Hoofdstuk 19
De profeet navolgen
Als we het woord des Heren gehoorzamen dat Hij aan de levende profeet heeft geopenbaard, zullen we in deze wereld veilig en gelukkig zijn en in de komende wereld de verhoging ingaan.
Uit het leven van Wilford Woodruff
Ouderling Wilford Woodruff was op zekere middag thuis toen hij het bericht kreeg dat president Brigham Young hem wilde spreken in het kantoor van de kerkhistoricus. Toen dit verzoek van de president van de kerk tot hem kwam, ging ouderling Woodruff ‘onmiddellijk naar het kantoor toe’,1 waar hij toen werkzaam was als assistent-kerkhistoricus. Later heeft hij in zijn dagboek geschreven:
‘Toen ik binnenkwam vroeg president Young aan mij: ‘Heb je een span [paarden]?’ Ik zei hem dat ik een span pony’s had. Hij vroeg of ik ze kon missen. Ik dacht een ogenblik na en zei toen: ‘Jazeker, ik doe wat er van mij gevraagd wordt.’ Toen zei hij: ‘Ik heb een goed span paarden, die ik aan jou wil geven nu je hier werkzaam bent.’ Dat kwam als een verrassing. Het overviel me nogal. Ik accepteerde de paarden en was heel dankbaar, hoewel ik dat toen niet heb laten blijken.’2
Toen ouderling Woodruff ermee akkoord ging om zijn pony’s af te staan, deed hij dat omdat hij president Young gehoorzaam wilde zijn; hij verwachtte er niets voor terug. Hij wist echter wel dat er zegeningen volgen als we naar de profeet luisteren. Een paar maanden eerder had hij verklaard: ‘De Heer zal inwerken op broeder Brigham en hem veel beginselen geven die betrekking hebben op het heil van dit volk. We kunnen ons daar niet aan onttrekken en zeggen dat we tot hier gaan en niet verder. Dat kunnen we niet doen zonder onze positie bij God in gevaar te brengen.’3
Deze uitspraak is in overeenstemming met zijn onwankelbare trouw aan de presidenten van de kerk toen hij werkzaam was als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen. Toen hijzelf president van de kerk werd, getuigde hij van zijn goddelijke roeping en verzekerde de heiligen dat ze altijd door een profeet zouden worden geleid. Hij heeft gezegd:
‘Toen de Heer de sleutels van het koninkrijk Gods, de sleutels van het Melchizedekse priesterschap, van het apostelschap, aan Joseph Smith gaf en ze op hem bevestigde, deed Hij dat om ze hier op aarde te laten tot de komst van de Zoon des Mensen. Brigham Young heeft terecht gezegd: “De sleutels van het koninkrijk Gods zijn hier.” Hij bezat ze tot de dag dat hij stierf. Daarna berustten ze bij een andere man: president John Taylor. Hij bezat die sleutels tot het moment dat hij stierf. Vervolgens vervielen ze, in de voorzienigheid Gods, aan Wilford Woodruff.
‘Ik zeg tot de heiligen der laatste dagen dat de sleutels van het koninkrijk Gods in ons bezit zijn en dat zullen blijven tot de komst van de Zoon des Mensen. Laat dat heel Israël duidelijk zijn. Zij mogen dan maar kort bij mij berusten, maar daarna berusten ze bij een andere apostel, en na hem bij iemand anders, enzovoort tot de komst van de Heer Jezus Christus in de wolken van de hemel.’4
Leringen van Wilford Woodruff
Vanaf de tijd van Adam heeft de Heer profeten verwekt om zijn kerk te besturen en de inwoners van de aarde te waarschuwen.
God heeft deze kerk vanaf het begin geleid door middel van profeten en geïnspireerde mannen. Hij zal deze kerk blijven leiden tot het einde van de wereld.5
God heeft zijn kerk of volk, in welk tijdperk van de wereld ook, altijd bestuurd en geleid door middel van openbaring. De levende orakels van God waren onder hen — en zij droegen de sleutels van het koninkrijk en hadden openbaring nodig om hun werk goed te kunnen doen.6
De Heer heeft over de geslachten waar wij weet van hebben nimmer een oordeel uitgestort vóór Hij profeten en geïnspireerde mannen had verwekt om de inwoners van de aarde te waarschuwen. Zo heeft de Heer altijd gehandeld met alle mensen vanaf de tijd van vader Adam tot de tegenwoordige tijd.7
De Heer openbaart zijn wil voor de kerk aan de profeten en leidt ons voort op het pad naar het eeuwige leven.
De Heer heeft ons gezegd (…) dat het niet uitmaakt of Hij met zijn eigen stem uit de hemel spreekt of door de bediening van engelen of door de stem van zijn dienstknechten wanneer zij door de Heilige Geest spreken — het is allemaal dezelfde zin en wil des Heren [zie LV 1:38].8
De wet van God komt uit de mond van de leiders die over ons gesteld zijn.9
Al hadden we elke openbaring in ons bezit die God ooit aan de mens heeft gegeven, al hadden we het boek Henoch, al hadden we de onvertaalde platen in onze eigen taal, al hadden we de verzegelde geschriften van Johannes de Openbaarder, en alle andere openbaringen, en stapelden we die dertig meter hoog op, dan nog kon de kerk en het koninkrijk Gods niet in dit of enig ander tijdperk van de wereld groeien zonder de levende orakels van God.10
Er wordt openbaring ontvangen. Zeker, de leiders van deze kerk hebben sinds de dood van de profeet Joseph Smith niet veel openbaringen [gepubliceerd]. Joseph Smith heeft de Leer en Verbonden voortgebracht, een hoogstaand boek vol openbaring — een van de glorierijkste geschriften die God ooit aan de mens heeft gegeven. Maar ik wil duidelijk stellen dat broeder Brigham Young niet zonder openbaring was. Hij heeft zich altijd laten leiden door openbaring. Hij kon zonder openbaring niet werken; hij kon zonder openbaring niet prediken of de wil van God doen. Noch kan iemand anders dat op die positie. De Heer zal niemand toestaan aan het hoofd van deze kerk te staan, tenzij die persoon zich laat leiden door openbaring. We zijn breekbare instrumenten — zwakke voortbrengselen uit het stof der aarde, maar God heeft de zwakken der aarde uitgekozen om de wijzen te beschamen en Zion op te bouwen. En Hij geeft ons openbaring en maakt zijn zin en wil bekend.11
Bij ons gaat het anders dan in de wereld; we hebben een hoofdbron waaruit we licht, kennis en zegeningen ontvangen. (…) Neem de slimste mensen, hoe getalenteerd en geleerd ze ook mogen zijn, en breng ze in de kerk van God: ze zullen nooit voor hun leider uit kunnen lopen. Hun wijsheid zou dwaasheid blijken te zijn. Waarom? Omdat ze niet geroepen zijn om te leiden. Als iemand die nooit een letter gelezen heeft, door God wordt geroepen om de kerk en het koninkrijk van God te leiden, zal Hij hem daartoe in staat stellen. We hebben die lessen dag in dag uit gekregen, met de bedoeling om ons tot eenheid te brengen, opdat onze harten als één zullen kloppen en onze gebeden en werken verenigd zijn om de raad van onze leider uit te voeren.
De Heer zal [de president van de kerk] naar eigen believen leiden. We weten dat God bij hem is en dat Hij hem altijd heeft geleid. (…) We hebben bij veel zaken [de profeet] nodig om ons te vertellen wat goed is en wat verkeerd, want dat is zijn positie en roeping. (…) Er bestaat een volmaakt kanaal tussen de Heer en hem, waaruit hij wijsheid krijgt, die via andere kanalen onder de mensen wordt verspreid. Dat weten we. We moeten leren om deze kennis in praktijk te brengen.12
De Heer zal nooit toelaten dat ik of wie dan ook die aan het hoofd van deze kerk staat, u zal misleiden. Dat maakt geen deel uit van het bestel. Dat is God niet van zins. Als ik dat zou proberen, zou de Heer me uit mijn positie verwijderen.13
Ik hoop dat we allemaal de koers zullen volgen die voor ons door de dienstknechten is uitgezet, want als we dat doen weten we dat we veilig zijn in deze wereld en geluk en verhoging zeker stellen in de toekomende wereld. (…) Als we getrouw zijn, leiden ze ons op het pad tot heil, en in die mate dat we het geloof hebben om hun aanwijzingen op te volgen, om te geloven in de leringen van de Heilige Geest die zij verkondigen, bevinden we ons op het veilige pad en zullen we onze beloning krijgen.14
We steunen de profeet en de andere kerkleiders door voor hen te bidden en hun raad op te volgen.
Ik en andere mannen, de apostelen, en allen die geroepen zijn om in de naam van de Heer op te treden, hebben behoefte aan het geloof en de gebeden van de heiligen der laatste dagen.15
Zo lang ik leef wil ik loyaal en trouw zijn aan mijn God en aan de heiligen. Een van de grootste zegeningen van God aan mij is dat de heiligen der laatste dagen mijn raadgevers en ik in hun hart hebben gesloten, en daarvoor wil ik mij voor de Heer tot in het stof vernederen. Wij weten dat u voor ons bidt. Wij weten dat u respect voor ons hebt. En we leven naar dat beginsel. (…) De Heer heeft ‘wat in de ogen van de wereld dwaas is, (…) uitgekozen om de wijzen te beschamen; en […] wat niets is, […] om wat wél iets is teniet te doen.’ [Zie 1 Korintiërs 1:27–28.] We zijn ons bewust van onze zwaktes. Ik zou willen dat ik een beter mens was dan ik ben. Ik heb uiteraard op mijn eigen zwakke manier mijn uiterste best gedaan. En dat doe ik nog steeds. Maar ik ben afhankelijk van de Heer en van de gebeden van de heiligen, en mijn broeders evenzeer.16
Ik hoop dat mijn broeders en zusters genegen zijn om het presidium van deze kerk te steunen met hun geloof, werken en gebeden, en niet toestaan dat het de hele last alleen draagt terwijl velen zich aan hun taak onttrekken. In dat geval zijn we niet goed bezig en onze positie als ouderlingen in Israël, als ouders in Israël, niet waardig. Laat ieder zijn deel doen; en als we onze eigen dwaasheden corrigeren, ons eigen huis op orde brengen en doen wat juist is, dan brengen we iets goeds tot stand en verlichten wij de last die op de schouders van onze leiders rust. (…) Het grieft de [president van de kerk] als het volk onbezonnen zijn eigen koers volgt die tot hun ondergang leidt, als het niet bereid is om zijn raad op te volgen en de leer aan te hangen die hij predikt; maar als hij ziet dat het volk bereid is goede raad op te volgen en probeert zich voor de Heer te heiligen, voelt hij zich gesterkt en gesteund.17
We moeten de raad van de president van de kerk niet lichtvaardig opvatten.
Wanneer de Heer mannen inspireert en ze onder enig geslacht uitstuurt, houdt Hij dat geslacht verantwoordelijk voor de wijze waarop ze het getuigenis van zijn dienstknechten ontvangen.18
Het is van groot belang dat alle leden van de kerk goed nadenken en overwegen waarom zij de koers volgen die God heeft aangegeven. Onze hemelse Vader verlangt dat zijn handelen intelligente gehoorzaamheid aan de dag leggen. Hij heeft ons keuzevrijheid geschonken om zelfstandig te denken en te handelen, uit vrije wil, om voor onszelf een getuigenis van Hem te krijgen aangaande de waarheid van de beginselen die Hij verkondigt, om daarna standvastig en onwankelbaar te zijn in alles wat noodzakelijk is voor ons heil.19
Het is ons vergund om zo te leven dat we de Geest van God hebben die van elke waarheid getuigt die God bij monde van zijn profeet aan zijn volk openbaart. En ik heb als stelregel genomen om wanneer de profeet die leidt, een leer of beginsel presenteert of zegt: ‘Aldus zegt de Heer’, daar zeer precies gehoor aan te geven, zelfs als dat indruist tegen mijn eigen tradities of denkbeelden, omdat ik maar al te goed weet dat de Heer de waarheid eerder openbaart aan de profeet die Hij heeft geroepen om zijn kerk te leiden dan aan mij. En het woord van de Heer bij monde van de profeet is voor mij woord en wet.20
Ik wil tot mijn broeders en zusters zeggen dat [de president van de kerk] onze leider is. Hij is onze wetgever in de kerk en het koninkrijk van God. Hij is tot dat ambt geroepen. Het is zijn voorrecht om dit volk te vertellen wat het moet doen. En het is onze plicht om de raad te gehoorzamen die hij vandaag aan de zusters en de broeders heeft gegeven. Wij, als volk, behoren zijn raad niet lichtvaardig op te vatten, want ik zeg u in de naam van de Heer — en ik heb het gezien vanaf de dag dat ik lid van de kerk werd — dat geen mens die zich afzet tegen de raad van de gekozen leider van dit volk ooit voorspoedig is geweest en het nooit zal worden ook.21
Naar oud gebruik weten we dat [herders] altijd vooruit gingen en de route inspecteerden zodat zij de kans hadden om elk mogelijk gevaar af te wenden en zo de schapen in veiligheid te brengen. Als [de schapen] wordt toegestaan om de herder voorbij te rennen, zullen ze heel gauw door de wolven worden verslonden. En wanneer de mensen in dit koninkrijk proberen voorop te lopen of tegen hun leiders in te gaan, in welk opzicht dan ook, lopen zij het gevaar verwond te worden door de wolven.
Dit is een onderwerp waar ik veel over heb nagedacht. Ik ben er door de jaren heen door het gedrag van anderen gade te slaan zo het mijne van gaan denken, en ik ben tot de conclusie gekomen dat wanneer men ingaat tegen de raad van leiders, (…) men altijd verstrikt raakt en al doende schade lijdt.
Welke opleiding ik ook gevolgd mag hebben, hoe ik ook gevormd ben door de schone kunsten en de letteren, welke beginselen ik mij ook eigen heb gemaakt door wetenschappelijk onderzoek, als de profeet van God mij zegt dat een bepaald beginsel of een bepaalde theorie die ik heb geleerd, niet waar is, dan is het mijn plicht, welke ideeën ik ook mag hebben aangehangen, om dat beginsel of die theorie op verzoek van mijn priesterschapsleiders op te geven. (…)
Ik heb mannen in de dagen van Joseph beginselen zien opperen en theorieën zien bestuderen, verkondigen en verdedigen, terwijl de profeet zei dat ‘het niet goed was om ze na te volgen, omdat ze niet juist waren.’ Die mannen bleven in debat gaan, bleven bij hun standpunt en bleven hun theorieën verdedigen, terwijl de profeet zich er tegen had uitgesproken en ze zeiden tegen hem: ‘We hebben geen vertrouwen in jouw theorie noch in het systeem dat je voorstaat.’
Zo gauw iemand die houding aanneemt, gaat hij in tegen de dienstknecht van God, die geroepen is om leiding te geven in zaken die ons heil betreffen. Dat is iets wat de ouderlingen te allen tijde moeten vermijden. In feite worden er veel zaken verkondigd die de opbouw van dit koninkrijk aangaan, die ons vreemd voorkomen, die indruisen tegen onze tradities en die bedoeld zijn om ons op de proef stellen. Broeder Joseph stelde de integriteit van de mens op velerlei wijzen op de proef. Hij verkondigde veel leringen die, ten gevolge van de heersende tradities, veel gebed, geloof en een getuigenis van de Heer van de heiligen vergden, voordat zij ze konden geloven. (…)
Ik wil dit zeggen: welke tradities en scholing ook aan onze gevoelens en denkbeelden over een gegeven onderwerp ten grondslag liggen, we moeten nooit iemand die is aangesteld om ons leiding te geven, tegenwerken.
Als God iets te openbaren heeft, zal Hij het openbaren aan de man die aan het hoofd staat. (…) Er is geen ander plan, geen ander systeem om de mensen in dit koninkrijk te leiden en te besturen, slechts datgene wat uit de openbaringen van God afkomstig is over de orde van zijn kerk en koninkrijk, en dat is dat in alle bedelingen waarin de wil van God is geopenbaard aan de mens, het hoofd de leiding heeft, raad geeft en de kerk bestuurt.22
Ideeën voor studie en onderwijs
Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–X voor meer informatie.
-
Welke beginselen kunnen we leren uit het verhaal op p. 203?
-
Wat zijn de taken van de profeten? (Zie pp. 205–207.) Hoe vervult de huidige president van de kerk deze taken?
-
Lees de vierde volledige alinea op p. 206. Waarom is het belangrijker om een levende profeet te hebben dan de geschriften van de profeten van weleer?
-
Lees de tweede volledige alinea halfweg p. 207. Hoe wordt u door deze zekerheid geholpen?
-
Wat kunnen wij doen om de president van de kerk te steunen? (Zie p. 208.) Overweeg wat u persoonlijk doet om de profeet te steunen.
-
Welke raad hebben we van de huidige president van de kerk gekregen? Wat hebt u gedaan om die raad op te volgen? Welke zegeningen hebt u ontvangen als gevolg van uw gehoorzaamheid?
-
Welke waarschuwingen gaf president Woodruff aan hen die de woorden van de profeet verwerpen of naast zich neerleggen? (Zie pp. 209–211.)
-
Lees de tweede volledige alinea op p. 209. Wat zegt de zinsnede ‘intelligente gehoorzaamheid’ u?
-
Hoe kunnen we kinderen leren om de president van de kerk te steunen?
Relevante teksten: Amos 3:7; Matteüs 10:41; 1 Thessalonicenzen 5:25; Mosiah 2:7–9; LV 21:4–7; 28:6–7; 43:1–3; 107:22