Hoofdstuk 24
Voorbereiding op de wederkomst van Jezus Christus
Nu wij de terugkeer van de Heiland op aarde verwachten, moeten we onszelf, ons gezin en de kerk daarop voorbereiden.
Uit het leven van Wilford Woodruff
In de algemene aprilconferentie van 1950 heeft ouderling Richard L. Evans van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd: ‘Ik herinner mij een uitspraak, die voor zover ik weet wordt toegeschreven aan president Wilford Woodruff. Een aantal broeders had hem in die tijd benaderd (…) en hem gevraagd wanneer volgens hem het einde zou zijn — wanneer de Meester zou terugkeren? Ik denk niet dat ik hem letterlijk citeer, maar zijn antwoord luidde ongeveer: “Ik leef alsof het morgen zal gebeuren — maar ik plant wel nog steeds kersenbomen!”’1
Hoewel dit niet de exacte woorden van president Woodruff zullen zijn geweest, weerspiegelen ze wel zijn gevoelens over de wederkomst van Jezus Christus. Hij erkende: ‘Ik denk niet dat iemand het uur van de komst van de Zoon des Mensen weet. (…) We moeten ons ook niet bezighouden met het tijdstip van die gebeurtenis.’2 Hij keek echter wel uit naar de terugkeer van de Heiland om op aarde te regeren. Doordrongen van het getuigenis dat de kerk zich in de laatste dagen gevestigd had, spoorde hij de heiligen met grote nadruk aan om zich voor te bereiden op de wederkomst van de Heiland. ‘De tekenen in de hemelen en op aarde wijzen alle op de komst van de Heer Jezus Christus’, heeft hij gezegd. ‘Wanneer ik mij, onder invloed van de Geest Gods, openstel voor deze zaken, dan verwonder ik mij vaak, niet alleen over de wereld maar ook over de heiligen, dat we onszelf en ons gezin niet beter voorbereiden op de gebeurtenissen die voor de deur staan, want hoewel de hemelen en de aarde zullen vergaan, zal niet één jota of één tittel van het woord des Heren onvervuld blijven.’3
Leringen van Wilford Woodruff
We leven in de laatste dagen en we moeten letten op de tekenen van Jezus’ wederkomst.
Als ouderling in Israël en apostel van de Heer Jezus Christus zeg ik tegen de heiligen der laatste dagen dat er enorme oordelen aankomen, zoals God nog nooit over de wereld heeft uitgestort. Let maar op de tekenen des tijds, het teken van de komst van de Zoon des Mensen. Die beginnen zichtbaar te worden, zowel in de hemel als op de aarde. (…) Die zullen zich ontvouwen. Alles wat de heiligen der laatste dagen hoeven te doen, is rustig te blijven, en oplettend en wijs te zijn voor de Heer, te letten op de tekenen des tijds, en getrouw en gelovig te zijn; en als het zover is, zult u veel meer begrijpen dan u nu doet. (…) Wij leven in de laatste bedeling en in de volheid der tijden. Het is een grote dag, en alle ogen in de hemel, en de ogen van God zelf, en van alle patriarchen en profeten, zijn op ons gericht. Ze waken over u en stellen veel belang in u, in uw welzijn; en onze omgekomen profeten, die hun getuigenis met hun bloed bezegelden, hebben zich onder de Goden begeven en pleiten voor hun broeders. Laten we daarom getrouw zijn en de gebeurtenissen aan God overlaten. Hij zal voor ons zorgen als we onze plicht doen.4
De Heer Jezus Christus komt op aarde regeren. De wereld zal zeggen dat Hij zijn komst uitstelt tot het einde van de wereld. Maar zij kennen de gedachten en wegen van de Heer niet. De Heer zal zijn komst niet uitstellen vanwege hun ongeloof. De tekenen zowel in de hemel als op de aarde wijzen erop dat zijn komst nabij is. De vijgenboom ontspruit voor de ogen van alle naties der aarde [zie Matteüs naar Joseph Smith 1:38–40], en als ze de Geest Gods hadden, zou hun dat opvallen en zouden ze het begrijpen.5
Door schriftstudie worden ons de tekenen van de wederkomst duidelijk.
Als de wereld wil weten wat er te gebeuren staat, laat ze dan de Bijbel, het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden lezen; laat ze de openbaringen van Johannes lezen. Zowaar als God leeft, ze zullen geschieden. Niet een zal niet worden vervuld. En de hand Gods begint zichtbaar te worden op aarde. De oordelen staan voor de deur; de naties der aarde wachten rampspoed; maar wij moeten voorbereid zijn om op heilige plaatsen te staan, wanneer de oordelen Gods zichtbaar worden.6
In het 24ste hoofdstuk van Matteüs lezen we dat Jezus op een keer zijn discipelen onderwees in vele zaken aangaande zijn evangelie, de tempel, de Joden, zijn wederkomst en de voleinding der wereld; en zij vroegen Hem: Meester, wat zal het teken van uw komst zijn? De Heiland is daar kort op ingegaan. En omdat ik er al een tijdje over na heb gedacht, denk ik dat het goed is dat ik u een deel van het woord des Heren voorlees, waarin deze aangelegenheid uitgebreider wordt uitgelegd dan de Heiland toen aan zijn discipelen heeft gedaan. Dat deel van zijn woord dat ik zal voorlezen, is een openbaring die op 7 maart 1831 aan de heiligen der laatste dagen is gegeven. [Na dat gezegd te hebben, las ouderling Woodruff de openbaring voor die nu afdeling 45 in de Leer en Verbonden is.] (…)
We leven in het laatst der dagen, en het is waar dat er zich in deze tijd vele belangrijke gebeurtenissen zullen voltrekken. Maar één ding staat vast: hoewel de Heer niet de dag noch het uur heeft geopenbaard waarin de Zoon des Mensen zal komen, heeft Hij wel het geslacht genoemd, en de voorzegde tekenen die voorafgaan aan die grote gebeurtenis zijn in de hemelen en op de aarde verschenen, en dat zal zo blijven totdat alles vervuld is. Als wij, heiligen der laatste dagen, iets willen hebben om ons te motiveren, laten we dan de Bijbel, het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden lezen; daarin staat genoeg dat ons zal stichten en instrueren in de dingen Gods. Bewaar de openbaringen van God en het evangelie van Christus daarin vervat als een schat.7
U zult talrijke voorspellingen over zijn komst tegenkomen, zoals: ‘Ik kom spoedig’, ‘Ik kom op een uur dat u het niet verwacht’, ‘Mijn komst staat voor de deur’, ‘Ik kom als een dief in de nacht’, ‘Ik kom op een dag dat u het niet verwacht’, en ‘Gezegend wie uitzien naar de komst van onze Heer en Heiland, Jezus Christus’. Ik zeg u dat er door alle Schrifturen heen — het Oude en Nieuwe Testament, het Boek van Mormon en het Boek van de Leer en Verbonden — veelvuldig verwezen wordt naar de wederkomst van de Heer. En heeft de Heer die beloften gedaan zonder van plan te zijn die in vervulling te laten gaan? Zeker niet, ze zullen alle worden vervuld.8
Als verbondsvolk des Heren hebben wij de plicht om de weg van zijn wederkomst te bereiden.
Mijn vraag is wie uitziet naar de vervulling van deze gebeurtenissen en wie op aarde zich aan het voorbereiden is op de vervulling van het woord des Heren dat de laatste zesduizend jaar bij monde van profeten, patriarchen en apostelen is gesproken? Voor zover ik weet niemand, behalve de heiligen der laatste dagen. Maar ik ben met anderen ook van mening dat we niet half zo alert zijn als we moeten zijn en niet half zo voorbereid als we moeten zijn op de ontzagwekkende gebeurtenissen die in deze laatste dagen kort na elkaar over de aarde zullen komen. Aan wie anders dan zijn heiligen kan de Heer de voorbereiding van zijn komst overlaten? Aan niemand anders.9
De Heer heeft een groot werk te doen en Hij is een volk aan het voorbereiden dat het vóór zijn komst kan doen. De vraag, broeders en zusters, die dan opkomt is: zijn we daarop voorbereid? Beseffen we wat ons te doen staat? Beseffen we als volk wat de Heer van ons verwacht? De Heer heeft in deze laatste dagen een koninkrijk van priesters verwekt om zijn kerk en koninkrijk te vestigen en de weg te bereiden van de wederkomst van de Zoon des Mensen. De God des hemels heeft de sleutels van het koninkrijk in handen gegeven van zijn dienstknechten en gezegd: ‘Wat Ik in deze, mijn dienstknechten, heb besloten, zal worden vervuld, want aan hen is macht gegeven om op aarde en in de hemel te binden en te verzegelen voor de dag dat de verbolgenheid van de almachtige Gods op de wereld zal worden uitgestort’ [zie LV 1:7–9].
Ik denk vaak dat wij, de ouderlingen Israëls en de heiligen der laatste dagen, nauwelijks beseffen welke positie wij voor God innemen. Het werk dat Hij ons heeft gegeven is groot en omvangrijk; het is het werk van de almachtige God. Wij worden verantwoordelijk gehouden voor de verkondiging van het evangelie van Christus aan alle naties der aarde. (…) Wij worden voor dit alles verantwoordelijk gehouden en voor de bouw van de tempels voor de Allerhoogste, die we kunnen binnengaan om de verordeningen voor de verlossing der doden te verrichten. (…)
(…) Hoe heeft de Heer niet gepleit bij de naties der aarde om hun celestiale heerlijkheid, eer, onsterfelijkheid en eeuwig leven te geven? Hij heeft de laatste zesduizend jaar bij hen gepleit en van tijd tot tijd dienstknechten verwekt en een beroep gedaan op de bewoners van de wereld om zich voor te bereiden op de grote dag van zijn wederkomst, die nabij is. Hij roept ze in deze tijd overluid aan; en wat de Heer nu wil weten, zo heb ik laatst tegen mijn broeders gezegd, is of de heiligen der laatste dagen bereid zijn om met Hem mee te werken of niet. We zullen moeten kiezen.10
Voordat Christus komt, moet er een volk zijn dat zich voor het aangezicht des Heren laat heiligen. Er moeten tempels gebouwd worden; Zion moet worden opgebouwd; er moet een veilige wijkplaats zijn voor het volk Gods als zijn oordelen over de aarde worden uitgestort, want de oordelen Gods zullen over de aarde heenkomen, laat daar geen twijfel over bestaan; de openbaringen staan vol beloften van die strekking. De Heer heeft het gesproken en Hij zal zich aan zijn woord houden.11
Ik denk niet dat we het gewicht van dit werk terdege beseffen. Het valt ons moeilijk om in te zien welke verantwoording we hebben ten aanzien van God, van de hemelen, van de doden, maar ook van onze medemensen.
Als ik die zaken in ogenschouw neem, kijk ik ook naar wat we hebben. De organisaties die vanaf het begin in deze kerk in het leven zijn geroepen, bieden hulp en bestuurskracht, en zijn met elkaar verbonden om dit grote werk uit te voeren. De ogen van de hemelen zijn op ons gericht. De Zoon van God en alle profeten en patriarchen die op aarde hebben geleefd, waken over dit werk — deze grote organisatie die de komst van de Zoon des Mensen voorbereidt.12
We moeten ons individueel voorbereiden op de wederkomst van Jezus Christus.
Wij leven in een belangrijke tijd. De profetieën over onze tijd zijn in vervulling aan het gaan; zijn we daarop voorbereid?13
De Heiland (…) vergeleek het koninkrijk der hemelen met tien maagden, die hun lampen namen en de bruidegom tegemoet gingen [zie Matteüs 25:1]. ‘En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, Heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet.’ [Matteüs 25:2–12.] Wie olie in hun lampen hebben, zijn mensen die het evangelie naleven, hun tiende betalen, hun schulden inlossen, de geboden van God bewaren, en zijn naam niet lasteren; mannen en vrouwen die in het licht van de Heer wandelen; mannen en vrouwen die hun geboorterecht niet verkopen voor een bord linzensoep of een beetje goud of zilver; dezen zijn het die kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus Christus.
Zo denk ik er tegenwoordig over. Ik wil mijn broeders en zusters, de heiligen der laatste dagen, dringend oproepen om hun godsdienst na te leven, hun lampen in orde te brengen, want zowaar de Heer leeft zal zijn woord in vervulling gaan. De komst van Jezus staat voor de deur. (…) Een rechtschapen mens kan de goddelozen niet redden. Ieder moet zelf een rechtschapen leven leiden, wat wil zeggen de geboden van God bewaren.14
De gelijkenis van de tien maagden stelt de wederkomst van de Zoon des Mensen voor, de komst van de Bruidegom in de laatste dagen om de bruid, de kerk, de vrouw van het Lam, te ontmoeten; en ik denk dat de Heiland er niet ver naast zat, toen Hij zei, met betrekking tot de leden van de kerk, dat vijf van hen verstandig waren en vijf van hen dwaas; want wanneer de Heer des hemels in macht en grote heerlijkheid komt om elke mens naar zijn daden te belonen, en als Hij dan de helft van de mensen die voorgeven lid van de kerk te zijn, voorbereid vindt op hun heil, is dat zo’n beetje wat Hij kan verwachten, afgaand op de koers die velen zijn ingeslagen.15
Het woord van de Heer aan mij is dat het tijd is dat Zion opstaat en haar licht laat schijnen; en het getuigenis van de Geest Gods aan mij is dat dit hele koninkrijk, dit grote koninkrijk van priesters (…) die het priesterschap dragen, de helft van de gelijkenis van de tien maagden in vervulling laten gaan. U hoort het goed? Ik zeg dat wij, terwijl de komst van de Bruidegom uitblijft, slaperig zijn geworden en in slaap zijn gevallen; als kerk en als koninkrijk zijn we slaperig geworden en in slaap gevallen, en het woord des Heren aan mij is dat we lang genoeg hebben geslapen; en aan ons is nu de taak om op te staan en onze lampen in orde te brengen en ze met olie te vullen. Dat is het woord des Heren aan mij.16
De vraag is hoe we olie in onze lampen kunnen houden? Door de geboden te onderhouden, onze gebeden niet te vergeten, te leven naar de openbaringen van Jezus Christus en anderszins bij te dragen tot de opbouw van Zion. Als we in het koninkrijk van God arbeiden, zullen we olie in onze lampen hebben, ons licht zal schijnen en we zullen het getuigenis van de Geest Gods in ons voelen branden. Als we echter ons hart op de dingen van de wereld richten en naar de eer der mensen streven, zullen we in het duister wandelen en niet in het licht. Als we ons priesterschap niet naar waarde schatten, noch het werk van het priesterschap, de opbouw van het koninkrijk Gods, de bouw van tempels, de verlossing van onze doden, en de verwezenlijking van het grote werk dat de God van Israël ons opgedragen heeft — als we niet het gevoel hebben dat deze zaken van grotere waarde voor ons zijn dan de zaken van de wereld, zullen we geen olie in onze lampen hebben, en geen licht hebben, en dan zullen we niet aanzitten aan het bruiloftsmaal van het Lam.17
Wie zal er voorbereid zijn op de komst van de Messias? [Wie] het gezelschap van de Heilige Geest genieten en naar de inspiratie van de Almachtige leven, wie in Jezus Christus blijven en vruchten voortbrengen ter ere en tot heerlijkheid van God. Niemand anders.18
Ik bid dat we zo zullen leven dat we niet tot de dwaze maagden worden gerekend, maar dat we de tekenen des tijds begrijpen, onze plicht doen, integer leven, de wereld overwinnen en klaar zijn om onze Verlosser bij zijn komst in vreugde, niet in smart en schaamte, te ontvangen.19
Vertrouw op God. Doe uw plicht. Vergeet uw gebeden niet. Vergroot uw geloof in de Heer, vat moed en bouw Zion op. Alles komt in orde. De Heer zal zijn volk te hulp komen, en Hij zal zijn werk in gerechtigheid bekorten, om te voorkomen dat geen vlees behouden wordt [zie LV 84:97; Matteüs 24:22]. Ik zeg tot u: let op de tekenen des tijds en bereid u voor op wat komen gaat.20
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–X voor meer informatie.
-
Lees de eerste alinea op p. 260. Wat leert u uit de verklaring van ouderling Evans die wordt toegeschreven aan president Woodruff?
-
Hoe kunnen we achter de tekenen van Jezus’ wederkomst komen? (Zie pp. 262–263.)
-
Wat zijn de doeleinden van de tekenen van de wederkomst? (Zie pp. 261–263; zie ook LV 45:34–39.) Welke bewijzen ziet u dat sommige tekenen in vervulling gaan? Hoe kunnen we ‘rustig, oplettend en wijs zijn voor de Heer’, zelfs als sommige van die tekenen rampspoed inhouden?
-
Lees president Woodruffs leringen over de rol die de kerk heeft bij de voorbereiding op de wederkomst (pp. 263–265). Hoe kunnen we aan dit werk deelnemen?
-
Waarom dienen we ons bezig te houden met onze eigen voorbereiding en niet met het precieze tijdstip van de wederkomst? Hoe kunnen wij ons gezin van dienst zijn bij die voorbereiding? Hoe kunnen we ‘op heilige plaatsen staan, wanneer de oordelen Gods zichtbaar worden’? (Zie p. 262.)
-
Wie stellen de wijze en de dwaze maagden voor in de gelijkenis van de tien maagden? En de bruidegom? De bruid? Waar staat het bruiloftsmaal voor? En de olie in de lamp? Wat kunnen we doen om ‘olie in onze lampen te houden’ en ons zo voorbereiden op de wederkomst? (Zie pp. 265–268; zie ook LV 45:56–57.)
Relevante teksten: LV 45:15–75; Matteüs naar Joseph Smith 1:21–55