2008
Ga je met me mee naar het jeugdwerk?
Juli 2008


Ga je met me mee naar het jeugdwerk?

‘Door kleine en eenvoudige dingen [worden] grote dingen (…) teweeggebracht’ (Alma 37:6).

Iedereen in groep drie, en ik ook, vond dat Christy op het schoolplein de beste was op het klimrek en op de schommel. Niemand kon zo snel klimmen of hoog schommelen als Christy. In spelletjes was ze ook al zo goed. Maar het belangrijkste voor mij aan Christy was dat we goede vriendinnetjes waren. Tijdens een van de pauzes op school vroeg Christy me eens: ‘Ga je met me mee naar het jeugdwerk?’

Ik had nog nooit van het jeugdwerk gehoord. ‘Wat is dat?’, vroeg ik.

Christy legde uit: ‘Het jeugdwerk is iets speciaals voor kinderen bij ons in de kerk. Als je komt, ga je liedjes zingen, krijg je nieuwe vriendinnetjes, leer je nieuwe dingen en ontmoet je mijn jeugdwerklerares — zij is echt héél aardig.’

‘Net zo aardig als juf Palmer?’, vroeg ik. Niemand kon zo aardig zijn als onze juf van groep drie in mijn beleving.

Christy moest lachen. ‘Ja, ze is net zo aardig als juf Palmer.’

Na school rende ik de hele weg naar huis om mijn moeder te vragen of ik naar het jeugdwerk mocht. Maar mijn moeder was minder enthousiast dan ik. ‘Ik heb wat meer informatie nodig’, zei ze. ‘Hoe heet Christy’s kerk?’

Nou, dat was een moeilijke vraag om mee te beginnen. Ik zei dan ook tegen mijn moeder: ‘Ik ben de naam vergeten. Het is een lange naam en ik had er nog nooit van gehoord.’ Ik zag wel aan mama’s bezorgde gezicht dat mijn antwoord niet echt hielp.

‘Wacht even. Ik ga Christy meteen even bellen!’ Ik rende naar de telefoon en draaide het nummer van Christy voordat mama iets kon zeggen.

Christy nam na twee keer rinkelen de telefoon al op. ‘Hallo?’

‘Christy!’, riep ik uit. ‘Wat is de naam van je kerk ook alweer?’ Ik luisterde aandachtig en zei toen: ‘Mam, de naam van Christy’s kerk is De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.’ Toen de frons op mama’s gezicht niet verdween, wist ik dat ik hulp nodig had. Ik zei door de telefoon: ‘Christy, kan jouw moeder misschien even met mijn moeder praten over het jeugdwerk?’

Ik denk dat Christy de wanhoop in mijn stem had gehoord, want in vijf tellen had ze haar moeder aan de telefoon. Onze moeders waren al snel als goede vriendinnen aan het praten en het lachen samen. Toen zei mijn moeder tegen Christy’s moeder dat ik mee mocht naar het jeugdwerk!

De eerste keer in het jeugdwerk was nog fijner dan Christy had gezegd. Christy had gelijk, onze jeugdwerklerares was echt héél aardig. Net zo aardig als juf Palmer. Ik kreeg zelfs een eigen boekje Geloof in God van haar.

Toen ik die dag weer thuis was, liet ik mama mijn boekje zien en vertelde ik haar alles over het jeugdwerk. Ik zong zelfs het liedje ‘Hallo!’ (Kinderliedjes, p. 130) voor haar en mijn twee broers. Dat liedje hadden alle kinderen ook voor mij gezongen. Toen mama het plaatje van Jezus Christus op de voorkant van het boekje bekeek en een paar bladzijden las, leek ze stilletjes na te denken. Toen zei ze dat ik elke week met Christy mee mocht naar het jeugdwerk als ik dat wilde.

Nou, dat wilde ik wel! Maar ik ben daarna maar een paar keer geweest omdat de zomervakantie begon en we met ons gezin op vakantie gingen. We pakten onze spullen in de auto en reden van Californië helemaal naar de boerderij van mijn oma in Illinois (VS).

Op de tweede dag van onze reis reden we door Utah en zagen we borden langs de snelweg met de naam van Christy’s kerk erop. Het waren uitnodigingen voor iets wat het bezoekerscentrum in Salt Lake City heet. Mama zei dat ze daar wilde stoppen om meer over de kerk te weten te komen.

Toen we het bezoekerscentrum binnenkwamen, werden we bij de deur begroet door een vriendelijke man met een naamplaatje. Hij gaf ons een rondleiding en mama had veel vragen. De man leek al die vragen graag te beantwoorden. Na de rondleiding schreef mama haar naam en adres in het gastenboek en kruiste ze een vakje aan met ‘JA’ ernaast. Dat betekende dat ze graag meer informatie over de kerk wilde krijgen.

Na onze vakantie kwamen twee jongemannen naar onze flat, die zichzelf ‘Elders’ noemden. Ze vertelden ons dat ze zendelingen waren die helemaal uit het bezoekerscentrum in Salt Lake City bericht hadden gekregen dat mama meer informatie over de kerk wilde. Ze zeiden dat ze ons gezin graag wilden leren over het plan van onze Hemelse Vader en het evangelie van Jezus Christus. Toen begonnen de zendelingen ons gezin les te geven.

De eerste keer dat we samen naar de kerk gingen, vertelde ik mijn familie dat ze hun armen moesten vouwen als ze in het kerkgebouw waren. Ik had in het jeugdwerk geleerd dat je op die manier eerbied toont. We probeerden die dag allemaal onze armen gevouwen te houden, maar er kwamen zo veel mensen naar ons toe om ons een hand te geven en welkom te heten dat we onze armen al gauw niet meer gevouwen hielden.

Aan het einde van onze lessen met de zendelingen vroegen ze of mama zich wilde laten dopen en lid worden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ze zei dat ze erover moest bidden. De volgende ochtend om zes uur belde mama de zendelingen. Ze zei dat ze de hele nacht had gebeden over haar doop en dat ze dat graag wilde! Mijn broers en ik zeiden ook dat we ons wilden laten dopen.

Ik weet nog goed dat ik het water in de doopvont in stapte. Ik droeg witte kleding en voelde me zo blij van binnen dat ik wel wilde lachen en huilen tegelijk. Ik keek op en zag tranen van vreugde bij mama. Toen keek ik naar Christy, die bijna net zo enthousiast was als ik omdat het eigenlijk allemaal begonnen was toen ze me vroeg: ‘Ga je met me mee naar het jeugdwerk?’