente van het district Ulaanbaatar.

Toen het evangelie haar eigen leven had veranderd, vroeg Munkhsaihan zich af wat er zou gebeuren als ze de beginselen ervan in haar werk als lerares toepaste. Ze begon bewust al haar leerlingen lief te hebben — en dat was bij sommige best moeilijk. Ze begon voor haar leerlingen te bidden. Interessant genoeg merkte ze dat ze zelf begon te veranderen: het werd makkelijker voor haar om ze lief te hebben. Hoewel de leerlingen niet wisten dat ze voor hen bad, veranderde hun houding tegenover haar wel.

‘Door geloof in het evangelie te oefenen kunnen we onszelf veranderen’, zegt ze.

En dat, zou je uit haar ervaring kunnen concluderen, is hoe het evangelie Mongolië kan veranderen. Naarmate leden zichzelf veranderen door geloof in Jezus Christus, veranderen ze ook de wereld om hen heen.

Noot

  1. Jack Weatherford, Genghis Khan and the Making of the Modern World (2004), p. XVIII.