Les 18
Ons op de dag des oordeels voorbereiden
Inleiding
Het sterfelijk leven is de tijd om ons erop voor te bereiden God te ontmoeten. Het Boek van Mormon verklaart wat er met onze geest gebeurt tussen de dood en de opstanding. Nadat onze geest is verenigd met ons onsterfelijke lichaam, verschijnen we voor de rechterstoel van God, waar onze daden en de verlangens van ons hart onze eeuwige beloning zullen bepalen.
Achtergrondinformatie
-
Dallin H. Oaks, ‘Resurrection’, Ensign, mei 2000, 14–16.
-
D. Todd Christofferson, ‘De opstanding van Jezus Christus’, Liahona, mei 2014, 111–114.
-
‘De dood en de opstanding begrijpen’ hoofdstuk 37 in Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), 272–278.
Onderwijsideeën
Alma 34:32–34; 40:6–7, 11–14
Na de dood gaan de rechtvaardigen naar het paradijs en de goddelozen naar de gevangenis in de geestenwereld
Zet de volgende vraag op het bord vóór de les begint:
Laat de cursisten deze vraag beantwoorden. Herinner hen er dan aan dat het Boek van Mormon ons begrip van de zin van het aardse leven verbetert en ons leert dat het leven verdergaat na de dood.
Vraag een cursist om Alma 34:32–34 voor te lezen terwijl de klas let op wat Amulek tegen de mensen in Ammonihah over de zin van het leven heeft gezegd.
-
In welke belangrijke leerstellingen over de zin van het leven heeft Amulek onderwezen? (De cursisten dienen meerdere leerstellingen uit deze passage te benoemen, waaronder de volgende: dit leven is de tijd om ons voor te bereiden God te ontmoeten.)
-
Op welke manier kunt u door deze leerstelling beter begrijpen hoe u uw dagelijks, sterfelijk leven dient te leiden?
Toon eventueel de volgende uitspraak van president Thomas S. Monson om deze leer te verduidelijken::
‘We begrijpen dat we naar de aarde zijn gekomen om te leren, te leven, om vooruitgang te maken op onze eeuwige reis naar volmaaktheid. Sommigen blijven kort op aarde, anderen hebben een lang leven. De maatstaf is niet de lengte van ons leven, maar de kwaliteit ervan.’ (‘He Is Risen’, Ensign, november 1981, 18.)
-
Waarom heeft Amulek ons gewaarschuwd de dag van onze bekering niet uit te stellen?
Toon het volgende citaat van president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium en laat een cursist het voorlezen terwijl de klas op het gevaar van uitstellen let:
‘Er schuilt een gevaar in het woord ooit, als men er “nu nog niet” mee wil zeggen. “Ooit zal ik mij bekeren.” “Ooit zal ik hem vergeven.” “Ooit zal ik met mijn vrienden over de kerk praten.” “Ooit zal ik tiende gaan betalen.” “Ooit zal ik weer naar de tempel gaan.” “Ooit […]” De Schriften maken het gevaar van uitstel duidelijk [zie Alma 34:33–34]. […] Vandaag is een waardevol geschenk van God. De gedachte ‘ooit zal ik’ kan een dief blijken te zijn die ons berooft van mogelijkheden in dit leven en zegeningen in de eeuwigheid.’ (‘Vandaag’, Liahona, mei 2007, 89.)
Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Alma 40:6–7, 11–14 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op wat Alma zijn zoon Corianton leerde over wat er na onze dood met onze geest gebeurt. (Misschien moet u toelichten dat Alma met de woorden ‘buitenste duisternis’ niet naar de uiteindelijke staat van Satan en de verdoemden verwijst. Hij verwees daarentegen naar de staat van de goddelozen tussen het tijdstip van hun overlijden en van hun opstanding. We noemen die staat de geestengevangenis.)
-
Waarin verschilt de staat van de rechtvaardigen van de staat van de goddelozen na hun overlijden? (De cursisten dienen de volgende leerstelling te benoemen, eventueel anders verwoord: tussen de dood en de opstanding vertoeft de geest van de rechtvaardigen in het paradijs en de geest van de goddelozen in de gevangenis.)
-
Waarom is het belangrijk dat we begrijpen dat onze sterfelijke daden beïnvloeden wat we na onze dood ervaren?
2 Nephi 9:12–13; Mosiah 15:21–26; 16:6–11; Alma 11:40–45; 40:4–5, 19–24
Onze geest zal tijdens de opstanding met ons lichaam herenigd worden
Herinner de cursisten eraan dat toen Abinadi koning Noach en zijn priesters onderwees, hij beschreef wat er na de dood met ons gebeurt. De leerstellingen waarin hij onderwees, beschrijven wat er met ons gebeurt na onze tijd in de geestenwereld, ofwel het paradijs of de geestengevangenis. Vraag enkele cursisten om beurtelings een vers uit Mosiah 16:6–11 voor te lezen terwijl de klas let op wat Abinadi onderwees.
-
In welke leerstellingen onderwees Abinadi over wat er na onze tijd in de geestenwereld met ons gebeurt? (Beklemtoon de volgende waarheid: omdat Jezus Christus de banden van de dood heeft verbroken, kunnen wij allen opstaan en een onsterfelijk lichaam ontvangen. De rechtschapenen beërven eindeloos geluk en de goddelozen worden overgeleverd aan eindeloze verdoemenis.)
Deel de cursisten mee dat veel profeten uit het Boek van Mormon van de opstanding getuigden en hebben uitgelegd hoe het zal zijn. Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord (zonder de samenvatting) en laat iedere cursist een van de teksten lezen. Zorg ervoor dat u alle passages aan iemand toewijst. Vraag de cursisten hun passages in stilte te lezen en te letten op aanvullende bijzonderheden over de opstanding.
Geef de cursisten de tijd om uit te leggen wat zij uit de hun toegewezen passages hebben geleerd over de opstanding. Schrijf eventueel enkele van hun inzichten naast de bijhorende passages op het bord. Stel zo nodig een of meer vragen zoals de volgende om het begrip van de cursisten van deze passages te verbeteren:
-
Hoe versterken deze waarheden je geloof dat de opstanding waar is en een belangrijk onderdeel van het plan van onze hemelse Vader uitmaakt?
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Laat de klas letten op de manier waarop een getuigenis van de opstanding ons tot zegen kan zijn.
‘De apostel Petrus verwees naar het feit dat God de Vader, in zijn oneindige genade, “ons […] opnieuw geboren deed worden tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden” (1 Petrus 1:3; zie ook 1 Thessalonicenzen 4:13–18).
‘De “levende hoop” die we krijgen door de opstanding is onze overtuiging dat de dood niet het einde is van onze identiteit maar slechts een noodzakelijke stap in de bestemde overgang van sterfelijkheid naar onsterfelijkheid. Die hoop verandert het hele zicht op het sterfelijk leven. […]
‘De zekerheid van een opstanding geeft ons de kracht en het perspectief om door te gaan als wij en al onze dierbaren in het sterfelijk leven voor moeilijkheden komen te staan, zoals lichamelijke, geestelijke of emotionele gebreken die wij bij onze geboorte hebben meegekregen of tijdens ons leven hebben opgelopen. Door de opstanding weten we dat die sterfelijke gebreken slechts tijdelijk zijn!
De zekerheid van een opstanding geeft ons ook een krachtige prikkel om tijdens ons sterfelijk leven de geboden van God na te leven. […]
De zekerheid omtrent de opstanding die tot onsterfelijkheid leidt, geeft ons ook de moed om onze eigen dood onder ogen te zien — ook een dood die we voortijdig kunnen noemen. […]
Door de zekerheid van de onsterfelijkheid kunnen we beter omgaan met de dood van onze dierbaren. […] Wij behoren God allemaal te loven om de zekerheid van de opstanding, waardoor onze sterfelijke scheiding tijdelijk wordt en we de hoop en de kracht krijgen om door te gaan.’ (‘Resurrection’, Ensign, mei 2000, 15–16.)
-
Wanneer heeft de geruststelling van de opstanding u kracht geschonken of u gemotiveerd om rechtvaardiger te leven?
Getuig van de realiteit van de opstanding.
Alma 5:15–21; 7:21–25; 41:2–6
Ons op de dag des oordeels voorbereiden
Leg uit dat Alma de leden van de kerk in Zarahemla aanmoedigde om zich voor te bereiden op het laatste oordeel door hun te vragen zich in te beelden dat zij voor God stonden om te worden berecht. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Alma 5:15–21 voor te lezen. Vraag de klas wat Alma aan zijn toehoorders vraagt om te bedenken.
-
Welke vraag die Alma stelde, is in het bijzonder van betekenis voor u, en waarom?
-
Welk beginsel kunnen we leren van het getuigenis van Alma in vers 21 over wat we moeten doen om gered te worden? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: we kunnen alleen worden gered als we rein zijn gewassen door het verzoenende bloed van Jezus Christus.)
Om het begrip van de cursisten van dit beginsel te verbeteren, toont u het volgende citaat van president Joseph Fielding Smith en laat u het door een cursist voorlezen:
‘Ik kan niets bedenken wat in deze tijd belangrijker of noodzakelijker is dan bekering prediken, zelfs onder de heiligen der laatste dagen. Ik roep hen […] op om acht te slaan op de woorden van onze Verlosser. Hij heeft stellig verklaard dat niets wat onrein is in zijn tegenwoordigheid kan vertoeven. Alleen wie getrouw blijven en wie, door hun geloof en door hun bekering, hun kleding in zijn bloed hebben gewassen, zullen het koninkrijk van God ingaan — niemand anders.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Fielding Smith [2013], 96–97.)
Vraag de cursisten Alma 7:21–25 stil te bestuderen en vraag hen de kwaliteiten te markeren die we horen te ontwikkelen opdat onze klederen vlekkeloos worden bevonden.
-
Welke eigenschappen of kwaliteiten hebt u in deze passages terug gevonden die we noodzakelijkerwijs horen te ontwikkelen bij onze voorbereiding om door God geoordeeld te worden?
Moedig de cursisten aan te bedenken of hun daden en de verlangens van hun hart hen erop voorbereiden om God bij het laatste oordeel te ontmoeten. Moedig hen aan om alle noodzakelijke veranderingen aan te brengen zodat de dag des oordeels een gelukkige dag kan zijn.
Leesstof voor de cursisten
-
2 Nephi 9:12–13; Mosiah 15:21–26; 16:6–11; Alma 5:15–21; 7:21–25; 11:40–45; 16:6–11; 34:32–34; 40:4–7, 11–14, 19–24; 41:2–6.
-
Dallin H. Oaks, ‘Resurrection’, Ensign, mei 2000, 14–16.