Leringen van kerkpresidenten
Huwelijk en ouderschap: ons gezin voorbereiden op het eeuwig leven


Hoofdstuk 16

Huwelijk en ouderschap: ons gezin voorbereiden op het eeuwig leven

Een gezin kan zich onder leiding van rechtschapen en liefdevolle ouders verenigen en meewerken aan de opbouw van het koninkrijk Gods en deelhebben aan alle hemelse zegeningen.

Uit het leven van Wilford Woodruff

Wilford Woodruff en Phoebe Whittemore Carter traden op 13 april 1837 in Kirtland (Ohio) in het huwelijk. Hun hele huwelijksleven kregen ze vele moeilijkheden te verduren, waardoor ze steeds toegewijder aan elkaar, hun kinderen en het koninkrijk van God werden. Een zo’n moeilijkheid deed zich voor in de winter van 1838, ongeveer vijf maanden voordat Wilford Woodruff tot het heilige apostelschap werd geroepen. Toen broeder Woodruff een groep heiligen op een reis begeleidde, die zich zou aansluiten bij andere leden van de kerk, werd zijn vrouw heel ziek. Later heeft hij gezegd:

‘Op 23 november kreeg mijn vrouw, Phoebe, last van zware hoofdpijnen, die een hersenvliesontsteking tot gevolg hadden. Haar toestand werd met de dag slechter. Ziek als ze was, was het een vreselijke bezoeking voor haar om in een wagen over de hobbelige wegen te rijden. En daar kwam nog bij dat ons kind ook ziek was.’

In de daaropvolgende dagen verslechterde de toestand van zuster Woodruff, hoewel ze tijdens de tocht wel een paar dagen rust hadden genomen. Broeder Woodruff herinnerde zich: ‘Op 3 december was mijn vrouw er slecht aan toe. Ik zorgde de hele dag voor haar en de dag daarop ging ik terug naar Eaton [een nabijgelegen stadje] om wat spullen voor haar te halen. Haar toestand bleef verslechteren en tegen de avond verliet haar geest schijnbaar haar lichaam en stierf ze.

‘De zusters verzamelden zich rond haar lichaam, rouwend, terwijl ik verdrietig toekeek. De Geest en macht Gods begon over mij te komen, in zulke mate zelfs dat, voor de eerste keer tijdens haar ziekbed, mijn ziel zich met geloof begon te vullen, hoewel zij daar dood voor mij lag.’

Gesterkt in zijn geloof gaf Wilford Woodruff zijn vrouw een priesterschapszegen. ‘Ik legde haar de handen op en in de naam van Jezus Christus bestrafte ik de machten van de dood en de verwoester en gebood die haar te verlaten en de geest des levens in haar lichaam toe te laten.

‘Haar geest keerde in haar lichaam terug, en vanaf dat uur was ze weer gezond; en wij allen wilden de naam van God prijzen, op Hem vertrouwen en zijn geboden onderhouden.

‘Terwijl ik door de hele situatie in beslag genomen werd (zoals mijn vrouw mij later vertelde) verliet haar geest haar lichaam en zag ze haar lichaam op het bed liggen en de zusters huilen. Ze keek naar hen, naar mij en naar haar kind. Terwijl zij ons gade-sloeg, kwamen er twee personen de kamer in. (…) Een van die boodschappers zei haar dat ze mocht kiezen: ze kon gaan rusten in de geestenwereld, of ze kon, op één voorwaarde, naar haar lichaam terugkeren en haar arbeid op aarde voortzetten. De voorwaarde was of zij dacht aan de zijde van haar man te kunnen staan en met hem alle zorgen, beproevingen, benauwingen en kwellingen aan te kunnen die hij tot het einde van zijn leven ter wille van het evangelie zou ondergaan. Toen zij naar de omstandigheden van haar man en kind keek, zei ze: ‘Ja, ik doe het!’

‘Op het moment van die beslissing begon de macht van geloof op mij te rusten, en toen ik haar de zegen gaf kwam haar geest weer in haar lichaam. (…)

‘Op de ochtend van 6 december zei de Geest tegen mij: ‘Sta op en vervolg uw reis!’ En dankzij de barmhartigheid Gods lukte het mijn vrouw om op te staan, zich aan te kleden en naar de wagen te lopen. We vervolgden verheugd onze reis.’1

Haar belofte indachtig was zuster Woodruff een enorme steun voor haar man, zelfs toen zijn werk van apostel het nodig maakte dat hij lang van huis was. Op 4 mei 1840, toen ouderling Woodruff een zending in Engeland vervulde, stuurde ze hem een brief, waarin ze schreef: ‘Ik weet dat het de wil van God is dat je in zijn wijngaard arbeidt; daarom leg ik mij neer bij zijn wil in deze zaken. Ik heb sinds je weg bent niet meer gemord of geklaagd, maar ik kijk uit naar de dag dat je je zending in de liefde en vreze Gods hebt vervuld en je weer naar huis komt om je gezin in je armen te sluiten. Je bent altijd in mijn gedachten als ik mij voor de genadetroon begeef, en als ik om Gods bescherming en zegen vraag voor mijzelf en de kinderen, vraag ik dat ook voor mijn dierbare echtgenoot, die zich ver van mij in het buitenland bevindt om de volheid van het evangelie van Jezus Christus te verkondigen.’2

Ook president Woodruff gaf in de tijd dat hij van huis was aan dat hij naar zijn gezin verlangde, altijd weer gevolgd door zijn vaste voornemen om de wil van God te doen. Op 3 april 1847 was hij zich klaar aan het maken om met de eerste pioniersgroep naar de Salt Lake Valley te reizen. Hij schreef in zijn dagboek: ‘Ik ben voorafgaand aan eerdere zendingen nooit zo bezorgd geweest als ik nu ben over het welzijn van mijn gezin. Mijn gebed tot God is dat Hij mij en mijn gezin beschermt zodat we elkaar zullen weerzien, zoals Hij bij al mijn eerdere zendingen in de wijngaard des Heren heeft gedaan.’3 Vier dagen later nam hij afscheid van zijn gezin dat achterbleef in de nederzetting van de heiligen te Winter Quarters (Nebraska). Hij hield niet ver van de nederzetting stil op een bergkam en nam de tijd om door zijn verrekijker naar zijn gezin te kijken.4

Wilford Woodruff verheugde zich in de kennis dat zijn gezin eeuwig kon zijn. Die waarheid gaf hem de kracht om de levenslasten te doorstaan. Hij heeft gezegd: ‘Vaak heb ik gedacht: als ik God kon dienen tot ik zo oud was al Metusalach en er op die wijze voor kon zorgen dat ik met mijn gezin in eeuwige glorie kon wonen, dat ruimschoots een beloning zou zijn voor alle pijn en lijden die ik in deze wereld zou doormaken.’5 De belofte van een eeuwig gezin was van invloed op zijn daden jegens zijn gezinsleden. In een brief aan zijn dochter Blanche heeft hij geschreven: ‘We verwachten allemaal dat we na dit leven voor eeuwig bij elkaar zullen zijn. Ik vind dat we allemaal, ouders en kinderen, zo lang we leven al het mogelijke moeten doen om elkaar gelukkig te maken, zodat we nergens spijt van zullen hebben.’6

Leringen van Wilford Woodruff

De zegeningen die het huwelijk en het ouderschap brengen, overtreffen wereldse rijkdom.

De Heer heeft ons laten weten dat het huwelijk van Godswege is geboden [LV 49:15]. Het instituut huwelijk wordt er bij bepaalde bevolkingsgroepen waarover we lezen, niet populairder op. Men beweert dat het onder ons ook die kant op gaat. De oorzaak kan ongetwijfeld worden herleid tot een toename in rijkdom en de onwil van veel jonge mannen om te trouwen en een gezin te stichten. Nu wij de eenvoud van gisteren achter ons laten, kunnen we ervan uitgaan dat deze tendens zich alleen maar zal doorzetten; een jonge man zal pas een jonge vrouw ten huwelijk vragen als hij haar net zo’n gerieflijk thuis kan bieden als zij bij hun ouders thuis hebben gehad. En als een meisje thuis in luxe is opgegroeid, zal dat een jongeman er ook van weerhouden om haar ten huwelijk te vragen. (…) Zowel de jongens als de meisjes moet geleerd worden dat iemand niet rijk hoeft te zijn om gelukkig getrouwd te zijn.7

Als een dochter van Zion door een man ten huwelijk gevraagd wordt, moet zij niet vragen: ‘Heeft hij een mooi huis, goede paarden en een mooi rijtuig?’ Zij moet vragen: ‘Is hij een man Gods? Heeft hij de Geest van God bij zich? Is hij heilige der laatste dagen? Bidt hij? Heeft hij de Geest bij zich, zodat hij aan de opbouw van het koninkrijk kan bijdragen?’ Als hij dat alles heeft, dan maakt het niet uit wat voor huis of rijtuig hij heeft. Verenig u dan volgens de wet van God.8

Het is de plicht van deze mannen [in] Zion om de dochters van Zion tot vrouw te nemen en tabernakels [een lichaam] te maken voor de mensengeesten, die de kinderen van onze Vader in de hemel zijn. Zij wachten op een tabernakel, zij zijn voorbestemd om naar de aarde te komen en zij horen in het land Zion geboren te worden in plaats van in Babylon.9

Ik doe een beroep op de ouders in heel Zion om al het mogelijke te doen om uw zoons en dochters ertoe te bewegen op de paden van rechtschapenheid en waarheid te wandelen en elke mogelijkheid tot zelfverbetering aan te grijpen. Stel uw hart niet geheel en al in op de ijdelheden en zaken van de wereld, maar leer waardering te hebben voor het feit dat getrouwe kinderen een van de mooiste en grootste zegeningen zijn.10

De zegen die God ons in de patriarchale huwelijksorde heeft geopenbaard — verzegeld worden voor tijd en eeuwigheid — wordt door ons niet op waarde geschat.11

We behoren ons gezin te koesteren, alsmede de omgang die we samen hebben, waarbij we moeten bedenken dat wij bij getrouwheid heerlijkheid, onsterfelijkheid en eeuwig leven zullen beërven, en dat is de grootste gave die God de mens kan schenken [zie LV 14:7].12

Dankzij het onderwijs en voorbeeld van hun ouders kunnen kinderen zich voorbereiden op hun werk in de kerk en trouw blijven aan het geloof.

Ik heb nooit enige twijfel gehad omtrent de waarheid en uiteindelijke zege van dit werk. Ook nu niet. Ik twijfel er niet aan dat Zion zal uitgroeien tot hoe de profeten het gezien hebben, met grote heerlijkheid, met grote macht, met grote heerschappij en kracht, met de macht Gods die erop zal rusten.

In het licht daarvan heb ik mij de vraag gesteld, waaraan ik nogal wat tijd heb besteed, en die is: door wie zal dit koninkrijk geleid worden, wie nemen die taak op zich? In wie zal de Heer zijn vertrouwen stellen om dit koninkrijk zijn overwinning te brengen en het in zijn volmaking en heerlijkheid voor te bereiden op de komst van de Zoon des mensen? In onze zoons en dochters. (…) Op hun schouders zal dit koninkrijk moeten rusten, wanneer hun vaders en de ouden achter de sluier zijn gegaan. Dat is voor mij net zo helder als het licht van de zon aan de hemel. En als ik dat zo overdenk, vraag ik mijzelf af hoe onze jonge mannen en jonge vrouwen ervoor staan? Vervullen wij als ouders onze plicht jegens hen? Zijn zij druk bezig om zich te bekwamen en om zich voor te bereiden op die grootse bestemming en het werk dat voor hen ligt?13

Niemand van ons weet welk pad onze kinderen zullen nemen. We stellen hun een goed voorbeeld en we leren hun rechtvaardige beginselen. Maar als zij de jaren van verantwoordelijkheid bereiken, hebben zij hun keuzevrijheid en kunnen zij zelfstandig handelen.14

In onze ijver om het evangelie in alle naties te verkondigen, moeten we niet vergeten dat we nog steeds de plicht hebben om onze kinderen een goede opvoeding te geven en hun, wanneer ze jong zijn, liefde bij te brengen voor waarheid en deugd, en eerbied voor heilige zaken, en hun kennis van de beginselen van het evangelie mee te geven.15

Laten we proberen om onze kinderen groot te brengen in de lering en terechtwijzing des Heren [zie Efeziërs 6:4]. Laten we hun een goed voorbeeld geven en hun goede beginselen leren als ze nog jong zijn. Wij hebben ze van onze hemelse Vader gekregen; zij zijn ons koninkrijk, zij zijn het fundament van onze verhoging en heerlijkheid; zij zijn planten van naam [zie LV 124:61], en we moeten ze zoveel mogelijk in de Heer grootbrengen, en ze leren bidden en geloof in de Heer hebben; in de hoop dat zij ons, als wij zijn gestorven, op dit levenstoneel zullen opvolgen en het grote werk van de laatste dagen en het koninkrijk van God op aarde zullen voortzetten.16

Wie wonen in een zogeheten geciviliseerde samenleving, wordt de morele code geleerd — de tien geboden. Ze leren dat ze niet mogen liegen, niet vloeken, niet stelen, kortom, niets te doen wat in de samenleving als goddeloos, onheilig en onrechtvaardig wordt aangemerkt. Als ouders hun kinderen deze beginselen al vroeg bijbrengen, griffen zij die in hun geheugen. En als die kinderen dan de jaren van verantwoordelijkheid bereiken, zal wat ze in hun geheugen hebben opgeslagen van invloed zijn op hun daden, en wel hun hele verdere leven. Kinderen die zo zijn opgevoed, schrikken zich wild als zij hun vrienden horen vloeken en de naam van God ijdel horen gebruiken, en als ze ooit zelf leren vloeken zal het hun veel moeite kosten om die eerste lessen naast zich neer te leggen.17

Het is (…) voor kinderen een grote zegen om ouders te hebben die bidden en hun kinderen goede beginselen leren en het goede voorbeeld geven. Ouders kunnen hun kinderen moeilijk straffen voor iets wat ze zelf ook doen.18

Als we onze kinderen van kinds af aan het goede voorbeeld en onderricht geven, ze leren bidden en eerbied hebben voor de Almachtige, ze die beginselen leren die troost bieden in beproeving, opdat de Geest des Heren op hen zal rusten, (…) dan zullen ze niet gemakkelijk afdwalen. Wat ze jong wordt geleerd zal ze hun verdere leven bijblijven, en met welke beginselen ze ook geconfronteerd worden, die goede lessen zullen bij ze opkomen.19

Verstandige ouders staan niet toe dat hun gezin op de tweede plaats komt.

Voor mij staat het al lang vast dat de duivel er veel aan gelegen is om een wig te drijven tussen ouders en kinderen, door de zoons en dochters van de heiligen de ideeën te voeden en in te geven die hen ervan weerhouden om in de voetsporen te treden van hun ouders. (…)

Hoe belangrijk is het dan dat we als ouders verstandig te werk gaan en onze jongeren doordringen van de beginselen die leiden tot rechtvaardig handelen zodat ze de beginselen van rechtschapenheid en waarheid in praktijk brengen. (…)

Het lijkt mij van groot belang te weten hoe we het vertrouwen en de genegenheid van ons gezin kunnen winnen, want dat zal hen op het pad zetten dat tot hun heil leidt. Dit is een opdracht die ouders niet naast zich neer kunnen leggen. (…) Vaak denken we dat er zaken zijn die zo urgent zijn dat we hiervoor geen tijd hebben, maar dat hoort niet zo te zijn. Iedere man die ervoor openstaat en die aandacht besteedt aan het werk dat ons te doen staat, zal inzien en voelen dat de taak die op zijn schouders ligt wat zijn gezin betreft, en dan vooral de opvoeding van zijn kinderen, bijzonder zwaar is.

We willen onze kinderen redden, we willen dat ze deelhebben aan alle zegeningen die de geheiligden omringen, dat ze de zegeningen krijgen die hun ouders ten deel zijn gevallen, omdat die getrouw waren aan de volheid van het evangelie.20

Laat eenieder dicht bij huis blijven en zijn eigen gezin zo goed mogelijk besturen en zijn eigen huis in orde brengen.21

Iedere vader moet zijn gezin zachtmoedig en rechtschapen presideren.

Toen ik jong was en naar school ging, had de schoolmeester een hele voorraad lange latten onder zijn beheer, en we wisten dat we bij het minste of geringste een aframmeling kregen. Want als er ook maar iets niet naar zijn zin was, kregen we een pak rammel. De slaag die ik toen gekregen heb, heeft me niet veel goed gedaan. Met vriendelijkheid, zachtmoedigheid en barmhartigheid wordt veel meer bereikt. Ik zou onze jongemannen dit beginsel willen inprenten, zodat het hun leven lang in hun daden tot uitdrukking komt. Tirannie is niet goed, of zij nu wordt uitgeoefend door koningen of presidenten, of door de dienstknechten van God. Vriendelijke woorden zijn veel beter dan harde. Als we, in geval van een meningsverschil, lief en aardig voor elkaar blijven, zal dat ons heel wat narigheid besparen.

(…) U zult zien dat een man die zijn vrouw en kinderen vriendelijk bejegent, door hen op dezelfde manier wordt behandeld. Er zijn mij klachten ter ore gekomen dat mannen hun vrouw niet goed behandelen. Ze zorgen niet goed voor hen. Ze behandelen ze niet liefdevol. Dat doet me verdriet. Zo hoort het niet te zijn (…). We behoren lief voor elkaar te zijn, elkaar goed te behandelen, en elkaars welzijn, belang en geluk te bevorderen, vooral van de eigen huisgenoten.

De man is het hoofd van het gezin. Hij is de patriarch van zijn huisgezin. (…) Er is niets mooiers op aarde dan een man die aan het hoofd van zijn gezin staat en zijn kinderen rechtschapen beginselen bijbrengt en ze van goede raad voorziet. Die kinderen eren hun vader en putten troost en vreugde uit de gedachte dat zij een rechtschapen man als vader hebben.22

Het onderwijs en voorbeeld van een moeder zullen in tijd en eeuwigheid gevoeld worden.

De regel is dat we de moeder zien als degene die het karakter van het kind vormt. Ik ben de mening toegedaan dat de moeder meer dan enig ander invloed op haar nakomelingen uitoefent. En de vraag wordt soms gesteld: ‘Wanneer begint die vorming?’ Onze profeten hebben gezegd: ‘Als de levensgeest, afkomstig van God, zijn intrede doet in de tabernakel.’ Vanaf dat moment zal de gesteldheid van de moeder haar uitwerking hebben op de vrucht van haar schoot; en vanaf de geboorte van het kind, en zolang het leeft, zullen het onderwijs en voorbeeld van de moeder in hoge mate bepalend zijn voor dat kind, en zal haar invloed in tijd en eeuwigheid gevoeld worden.23

Op uw schouders, moeders, rust in hoge mate de taak om de mentale en morele vermogens van de opkomende generatie tot ontwikkeling te brengen, hetzij in hun peutertijd, kindertijd of later in hun leven. (…) Er hoort geen dag voorbij te gaan dat een moeder in Israël haar kinderen niet leert bidden. U behoort zelf te bidden en uw kinderen hetzelfde te leren, en op die wijze behoort u hen groot te brengen, opdat zij, wanneer u gestorven bent, uw plaats innemen en het grote werk van God met succes voortzetten, omdat hen beginselen zijn ingeprent die hen in tijd en eeuwigheid tot zegen zullen zijn. Ik heb vaak gezegd dat het de moeder is die het denken van het kind vormt. (…)

Toon mij een moeder die bidt, die zich met gebed door de wisselvalligheden van het leven slaat, die zich verlaat op de Here God van Israël in haar beproevingen en moeilijkheden, en ik zeg u dat haar kinderen hetzelfde pad zullen bewandelen. Zij zullen haar voorbeeld niet vergeten als zij naar voren treden in het koninkrijk van God.24

Onze zusters (…) hebben hun plichten jegens hun echtgenoot. Zij behoren zijn positie en omstandigheden in overweging te nemen. (…) Iedere vrouw dient vriendelijk voor haar echtgenoot te zijn. Ze kan hem onder alle omstandigheden steunen en hem zoveel mogelijk van dienst zijn. Als het hele gezin verenigd is, kan het een hemelse geest op aarde genieten. Zo behoort het te zijn, want wanneer een man in deze kerk een vrouw huwt, gaat hij ervan uit dat hij alle tijd en eeuwigheid met haar zal doorbrengen. In de morgen van de eerste opstanding verwacht hij die vrouw en zijn kinderen in gezinsverband bij zich te hebben om voor eeuwig en eeuwig bij elkaar te blijven. Wat een heerlijke gedachte is dat!25

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–X voor meer informatie.

  • Wat spreekt u aan in de relatie tussen Wilford en Phoebe Woodruff? (Zie pp. 167–169.)

  • Neem de raad van president Woodruff aan zijn dochter Blanche door (p. 170). Denk na over of bespreek specifieke dingen die u kunt doen om het geluk van uw gezinsleden te bevorderen.

  • Wat spreekt u het meest aan in de raad van president Woodruff aan jongeren over het huwelijk en het ouderschap? (Zie p. 170–171.) Hoe kan deze raad van toepassing zijn op alle leden van de kerk?

  • Lees de tweede tot en met de vierde alinea op p. 171. Op welke manieren kunnen ‘de ijdelheden en zaken van de wereld’ ons afleiden van de vreugde in het gezin? Hoe kunnen we die invloeden tegengaan? Hoe kunnen we onze kinderen tonen dat onze omgang met hen belangrijk voor ons is?

  • Lees de voorlaatste alinea op p. 172. Wat denk u dat het betekent om ‘onze kinderen groot [te] brengen in de lering en terechtwijzing des Heren’? Wat hebt u gedaan om dit te bewerkstelligen?

  • Lees de tweede en derde alinea op p. 172. Hoe kunnen ouders hun kinderen het verlangen bijbrengen om in de kerk te dienen?

  • Welke specifieke beginselen staan er volgens u in de raad van president Woodruff over onderwijs aan kinderen? (Zie pp. 171–173.)

  • Neem de hele paragraaf door op p. 174. Wat kunnen ouders doen om de gezinsband topprioriteit te geven?

  • Welke beginselen kunnen ouders leren uit de ervaringen van de jonge Wilford Woodruff met zijn schoolmeester? (Zie p. 174.)

  • Wat heeft president Woodruff gezegd over de invloed van echtgenoten en vaders? (Zie pp. 174–175.) Wat heeft hij gezegd over de invloed van echtgenotes en moeders? (Zie pp. 175–176.) Hoe kunnen man en vrouw elkaar daarbij helpen?

  • Hoe zijn de leringen in dit hoofdstuk van toepassing op grootouders? Welke ervaringen laten zien dat grootouders een goede invloed op hun kleinkinderen kunnen hebben?

  • Welke voorbeelden kent u van ouders en grootouders die zich goed kwijten van hun taak jegens hun gezin en familie?

Relevante teksten: Enos 1:1; Mosiah 4:14–15; Alma 56:45–48; LV 68:25–31; 93:38–40

Noten

  1. ‘Leaves from My Journal’, Millennial Star, 3 oktober 1881, pp. 638–639.

  2. Geciteerd in Millennial Star, augustus 1840, p. 90.

  3. Dagboek van Wilford Woodruff, 3 april 1847, archieven van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.

  4. Zie het dagboek van Wilford Woodruff, 7 april 1847.

  5. Deseret Weekly, 17 augustus 1889, p. 226.

  6. Wilford Woodruff aan Blanche Woodruff, 16 september 1894; geciteerd in Daniel H. Ludlow (red.), Encyclopedia of Mormonism, 4 delen (1992), deel 4, p. 1582.

  7. ‘An Epistle to the Members of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints’, Millennial Star, 14 november 1887, p. 728.

  8. The Discourses of Wilford Woodruff, samengesteld door G. Homer Durham (1946), p. 271.

  9. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 271.

  10. ‘Y. M. M. I. A. Annual Conference’, Contributor, augustus 1895, p. 636.

  11. Deseret News Weekly, 26 juni 1867, p. 202.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 4 maart 1873, p. 3.

  13. Deseret Weekly, 17 augustus 1889, pp. 225–226.

  14. Deseret News: Semi-Weekly, 20 juli 1875, p. 1.

  15. Salt Lake Herald Church and Farm, 15 juni 1895, p. 385.

  16. Deseret News: Semi-Weekly, 20 juli 1875, p. 1.

  17. Deseret News, 22 februari 1865, p. 162.

  18. ‘Selfishness’, Juvenile Instructor, 15 maart 1867, p. 45.

  19. Deseret News, 26 december 1860, p. 338.

  20. Deseret News, 26 december 1860, p. 338.

  21. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 264.

  22. Deseret Weekly, 22 juni 1889, p. 823.

  23. Deseret Weekly, 17 augustus 1889, p. 225.

  24. Deseret News, 24 april 1872, p. 152.

  25. Deseret Weekly, 22 juni 1889, p. 823.