Leringen van kerkpresidenten
Wilsvrijheid: leven of dood kiezen


Hoofdstuk 20

Wilsvrijheid: leven of dood kiezen

Nu is de tijd om tussen goed en kwaad te kiezen, want onze daden hebben in dit leven en in de eeuwigheid gevolgen.

Uit het leven van Wilford Woodruff

President Wilford Woodruff heeft getuigd dat het heil ‘in en door het bloed van Jezus Christus’ is. Ook stelde hij duidelijk dat de volheid van het heil ‘door gehoorzaamheid aan het evangelie’ komt.1 Tegen deze achtergrond verkondigde hij dat ‘we allen de vrijheid hebben om het goede te kiezen en het kwade af te wijzen, of het kwade te kiezen en het goede af te wijzen’2 en dat God ‘[ons] verantwoordelijk houdt voor hoe wij met die wilsvrijheid omgaan.’3 Hij drukte de heiligen op het hart om goede beslissingen te nemen, waarbij hij hun het verschil voorhield tussen ‘een paar korte jaren van aards plezier’ en ‘een lange eeuwigheid van licht, waarheid, zegeningen en kennis, die de Heer verleent aan ieder mens die zich aan zijn wet houdt.’4

President Woodruff was, net als wij, vaak in de gelegenheid om de gave van wilsvrijheid te gebruiken. Een van die gelegenheden diende zich aan in Herefordshire (Engeland) in de woning van John Benbow (zie p. 93 in dit boek). ‘John Benbow was een edel mens’, herinnerde president Woodruff zich. ‘Hij had veel weg van een Engelse lord; er zullen maar weinig mensen tot de kerk zijn toegetreden, veronderstel ik, die zo rijk waren als hij. Hij zal, denk ik, nog geen maand lid zijn geweest toen hij met zijn vrouw de kleine zitkamer binnenkwam, waarna hij misschien wel drie kwartier op mij in sprak hoe hij in het Nieuwe Testament had gelezen dat men in de dagen van de apostelen alle bezittingen had verkocht en de opbrengst aan de voeten van de apostelen had neergelegd [zie Handelingen 4:31–37]. Hij voelde dat het zijn plicht was om die wet na te leven en dat hij daartoe bereid was. Ik luisterde aandachtig naar hem en toen hij klaar was, kostte het mij wel een half uur om aan hem het verschil uit te leggen tussen onze situatie nu en de situatie waar de apostelen zich toen in bevonden. Ik legde aan hem uit dat God mij niet naar Engeland had gestuurd om zijn rijkdommen, zijn paarden, zijn koeien en zijn bezittingen te beheren. Hij had mij gezonden om het evangelie te prediken. Ik zei hem echter dat de Heer zijn offers zou aannemen, en dat hij goed moest doen, wanneer hij maar kon. Hij kon de armen helpen, het Boek van Mormon helpen publiceren enzovoort.’

Na deze ervaring te hebben verteld, legde president Woodruff uit dat de beslissing om het aanbod van broeder Benbow beleefd van de hand te wijzen, vérstrekkend was:

‘Wat zou er gebeurd zijn als ik zijn aanbod had aangenomen en had gezegd: “Ja, geef mij uw bezittingen en ik zal ze beheren”? Nou, hij was waarschijnlijk afvallig geworden. En dat niet alleen, we zouden ook een dwaze apostel hebben gehad, die ook rap voor afvalligheid in aanmerking was gekomen. Maar was het een verleiding voor mij? Nee, dat was het niet. En dat was het evenmin geweest voor iedere ouderling met genoeg van de Geest Gods in zich om het verschil te kennen tussen honderdduizend Engelse ponden en deelname aan de eerste opstanding, met de kennis om de engelen en de goden voorbij te gaan naar verhoging en heerlijkheid, en voor eeuwig en eeuwig in de tegenwoordigheid van God en het Lam te staan.’5

Leringen van Wilford Woodruff

Daar God ons wilsvrijheid heeft geschonken, zijn wij verantwoordelijk voor onze daden.

God heeft aan al zijn kinderen in deze bedeling wilsvrijheid gegeven, zoals hij aan al zijn kinderen in voorgaande bedelingen heeft gedaan. Deze wilsvrijheid is in het bestel en bestuur van God altijd het erfgoed van de mens geweest. [We] bezaten wilsvrijheid in de hoogste hemel voor de wereld er was. De Heer handhaafde en verdedigde haar daar tegen de agressie van Lucifer en wie zijn kant kozen, met als gevolg dat Lucifer en een derde deel van de hemelse schare ten val kwamen [zie Openbaring 12:1–9; LV 29:36–37; Mozes 4:1–4]. Krachtens deze wilsvrijheid zijn u en ik en alle mensen zelfstandige wezens geworden, verantwoordelijk voor de richting die wij volgen, het leven dat we leiden en de daden die we in het lichaam verrichten.6

Het is geheel vreemd aan het goddelijk bestel om de mens de hemel in te dwingen of hem dwang op te leggen. Het staat hem vrij voor zichzelf te denken en te handelen. [God] biedt zijn schepsel, de mens, het eeuwige evangelie, de beginselen tot leven en heil, aan. Hij laat het dan aan de mens over om ervoor te kiezen of ervan af te zien, met dien verstande dat de mens God verantwoording verschuldigd is voor de gevolgen van zijn daden.7

Onze keuzes voor goed of kwaad hebben in dit leven en in de eeuwigheid gevolgen.

Eenieder krijgt waarvoor hij zich inspant. Wat de mens ook zaait, goed of kwaad, dat zal hij oogsten [zie Galaten 6:7; LV 6:33].8

De Heer heeft ons geboden gegeven. We zullen zijn geboden moeten gehoorzamen als we de zegeningen van gehoorzaamheid [willen] ontvangen.9

Hoe meer we ons houden aan de geboden Gods, des te meer vertrouwen zullen we krijgen dat God onze vriend is en over ons waakt, dat zijn Zoon Jezus onze Middelaar bij de Vader is, dat Hij zijn volk nabij is en dat Hij zal strijden voor de rechten van zijn heiligen en elk wapen zal afweren dat tegen Zion is gericht.10

We kunnen onze kinderen beter van jongs af leren dat zondigen tegen Gods geboden kwalijke gevolgen heeft. Hun moet geleerd worden dat ze zich met kwaaddoen verdriet en ellende op de hals halen, dat hun bespaard blijft als ze goeddoen. En ze moeten zich dat beginsel eigen maken zonder door ervaring te leren wat verdriet en ellende inhouden.11

Elke zonde die ik ooit in deze kerk en dit koninkrijk heb begaan, heeft me duizend keer meer gekost dan zij waard was. We kunnen niet straffeloos zondigen; we kunnen geen goddelijk advies negeren zonder verdriet te ervaren.12

Broeders en zusters, ga op zoek naar God. Roep Hem aan in uw binnenkamer. Keer u niet af van rechtschapenheid en waarheid; daar bereikt u niets mee, u verliest er alleen maar mee.13

Wie niet handelen naar het licht dat ze hebben, krijgen vroeg of laat met de pijnlijke gevolgen te maken; zij ervaren niet dezelfde vreugde, hetzelfde geluk en hetzelfde heil als wie de geboden van God gehoorzamen en voortdurend goeddoen. De goddelozen zijn altijd vervuld van angst. Waarom zou een man of vrouw eigenlijk zondigen? Het levert hen totaal niets op. We kunnen beter de Heer dienen, want wie de Heer ’s morgens, ’s middags en ’s avonds dienen, zijn gelukkig, of ze nu arm of rijk zijn.14

Leg een volk, natie, koninkrijk of geslacht de vraag voor en zij zullen u antwoorden dat ze op zoek zijn naar geluk. Maar hoe doen ze dat? Neem nou bijvoorbeeld het overgrote deel van het mensdom, hoe zoeken zij hun geluk? Door uit alle macht de duivel te dienen; en de laatste die de mensenkinderen willen aanbidden, de laatste wiens wetten zij willen naleven, is wel God. Ze willen God niet aanbidden, noch zijn naam eren, noch zijn wetten naleven. Dag in, dag uit lasteren ze zijn naam. Nagenoeg de hele wereld zoekt zijn geluk in zonde. Gods wetten worden overtreden, zijn naam gelasterd, de enige bron waaruit geluk vloeit, de rug toegekeerd.

Als het werkelijk tot ons door zou dringen dat het geluk niet te vinden is op de paden der zonde en in de hoven der wetschenders, zouden we er al gauw de dwaasheid van inzien. Ieder man en vrouw zou inzien dat we voor ons geluk aan de slag moeten gaan en de werken der gerechtigheid moeten doen, alsmede de wil van onze Vader in de hemel. Want het is uit zijn hand dat we alle geluk, zegen, glorie, heil, verhoging en eeuwige levens krijgen die we ooit zullen hebben in dit leven of in de eeuwigheid.15

Laten we getrouw zijn en ons tooien met de gunsten van het evangelie. Kwaaddoen levert echt niets op. Liegen, stelen, godslastering, dronkenschap, achterklap en verloochening van Jezus Christus hebben verdriet en wroeging tot gevolg. De mens, die is geschapen naar Gods beeld, verlaagt zich ermee. Maar iemand die goeddoet, de geboden van God onderhoudt, liefdadig en menslievend is, krijgt vreugde en geluk, de Heilige Geest en uiteindelijk verhoging in het koninkrijk van onze Vader.16

Ons eeuwige loon zal overeenkomstig de wet zijn die we verkiezen te gehoorzamen gedurende ons korte verblijf op aarde.

Bedenk wel dat ons leven hier maar even duurt. Aan de andere kant van de sluier leven we echter eeuwig. We zullen net zo lang leven en bestaan als onze Schepper bestaat. Onze eeuwige bestemming hangt af van hoe wij ons korte sterfelijke leven doorbrengen.17

Als we ons er echt bewust van worden dat onze bestemming — ons toekomstige geluk, onze verhoging en heerlijkheid, of onze toekomstige ellende, verwording en verdriet — alle afhangen van de korte tijd die we in deze wereld doorbrengen, kan ik u zeggen dat het niemand op deze aarde enig goed zal doen om zijn tijd te verdoen aan het verkeerde. (…) Als iemand ooit wordt gezegend, dan komt die zegen van de Heer, want de duivel is niet tot zegenen geneigd en hij zal de mensenkinderen geen enkele zegen schenken. Hij werkt juist heel hard om ze af te leiden van de paden der gerechtigheid en waarheid.18

De God des hemels, die deze aarde heeft geschapen en zijn kinderen erop heeft geplaatst, heeft hun een wet gegeven, waarmee ze kunnen worden gered en verhoogd in een koninkrijk van heerlijkheid. Want alle koninkrijken is een wet gesteld en alles in het heelal wordt bij wet geregeld. Welke wet iemand ook onderhoudt, hij wordt door die wet beschermd en ontvangt de beloning die hem door die wet gegarandeerd wordt [zie LV 130:20–21]. Het is de wil van God dat al zijn kinderen de hoogste wet gehoorzamen, opdat zij de hoogste heerlijkheid mogen ontvangen die bestemd is voor alle onsterfelijken. Maar God heeft al zijn kinderen wilsvrijheid gegeven. Zij kiezen zelf welke wet zij gehoorzamen.19

Niemand zal celestiale heerlijkheid ontvangen, tenzij hij zich aan de celestiale wet houdt; niemand zal terrestriale heerlijkheid ontvangen, tenzij hij zich aan de terrestriale wet houdt; en niemand zal telestiale heerlijkheid ontvangen, tenzij hij zich aan de telestiale wet houdt [zie LV 88:19–33]. Er is groot verschil tussen het licht van de middagzon en het schijnsel van de sterren bij nacht, maar dat verschil is niet groter dan het verschil in heerlijkheid tussen de verschillende delen van het koninkrijk van God.20

De Heer heeft aan ons de celestiale wet geopenbaard, wat wil zeggen dat Hij ons de volheid van het evangelie van Jezus Christus heeft gegeven, alsmede kennis over de beginselen van het eeuwige leven. (…)

Als we de celestiale wereld zouden binnengaan, zouden we worden gedreven door de geest die daar heerst en zouden de beginselen waarmee we daar worden bestuurd voortdurend in ons zijn. We moeten in deze wereld diezelfde geest en beginselen bezitten. We dienen ons te houden aan de celestiale wet hier en verenigd te zijn in het beginsel dat het volk Gods verenigt dat in zijn tegenwoordigheid vertoeft. Alleen zo kunnen wij dezelfde heerlijkheid als zij krijgen.

Dat zijn de beginselen die ons dag aan dag worden geleerd en die wij moeten leren naleven. Daarvoor moeten we onze zelfzucht afleggen en alle verkeerde beginselen loslaten.21

Wie goeddoet zal beloond worden, maar wie zich in dit of enig andere geslacht keert tegen God of zijn werk zal daar bittere spijt van krijgen en treuren. (…) Iemand die goeddoet, kloekmoedig is in het getuigenis van Jezus Christus, het evangelie gehoorzaamt en zijn verbonden nakomt, zal na door de sluier te zijn gegaan in de tegenwoordigheid van God en het Lam komen. Daar hij zich aan de celestiale wet heeft gehouden, gaat hij de celestiale heerlijkheid binnen, wordt hij door die wet beschermd en heeft hij in alle eindeloze tijden van de eeuwigheid deel aan die heerlijkheid. Het loont om de wet van God te gehoorzamen in de korte tijd dat iemand op aarde is.22

We doen er goed aan om ons hart te doorzoeken en ons meteen voor te nemen om de werken der gerechtigheid te doen, onze Vader in de hemel te eren, onze plicht jegens God en onze naaste te doen, en het koninkrijk van God op te bouwen. Dan zullen we begrijpen dat we, om gelukkig te worden en voor de onsterfelijke ziel een volheid van heerlijkheid zeker te stellen, de celestiale wet moeten naleven en bezield moeten worden door een deel van de celestiale Geest van God. We zullen ook begrijpen dat zondigen, de wet van God overtreden en zijn naam lasteren, ons verdriet en ellende brengt, alsmede de stoffelijke en geestelijke dood. Als we de paden der ongerechtigheid bewandelen, stellen we de Heilige Geest en onze broeders teleur en brengen we onszelf schade toe.23

De weg tot leven is ons gewezen; en als we die weg niet volgen staart alleen de dood ons nog in het gezicht. Laten we halt houden en eens goed nadenken — laten we eens kijken wat het beste voor ons is: het eeuwig leven of de eeuwige dood (…). U hebt duidelijke leringen gehoord, ingegeven door de kracht van de Heilige Geest en het getuigenis van Jezus Christus. Nu is het de tijd om te beslissen wie u gaat dienen.24

Uw toekomstige zegeningen, uw verhoging en heerlijkheid, werelden zonder eind, zijn afhankelijk van de richting die u hier aanhoudt. Het pad naar het eeuwige leven ligt voor u. (…) Het is aan u om dat pad te bewandelen.25

God plaatst het heil binnen ons bereik, voorziet in eenvoudige gedragsregels en geeft ons de kracht om die na te leven.

U heeft het heil, het eeuwige leven en de eerste opstanding binnen bereik; sterker nog, alle zegeningen die God ooit beloofd heeft aan enig volk op aarde, worden u aangeboden en zijn binnen uw bereik in zoverre u uw plicht doet.26

Er staat de heiligen der laatste dagen niets in de weg; hun pad is duidelijk en ligt uitnodigend voor hen.27

Er is slechts één weg en die loopt recht vooruit; en de beginselen en regels waardoor u zich moet laten leiden op die weg zijn eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen. Dat is de weg die wij moeten volgen. Ik vind dat we grotelijks gezegend zijn dat we de ware weg kennen.28

Hoewel de Heer veel van ons verlangt, verlangt Hij niets dat we niet kunnen volbrengen. We kunnen zijn geboden onderhouden ongeacht onze situatie en de middelen die we bezitten. Er is geen mens zo arm of hij kan het evangelie gehoorzamen. Ze kunnen zich laten dopen voor vergeving van hun zonden en als ze de geboden van God onderhouden, zal Hij hun de kracht en de mogelijkheden geven om te volbrengen wat er van hen wordt verwacht.29

Ik bid dat we die koers zullen volgen, zodat we tevreden zullen zijn over ons boek wanneer we door de sluier zijn gegaan. We vinden onze geschiedenis en ons boek daar terug in de grote bibliotheek van het celestiale koninkrijk van onze God en we zullen weten wat we in dit leven hebben gedaan. Als we iets verkeerds hebben gedaan, zullen we daar spijt van hebben. Daar moeten we ons van bekeren en proberen het beter te doen. Ik bid dat we de Geest van God bij ons mogen hebben om ons in onze arbeid te leiden totdat we hier klaar zijn. Dan zullen we na onze dood ontvangen worden in het koninkrijk van God. We zullen blij zijn als we het goede hebben gedaan; want onze ogen hebben niet gezien, onze oren hebben niet gehoord en het is nog nooit bij de mensenkinderen opgekomen welke heerlijkheid de zoons en dochters van Adam wacht. Dat is nu nog voor ons verborgen en we zullen het pas zien als we in de tegenwoordigheid van God en het Lam komen.30

Er is nog nooit een godvruchtig mens geweest die zich zal hoeven schamen of spijt zal hebben als hij of zij in de tegenwoordigheid van God komt.31

Ideeën voor studie en onderwijs

Denk na over deze ideeën terwijl u het hoofdstuk bestudeert of u zich voorbereidt op uw onderwijs. Zie pp. V–X voor meer informatie.

  • Neem het verhaal op pagina 214–216 door. Door welke beginselen liet ouderling Woodruff zich leiden bij zijn antwoord aan broeder Benbow?

  • Lees de laatste alinea op p. 216. Waarom is het in tegenspraak met Gods natuur om iemand ‘de hemel in te dwingen’ of iemand ‘dwang op te leggen’? Wat doet onze hemelse Vader om ons zover te krijgen dat we het pad kiezen dat naar het eeuwige leven leidt?

  • President Woodruff heeft gezegd: ‘Eenieder krijgt waarvoor hij zich inspant’ (p. 217). Wat betekent dat voor u? Hoe kan deze uitspraak van invloed zijn op onze beslissingen?

  • Welke zegeningen krijgen we volgens president Woodruff in dit leven als we de geboden onderhouden? Wat zijn de gevolgen als we er niet voor kiezen om de geboden te onderhouden? (Zie pp. 217–218.)

  • Lees de vierde en vijfde alinea op p. 217. Hoeveel kost de zonde ons?

  • Hoe beïnvloeden onze dagelijkse beslissingen onze eeuwige bestemming? (Zie pp. 218, 220–221.) Waarom is het belangrijk om in gedachte te houden dat dit leven kort is vergeleken met de eeuwigheid?

  • Wat zou u tegen een familielid of een vriend zeggen die geluk nastreeft zonder de geboden te onderhouden? Wat kunt u uit eigen ervaring zeggen om die persoon te helpen?

  • Waarom denkt u dat mensen soms het gevoel hebben dat eeuwig heil niet haalbaar is? Welke leringen van president Woodruff op pp. 222–223 zijn volgens u in het bijzonder geruststellend voor mensen die zo denken?

  • Hoe kunnen ouders hun kinderen leren om goede beslissingen te nemen zonder de wilsvrijheid van hun kinderen geweld aan te doen?

Relevante teksten: Jozua 24:15; Jesaja 64:4; Kolossenzen 3:24–25; 1 Nephi 3:7; 2 Nephi 2:25–30; Alma 7:14–25; 41:10; Helaman 14:30–31; LV 130:20–21

Noten

  1. Deseret News: Semi-Weekly, 13 juni 1882, p. 1.

  2. ‘Sayings and Writings of Prest. Woodruff’, Contributor, juli 1894, p. 538.

  3. Deseret News, 26 oktober 1889, p. 561.

  4. The Discourses of Wilford Woodruff, samengesteld door G. Homer Durham (1946), pp. 278–279.

  5. Millennial Star, 28 november 1895, pp. 754–755.

  6. The Discourses of Wilford Woodruff, pp. 8–9.

  7. Deseret News: Semi-Weekly, 9 mei 1882, p. 1.

  8. Millennial Star, 2 september 1889, p. 548.

  9. Deseret News: Semi-Weekly, 2 mei 1876, p. 4.

  10. Deseret News: Semi-Weekly, 26 juli 1881, p. 1.

  11. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 105.

  12. Deseret News: Semi-Weekly, 14 december 1880, p. 1.

  13. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 262.

  14. Deseret News, 22 februari 1865, p. 162.

  15. The Discourses of Wilford Woodruff, pp. 259–260.

  16. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 23.

  17. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 244.

  18. Deseret News, 22 februari 1865, p. 162.

  19. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 10.

  20. Deseret News: Semi-Weekly, 12 januari 1875, p. 1.

  21. Deseret News, 6 januari 1858, p. 350.

  22. Deseret News, 23 december 1874, p. 741.

  23. Deseret News, 4 februari 1857, p. 879.

  24. Journal of Discourses, deel 9, p. 222.

  25. ‘Y. M. M. I. A. Annual Conference’, Contributor, augustus 1895, p. 638.

  26. Contributor, augustus 1895, p. 638.

  27. Deseret News: Semi-Weekly, 26 juli 1881, p. 1.

  28. The Discourses of Wilford Woodruff, p. 307.

  29. Deseret News: Semi-Weekly, 2 mei 1876, p. 4.

  30. Millennial Star, 14 mei 1896, p. 311.

  31. Deseret News: Semi-Weekly, 20 mei 1873, p. 1.