2007
De dagboeken van Joseph Smith
December 2007


De dagboeken van Joseph Smith

De zeven dagboeken van de profeet Joseph Smith behoren tot de belangrijkste documenten die ons begrip voor hem en voor de groei van de kerk in zijn tijd vergroten.

Redacteuren van de nieuwe serie dagboeken van Joseph Smith met de titel Joseph Smith Papers waar de afdeling kerk- en familiegeschiedenis momenteel aan werkt. In de loop van de komende jaren gaat de afdeling alle brieven, dagboeken, geschiedenissen, openbaringen en andere documenten van Joseph Smith publiceren.

De profeet Joseph Smith kocht zijn eerste dagboek op 27 november 1832, waarschijnlijk als gevolg van een openbaring die hij die dag had ontvangen waaruit bleek dat het noodzakelijk was om verslagen bij te houden in de kerk. Het was een klein pocketboekje met 104 pagina’s dat hij ‘notitieboekje’ noemde.

De eerste woorden die hij erin schreef, waren een uiting van zijn oprechte bedoeling ‘om een nauwkeurig verslag bij te houden van alles wat [hij] waarnam.’ Maar Joseph Smith ging het gesproken woord beter af en hij uitte dan ook zijn frustraties over zijn beperkte schrijfvaardigheid.1 Als gevolg daarvan waren er wel periodes dat hij zijn dagboek goed bijhield, maar er vielen ook gaten in van maanden en zelfs jaren dat hij niets schreef. Maar hij ging er toch telkens weer mee verder of liet anderen namens hem schrijven. Uiteindelijk slaagde hij er met de hulp van zijn getrouwe secretaris ouderling Willard Richards in om regelmatig een dagboek bij te houden.

De serie dagboeken die door en namens de profeet zijn geschreven, bevatten de originele teksten van een aantal openbaringen. Bovendien verschaffen ze ons gedetailleerde verslagen van enkele toespraken van hem. Ze behoren tot de belangrijkste documenten die ons begrip voor hem en voor de groei van de kerk in zijn tijd vergroten.

Hierna volgt een korte beschrijving van elk van de zeven dagboeken van de profeet en informatie over enkele secretarissen die hem hielpen om ze bij te houden.

Eerste dagboek uit Ohio: 1832–1834

De profeet Joseph hield zijn dagboek de eerste negen dagen getrouw bij, maar stopte toen bijna tien maanden lang. Hij ging er in oktober 1833 weer mee verder, toen hij van huis ging voor een evangelisatiezending naar Canada. Wat hij in zijn dagboek schreef tijdens deze zending geeft een goed beeld van zijn oprechtheid en van de geestelijke en emotionele karakteristieken van zijn persoonlijkheid. Joseph schreef bijvoorbeeld op 12 oktober: ‘Ik voel me erg prettig. De Heer is met ons, maar [ik] maak me erg zorgen over mijn gezin.’ Later die dag kreeg hij een openbaring waarin Sidney Rigdon en hem verzekerd werd dat hun gezinnen het goed maakten (zie LV 100:1). Na zijn terugkeer naar Kirtland (Ohio) op 4 november 1833 dicteerde Joseph een dagboeknotitie aan Oliver Cowdery, de tweede ouderling van de kerk: ‘Trof mijn gezin in goede gezondheid aan, zoals de Heer beloofd had, en ik ben zijn heilige naam dankbaar voor die zegeningen.’

Na korte tijd wendde hij zich tot andere secretarissen om hem te helpen. Naast Oliver Cowdery, die al als secretaris optrad, deed de profeet een beroep op de ouderlingen Sidney Rigdon en Frederick G. Williams, zijn raadgevers in het Eerste Presidium. In maart 1834, toen hij op een andere zending was, vroeg Joseph Smith zijn reisgezel, ouderling Parley P. Pratt, om hem te helpen met het dagboek.

Niet alle notities verschijnen in chronologische volgorde. Joseph greep verscheidene malen terug op gebeurtenissen die al plaats hadden gevonden. Hij gebruikte het dagboek bovendien om financiële overzichten en andere notities te maken, die we dan ook tussen de gewone dagboeknotities door vinden.

Tussen eind februari en april 1834 is er het trouwst in geschreven. In die periode was de profeet geld aan het inzamelen en hulp aan het rekruteren voor de heiligen die in Jackson County (Missouri) van huis en haard waren verdreven.

Tweede dagboek uit Ohio: 1835–1836

Het tweede dagboek van de profeet was een middelgroot grootboek van 220 pagina’s en heette ‘schetsboek’. Het bevat Josephs activiteiten in en rond Kirtland vanaf eind september 1835 tot en met begin april 1836. Joseph en Oliver begonnen het verslag en gaven het daarna al snel in handen van Frederick G. Williams. Maar spoedig daarna vroeg de profeet Warren Parrish om als fulltimesecretaris op te treden. Hoewel Warren het meeste in het dagboek schreef, dicteerde Joseph Smith het over het algemeen aan hem. De gedicteerde notities zijn over het algemeen veel langer dan de notities die Joseph zelf maakte. En, hoewel ze wat minder persoonlijk zijn, dragen de gedicteerde notities nog altijd de kenmerken van Joseph Smiths stijl. De aantekeningen van Warren Parrish en de andere secretarissen behandelen elke dag in de periode die het dagboek beslaat.

Dit tweede dagboek bevat een verslag van Josephs eerste visioen waarbij God de Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, in een bos vlakbij zijn woning aan Joseph verschenen. Ook de verschijningen van de engel Moroni aan Joseph Smith in 1823 zijn erin beschreven. Het dagboek maakt gewag van de aanvankelijke pogingen van de profeet om het boek Abraham te vertalen. Van groot theologisch belang is het visioen van 21 januari 1836 over het celestiale koninkrijk der hemelen en de openbaring dat ‘allen die gestorven zijn zonder kennis van dit evangelie, maar het aangenomen zouden hebben indien zij langer hadden mogen blijven, zullen erfgenaam zijn van het celestiale koninkrijk van God’ (LV 137:7). Het visioen is een voorafschaduwing van de leer aangaande de verlossing der doden door plaatsvervangende verordeningen.

De meeste aandacht in dit dagboek gaat naar de voorbereiding op de plechtige samenkomst drie dagen na de inwijding van de Kirtlandtempel. Daarbij zouden de functionarissen van de kerk ‘met macht uit den hoge [worden] begiftigd’ (LV 105:11) om het evangelie over de hele aarde te verkondigen. Daar moesten de ambtsdragers van het priesterschap op voorbereid worden. Het dagboek vermeldt verschillende raadsvergaderingen en besloten bijeenkomsten die werden gehouden om harmonie onder de broeders te bereiken en onderlinge geschillen op te lossen.

De profeet besteedde veel tijd aan het reorganiseren van priesterschapsquorums en -raden zodat ze voor de plechtige samenkomst correct georganiseerd zouden zijn. Hij stond erop dat de broeders instructie ontvingen in de school der ouderlingen en de daaraan verbonden Hebreeuwse school. Het dagboek vertelt over Josephs enthousiaste en toegewijde studie van de Hebreeuwse taal in deze periode. De lezer volgt de inzet van de profeet in deze en het relaas besluit met een beschrijving van de inwijding van de tempel, de plechtige samenkomst en de zondagbijeenkomst van 3 april 1836. Op die paasochtend verscheen de herrezen Christus aan de profeet Joseph Smith en ouderling Oliver Cowdery. Vervolgens verschenen ook Mozes, Elias en Elia, die de profeet Joseph en Oliver Cowdery priesterschapssleutels verleenden. Deze notitie is nu te vinden in Leer en Verbonden 110.

Eerste dagboek uit Missouri: maart — september 1838

Het eerste dagboek van Joseph Smith uit Missouri is geschreven op 69 pagina’s van een groot boek. In dit boek, en in de resterende dagboeken, liet Joseph zijn secretarissen zelfstandig schrijven over zijn activiteiten. Hoewel Joseph Smiths persoonlijke betrokkenheid bij de dagboeken daardoor minder werd, biedt de visie van de verschillende secretarissen een perspectief op het leven van de profeet dat we anders niet zouden hebben.

Dit dagboek begint met een terugblik — kennelijk gedicteerd door Joseph Smith — op zijn aankomst in de kerkgemeenschap te Far West, in Caldwell County (Missouri). Hij was de door afvalligheid en wettelijke vervolging gevaarlijk geworden omgeving van Kirtland ontvlucht na het bankroet van de Kirtland Safety Society.

De notities daarna bestaan echter uit brieven, openbaringen en andere documenten die in het dagboek zijn overgenomen met weinig of geen verhalende tekst om het verband aan te geven. Dit dagboek werd ‘Het geschriftenboek’ genoemd, waarmee men blijkbaar wilde aangeven dat het een verzamelwerk was met verschillende ‘geschriften’ of geschreven teksten.2 De meeste brieven en andere teksten die zijn opgenomen in april 1838 documenteren de gebeurtenissen die leidden tot de excommunicatie van kerkleiders Oliver Cowdery en David Whitmer.

Afgezien van één openbaring, is het hele dagboek geschreven door de algemeen secretaris en griffier van de kerk, George Robinson. Toen broeder Robinson klaar was met het documenteren van voorbije gebeurtenissen, begon hij met het bijhouden van de gebeurtenissen van dag tot dag. Inmiddels was broeder Robinson aangewezen als secretaris van het Eerste Presidium, en het dagboek gaat daardoor niet meer uitsluitend over de profeet, maar ook over zijn raadgevers: Sidney Rigdon en Hyrum Smith.

Tussen april en juni 1838 hield broeder Robinson geregeld het dagboek bij en noteerde hij de plannen van het Eerste Presidium voor de kerkgemeenschap in Adam-ondi-Ahman, in de aangrenzende Daviess County. Broeder Robinson tekende ook een aantal openbaringen van de profeet op, waaronder de openbaring over de tiende (zie LV 119).

Van eind juli tot en met begin september is er consequent en gedetailleerd in geschreven. Deze notities documenteren het begin van de gewelddadige vervolging van de heiligen in het noordwesten van Missouri. Op 2 september 1838 beschrijft George Robinson de sfeer in het gebied als volgt: ‘Dit lijkt te veel op de heerschappij van het gepeupel; het voorspelt kwade bedoelingen; het hele noorden van Missouri is in opschudding en verwarring.’ Aan het eind van dit dagboek beginnen de heiligen der laatste dagen uit Far West en andere delen van Caldwell County naar het noorden van Missouri te trekken om hun medeleden in Daviess County tegen gewapende burgers te beschermen.

Tweede dagboek uit Missouri: september — oktober 1838

Secretaris James Mulholland was een van de vele kostgangers die de profeet in de loop der jaren in huis had. Hij hield het tweede Missouridagboek van de profeet bij op drie pagina’s van een met de hand gemaakt boekje. De notities beslaan slechts één maand, van begin september tot en met begin oktober. Het dagboek, dat ‘Memorandum enzovoort’ getiteld is, bestaat uit korte notities over het komen en gaan van Joseph Smith, waarbij diens activiteiten vaak tot op het halve uur zijn te volgen. Dit dagboek is geschreven in een periode van toenemende conflicten in Missouri. De profeet heeft er misschien wel opdracht toe gegeven om het bij te houden zodat hij eventueel voor een rechtbank zou kunnen staven waar hij dagelijks te vinden was.

James Mulholland was niet op de hoogte van de bedoelingen en activiteiten van de profeet, zoals George Robinson, secretaris van het Eerste Presidium. De laatste notitie, gedateerd 5 oktober 1838, besluit met de woorden: ‘Heb hem de hele middag niet gezien. Heb begrepen dat hij van huis gegaan is.’ In feite was Joseph Smith naar De Witt County (Missouri) gegaan om de heiligen te helpen die door gewapende burgers belaagd waren.

Eerste dagboek uit Illinois: 1839

Na een slopende winterse gevangenschap in Liberty, werd het de profeet Joseph en zijn medegevangenen toegestaan om elders berecht te worden. Maar, waarschijnlijk om de staat de publiciteit van een rechtszaak te besparen, lieten de bewakers hun gevangenen onderweg naar de andere rechtbank ontsnappen. Op 22 april 1839 staken ze de Mississippi over naar Illinois, waar ze zich voegden bij de heiligen uit Missouri, die daar vriendelijk waren opgevangen door de inwoners van het plaatsje Quincy. Diezelfde dag nog nam de profeet James Mulholland in dienst om opnieuw een dagboek voor hem bij te houden. Van april tot oktober 1839 tekende broeder Mulholland de activiteiten van de profeet op in vijftien pagina’s van een handgemaakt boekje dat ‘Notulenboek’ getiteld was.

Het dagboek gaat nogmaals terug in de tijd om te vertellen hoe de profeet de heiligen vergaderde en het koninkrijk Gods opbouwde. Hij kocht grond aan in Commerce, bij de rivier, en gaf de heiligen opdracht om daar naartoe te verhuizen. Hoewel het gebied geplaagd werd door malariamuggen, begonnen de heiligen de moerassige laaglanden droog te leggen en maakten ze van Commerce een prachtige stad, die ze later Nauvoo noemden.

Eind oktober 1839 verliet Joseph Smith Illinois om in Washington D.C. de federale overheid steun en schadeloosstelling te vragen voor wat de heiligen der laatste dagen in Missouri was aangedaan. Twee weken voordat Joseph vertrok, stopte James Mulholland met het bijhouden van het dagboek. Dat deed hij misschien omdat hij, zoals zo vele anderen, ziek was geworden — hij had waarschijnlijk malaria. Hij overleed toen de profeet weg was.

Tweede dagboek uit Illinois: 1841–1842

In december 1841, enkele maanden na zijn terugkeer van een zending in Engeland, begon ouderling Willard Richards aan het langste en meest consequent bijgehouden dagboek over het leven van de profeet. Dit dagboek, en het daaropvolgende dagboek uit Illinois, bevat notities voor vrijwel elke dag van half december 1841 tot aan de dood van de profeet in juni 1844. Ouderling Richards begon dit dagboek te schrijven in een groot boek dat de titel ‘Het boek van de wet van de Heer’ kreeg. Dit verslag lijkt te zijn gemaakt om te voldoen aan de opdracht ‘een geschiedenis en een algemeen kerkverslag bij te houden van alle dingen die er in Zion plaatsvinden, en van allen die bezittingen toewijden’ (LV 85:1). Transcripties van enkele openbaringen gaan vooraf aan 89 pagina’s dagboeknotities, afgewisseld met verslagen van talrijke schenkingen aan de kerk.

Dit dagboek beschrijft veel belangrijke gebeurtenissen in het leven van de profeet, zoals de oprichting van de zustershulpvereniging en de bouw van de Nauvootempel. De notities beschrijven Josephs activiteiten als president van de kerk, burgemeester, winkelier, hoofdrechter, krantenredacteur, bevelvoerend officier van het Nauvoo Legion, en andere functies. De dagboeknotities bevatten bovendien openbaringen, verslagen van rechtszaken en correspondentie met Josephs vrouw Emma, en andere mensen.

In juni 1842, toen Willard Richards naar Massachusetts ging om zijn gezin naar Nauvoo te verhuizen, droeg hij dit dagboek over aan William Clayton. Broeder Clayton hield de rest van het dagboek en het verslag van de donaties bij, met periodieke hulp van Eliza R. Snow en een niet nader genoemde secretaris. De laatste notities betreffen de gebeurtenissen van 20 december 1842.

Derde dagboek uit Illinois: 1842–1844

Hoewel de helft van de pagina’s in het vorige dagboek nog onbeschreven was, werd er op 21 december 1842 begonnen met een nieuw dagboek, dat de titel ‘President Joseph Smiths dagboek’ kreeg. Willard Richards was weer de secretaris die het bijhield. Het resultaat was een dagboek met 1045 pagina’s, verdeeld over vier delen. Het bevat notities van bijna alle dagen tot en met 22 juni 1844 — slechts vijf dagen voordat de profeet en zijn broer Hyrum werden vermoord.

De dagboeknotities dragen het stempel van de secretaris, ouderling Richards, maar ze geven de persoonlijkheid en het karakter van de profeet weer op manieren die Joseph zelf niet gebruikt zou hebben als hij over zichzelf had geschreven. De notities variëren van luchthartige anekdotes tot gedetailleerde verslagen van rechtszaken die Joseph Smith presideerde in de rechtbank van Nauvoo. Dit brede scala aan informatie stelt ons in staat de profeet Joseph Smith beter te begrijpen. Sommige notities geven ons zelfs inzicht in wat hij verwachtte van het bijhouden van zijn dagboek. Een voorbeeld: op 4 maart 1843 zei de profeet tegen ouderling Richards: ‘Er is één opzicht waarin u als historicus tekortschiet: u noemt de omgeving, het weer en dergelijke niet.’ Het feit dat Joseph het dagboek doornam, hoewel dat niet regelmatig was, geeft aan dat hij belang hechtte aan het verschaffen van een historische context aan de gebeurtenissen in zijn leven en de begintijd van de kerk.

Hoewel de inzet van de profeet om een dagboek bij te houden van zijn kerkelijk en zijn privéleven pieken en dalen kende, slaagde hij er, met de hulp van anderen, uiteindelijk in om regelmatig bij te houden wat hij deed. Zijn dagboeken zijn niet alleen de grondslag voor het begin van de kerkgeschiedenis, maar zijn voor ons ook een voorbeeld van het belang dat een verslag van ons eigen leven kan hebben voor onze nakomelingen.

De dagboeken zijn in het bezit van de bibliotheek voor kerkgeschiedenis in Salt Lake City (Utah, V.S.).

Noten

  1. Zie bijvoorbeeld de brief van Joseph Smith uit Greenville (Indiana) aan Emma Smith te Kirtland (Ohio), 6 juni 1832, Chicago Historical Society, Chicago (Illinois); de brief van Joseph Smith uit Kirtland (Ohio) aan William W. Phelps te Independence (Missouri), 27 november 1832, Joseph Smith Letterbook 1, pp. 1–4, bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City (Utah).

  2. ‘Scriptory’ betekent over het algemeen ‘heilige geschrift’, maar hier is een ruimere, algemene betekenis aangehouden. Zie Van Dale Groot woordenboek Engels-Nederlands [1997], lemma ‘scriptory’.